ECLI:NL:TGDKG:2020:15 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/670600 / DW RK 19/425

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:15
Datum uitspraak: 28-01-2020
Datum publicatie: 30-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/670600 / DW RK 19/425
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er samengevat over dat hij is gedagvaard en wil schadevergoeding, omdat hij in eer en goede naam is aangetast. De kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 januari 2020 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 30 juli 2019 met zaaknummer C/13/652799 DW RK 18/448 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/670600 / DW RK 19/425 ED/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

[ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagde,

gemachtigde: [ ].

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 16 augustus 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder. Bij verweerschrift, ingekomen op 27 september 2018, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 30 juli 2019 heeft de voorzitter van de Kamer voor gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 30 juli 2019. Bij brief, ingekomen op 7 augustus 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 december 2019 alwaar klager en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 januari 2020.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- De gerechtsdeurwaarder heeft klager bij exploot van 24 juli 2018 gedagvaard te verschijnen ter zitting van de kantonrechter tegen 17 augustus 2018.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat hij is gedagvaard op 24 juli 2018 en wil schadevergoeding, omdat hij in eer en goede naam is aangetast.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechts­deur­waar­ders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaar­ders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaar­ders­­wet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechts­deur­waar­der, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 De voorzitter overweegt dat het de woningbouwvereniging vrij stond om tot dagvaarding over te gaan nu de vordering van de woningbouwvereniging niet tijdig was voldaan. De gerechtsdeurwaarder is op grond van zijn ministerieplicht verplicht een dagvaarding te betekenen als daarom wordt verzocht. Indien klager het niet eens was met de vordering had het op zijn weg gelegen om verweer te voeren bij de civiele rechter. Hiervan heeft klager geen gebruik gemaakt. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is niet gebleken.

4.3 Ten aanzien van het verzoek van klager om schadevergoeding, dient hij zich te wenden tot de civiele rechter. Het tuchtrecht is hiervoor niet de geëigende weg.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd:

a) het niet eens te zijn met de beslissing van de voorzitter, omdat hij wel in zijn eer en goede naam is aangetast;

b) dat de gerechtsdeurwaarder had moeten weten dat hij niet langer op het adres uit de huurovereenkomst woonde. Dit heeft hij al bij de eerste brief die hij ontving van de gerechtsdeurwaarder aangegeven.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient ongegrond te worden verklaard.

7.2 Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Amsterdam dient de kamer bij de behandeling van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter de oorspronkelijke klacht te toetsen. Dit betekent dat in verzet de oorspronkelijke klacht niet met nieuwe klachten kan worden aangevuld. Klager kan daarom niet worden ontvangen in zijn eerst in verzet aangevoerde klacht onder b.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, mr. I.M. Nusselder en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet geen rechtsmiddel open.