ECLI:NL:TGDKG:2020:18 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/673181/ DW RK 19/532

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:18
Datum uitspraak: 25-02-2020
Datum publicatie: 27-02-2020
Zaaknummer(s): C/13/673181/ DW RK 19/532
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Beslissing op verzet. Klaagster beklaagt zich over de betekening van een dwangbevel. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 25 februari 2020 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 24 september 2019 met zaaknummer C/13/659340 / DW RK 18/652 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/673181/ DW RK 19/532 ED/WdJ ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klaagster,

tegen:

[ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij e-mail met bijlagen, ingekomen op 21 december 2018, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 30 januari 2019, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 24 september 2019 heeft de voorzitter de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klaagster is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van diezelfde datum. Bij brief met bijlagen, ingekomen op 1 oktober 2019, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van

14 januari 2020 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 25 februari 2020.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klaagster heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat zij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

-          Bij exploot van 18 december 2018 heeft de gerechtsdeurwaarder een in executoriale vorm uitgegeven dwangbevel, d.d. 13 december 2018, betekend aan klaagster.

4. De oorspronkelijke klacht

Klaagster beklaagt zich er over dat de gerechtsdeurwaarder een dwangbevel heeft betekend zonder eerst op voorhand een schrijven aan klaagster te hebben gestuurd. Bovendien heeft klaagster een bewijs d.d. 3 september 2018 waar duidelijk op staat dat zij de boete en administratiekosten niet hoeft te betalen zolang het beroep in behandeling is. Klaagster verzoekt de gerechtsdeurwaarder maatregelen op te leggen en de kosten op de gerechtsdeurwaarder te verhalen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn slechts gerechtsdeurwaarders aan tuchtrechtspraak onderworpen. Een gerechtsdeurwaarderskantoor kan niet als beklaagde worden aangemerkt. Bij het onderzoek wie als beklaagde kan worden aangemerkt geldt als leidraad de uitspraak van het gerechtshof Amsterdam van 12 augustus 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014: 3696). Uit dit arrest volgt dat bij klachten tegen een samenwerkingsverband de tuchtrechter zelf dient te onderzoeken tegen welke gerechtsdeurwaarder(s) van het samenwerkingsverband de klacht zich richt.

4.2 Uit de door partijen overgelegde producties komt voldoende naar voren dat de heer [ ] verantwoordelijk gehouden kan worden voor de ambtshandeling waarover wordt geklaagd. Nu de heer [ ] ook het verweerschrift heeft medeondertekend ziet de voorzitter genoeg aanleiding [ ] aan te merken als beklaagde. Hiermee is in de aanhef van de beslissing al rekening gehouden. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.3 De gerechtsdeurwaarder heeft met het betekenen van de executoriale titel (lees: het dwangbevel) gevolg gegeven aan de op hem rustende wettelijke ministerieplicht. Dit houdt in dat indien hem wordt verzocht ambtshandelingen te verrichten, waartoe hij bevoegd is, daarmee automatisch de verplichting ontstaat tot het verrichten van de ambtshandeling. Het uitvoeren van de ambtshandeling (in dit geval het betekenen van het dwangbevel) kan onmiddellijk plaatsvinden nadat hij de opdracht heeft gekregen. De gerechtsdeurwaarder is niet verplicht om vooraf enige vorm van kennisgeving te doen uitgaan richting de schuldenaar. Van enig tuchtrechtelijk klachtwaardig handelen is niet gebleken. Te meer omdat de gerechtsdeurwaarder terecht stelt dat klaagster zich nu niet (meer) kan beroepen op de brief van 3 september 2018, nadat op 18 november 2018 al duidelijk was geworden dat het ingestelde beroep van klaagster kennelijk niet-ontvankelijk was verklaard.

4.4 Voor zover klaagster meent aanspraak te maken op de vergoeding van (een deel van gemaakte) kosten, overweegt de voorzitter geen aanleiding te zien dit toe te kennen aan klaagster, als de in het ongelijk gestelde partij.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klaagster als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klaagster aangevoerd dat de beslissing van de officier van justitie van 18 september 2018 niet aangetekend is verzonden en zij er vanuit ging dat de betreffende brief een aanmaning was. Klaagster voert verder aan dat zij alle recht heeft op een dwangsom.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet dient dan ook ongegrond te worden verklaard.

7.2 Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter,

mr. I.M. Nusselder en A.M. Maas, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.