ECLI:NL:TGDKG:2020:14 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/672084 / DW RK 19/485

ECLI: ECLI:NL:TGDKG:2020:14
Datum uitspraak: 28-01-2020
Datum publicatie: 30-01-2020
Zaaknummer(s): C/13/672084 / DW RK 19/485
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. Klager beklaagt zich er onder meer over dat de gerechtsdeurwaarder geweigerd heeft klager de vordering ter plekke te laten voldoen om de ontruiming te voorkomen. De kamer is het eens met de beslissing van de voorzitter en verklaart het verzet ongegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 28 januari 2020 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van 27 augustus 2019 met zaaknummer C/13/657369 / DW RK 18/594 en het daartegen ingestelde verzet met zaaknummer C/13/672084 / DW RK 19/485 ED/SM ingesteld door:

[ ],

wonende te [ ],

klager,

tegen:

1. [ ],

toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],

2. [ ],

gerechtsdeurwaarder te [ ],

beklaagden

1. Ontstaan en verloop van de procedure

Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 19 november 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij

verweerschrift, ingekomen op 31 december 2018, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Bij beslissing van 27 augustus 2019 heeft de voorzitter van de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders (hierna: de voorzitter) de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager is een afschrift van de beslissing van de voorzitter toegezonden bij brief van 27 augustus 2019. Bij brief, ingekomen op 10 september 2019, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 december 2019 alwaar klager en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 januari 2020.

2. De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft verzet ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in het verzet kan worden ontvangen.

3. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:

- bij verstekvonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 juni 2016 is klager –samengevat – veroordeeld tot betaling van een geldsom alsmede de proceskosten aan de verhuurder [ ] (de opdrachtgever) en om binnen acht dagen na betekening van het verstekvonnis de woning te ontruimen;

- de grosse van het verstekvonnis is op 23 juni 2016 aan klager betekend en op 30 juni 2016 is de ontruiming aangezegd;

- op 8 juli 2016 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 de woning ontruimd;

- op 16 december 2016 heeft de advocaat van klager per brief contact opgenomen met de gerechtsdeurwaarders waarop zij bij brief van 9 januari 2017 inhoudelijk hebben gereageerd.

4. De oorspronkelijke klacht

Klager beklaagt zich er samengevat over dat de gerechtsdeurwaarders:

a) diens aanbod dan wel dat van zijn broer om ter plekke de vordering te voldoen om de ontruiming te voorkomen heeft geweigerd;

b) betalingen voor en na de woningontruiming niet hebben verrekend met de vordering;

c) hem niet hebben toegestaan de koelkast mee te nemen;

d) voor een tweede maal loonbeslag hebben gelegd terwijl de vordering zou zijn voldaan;

e) geen betalingsregeling hebben aangeboden ter voorkoming van beslag;

f) zich onbeschoft hebben gedragen doordat klager slechts 15 minuten kreeg om persoonlijke spullen te pakken en dat hij geen privacy heeft gekregen om te bellen.

5. De beslissing van de voorzitter

5.1 De voorzitter heeft als volgt op de klacht overwogen:

4.1 Op grond van artikel 34 lid 1 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders, waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat -gerechtsdeurwaarders en degene die is toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid bedoelde opleiding, onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert. De gerechtsdeurwaarders hebben aangevoerd dat de kamer de klacht betreffende de woningontruiming als gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 1 en betreffende de loonbeslagen als gericht tegen gerechtsdeurwaarder sub 2 moet beschouwen. Daarom worden deze gerechtsdeurwaarders als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van beslissing rekening gehouden.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de voorzitter dat klager op 20 juni 2016 bij verstekvonnis is veroordeeld en nadien heeft nagelaten de vordering vrijwillig te voldoen. Tevens blijkt uit het verweerschrift en de overgelegde producties dat de gerechtsdeurwaarder sub 1 tijdens de ontruiming met klager, de heer [ ] en de heer [ ] heeft gesproken over het bewerkstelligen van de volledige betaling van de vordering. Klager is er niet in geslaagd om de vordering ter plekke alsnog volledig te voldoen zodat gerechtsdeurwaarder sub 1 de woningontruiming heeft doorgezet. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de voorzitter dat uit de producties van de gerechtsdeurwaarders blijkt dat de betalingen weldegelijk zijn verwerkt. Uit de vorderingsspecificatie, die op 8 november 2017 door de gerechtsdeurwaarders is verstrekt aan de advocaat van klager, blijkt dat de betalingen ad € 535,- van 24 juni, 25 juli en 24 augustus 2016 in mindering zijn gebracht op de vordering. Dit klachtonderdeel treft derhalve geen doel.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de voorzitter dat uit het verweerschrift en de overgelegde producties volgt dat klager een busje heeft geregeld om een gedeelte van diens spullen te vervoeren. Klager heeft destijds de koelkast zelf niet meegenomen. Niet gebleken is dat hij de koelkast van de gerechtsdeurwaarder niet mocht meenemen. Verder blijkt dat de gemeente Amsterdam de achtergebleven zaken in opslag heeft genomen dan wel heeft besloten bepaalde zaken, in het onderhavige geval de koelkast, af te voeren. Klager kan gerechtsdeurwaarder sub 1 niet verwijten dat hijzelf de koelkast niet heeft meegenomen en dat de gemeente Amsterdam heeft besloten de koelkast af te voeren. Naar het oordeel van de voorzitter is dit klachtonderdeel ongegrond.

4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel d overweegt de voorzitter als volgt. Klager is op 20 juni 2016 bij verstekvonnis veroordeeld en heeft nadien nagelaten de vordering vrijwillig te voldoen. Uit de brief van 11 juni 2018 blijkt dat het verschuldigde toen nog niet volledig was voldaan. De door gerechtsdeurwaarder sub 2 gelegde loonbeslagen, in 2017 onder [ ] de toenmalig werkgever van klager en medio juni 2018 onder het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, zijn niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm, nu klager op grond van artikel 3:276 van het Burgerlijk Wetboek met zijn hele vermogen instaat voor de vordering. Het staat de gerechtsdeurwaarder op grond van artikel 435 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vrij om beslag te leggen op alle vermogensobjecten van klager. Tuchtrechtelijk laakbaar handelen is daarbij niet gebleken.

4.6 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de voorzitter dat een betalingsregeling een mogelijkheid is voor een schuldenaar, klager dus, om zonder (meer) bijkomende kosten de vordering te kunnen voldoen. Het aanbieden van een betalingsregeling is geen verplichting van de schuldeiser of de gerechtsdeurwaarders. Het is aan klager zelf om een deugdelijk betalingsvoorstel te doen. Naar het oordeel van de voorzitter is ook dit klachtonderdeel ongegrond.

4.7 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de voorzitter als volgt. Gerechtsdeurwaarder sub 1 heeft het gestelde met betrekking tot de onheuse bejegening uitdrukkelijk ontkend. Nu enig klachtwaardig handelen op dit punt wegens de betwisting door gerechtsdeurwaarder sub 1 niet kan worden vastgesteld, dient de klacht als zijnde kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

5.2 Op grond hiervan heeft de voorzitter de klacht van klager als kennelijk ongegrond afgewezen.

6. De gronden van het verzet

In verzet heeft klager aangevoerd dat:

a) de middelen en de wil er was om de schuld onmiddellijk (ten tijde van de ontruiming) te voldoen, maar de gerechtsdeurwaarders hebben het aanbod geweigerd. Volgens het vonnis van de rechtbank had klager nog de gelegenheid om te betalen om de ontruiming te voorkomen;

b) de gerechtsdeurwaarder geen reden had om twee keer loonbeslag te leggen.

7. De beoordeling van de gronden van het verzet

7.1 De kamer overweegt dat de voorzitter bij de beoordeling van de inleidende klacht de juiste maatstaf heeft toegepast. De gronden van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter leveren geen nieuwe gezichtspunten op die maken dat de kamer aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toekomt. De kamer is het met de beslissing van de voorzitter eens en het verzet tegen die beslissing dient om die reden ongegrond te worden verklaard.

7.2 Ten aanzien van de ontruiming wenst de kamer nog te benadrukken dat de gerechtsdeurwaarders gevolg hebben te geven aan de op hen rustende verplichting van het uitvoeren van een ambtshandeling; in dit geval de ontruiming van de woning. Met dat in gedachten hebben de gerechtsdeurwaarders zich naar oordeel van de kamer coulant opgesteld door klager voor aanvang van de feitelijke ontruiming de mogelijkheid te bieden de vordering in zijn geheel te voldoen. Er rust op de gerechtsdeurwaarders geen (prevalerende wettelijke) verplichting om op dat moment, dan wel tijdens de ontruiming akkoord te gaan met een deelbetaling. Daarbij speelt een rol dat klager bij de betekening van het ontruimingsvonnis een periode van 8 dagen heeft gehad waarbinnen hij iets had kunnen regelen met de gerechtsdeurwaarders. Dat is niet gebeurd. Dat klager, zoals hij zelf stelt, ten tijde van de betekening mentaal in de situatie verkeerde waarin hij een en ander niet goed heeft kunnen overzien verklaart mogelijk het handelen van klager, maar kan de gerechtsdeurwaarder niet worden tegengeworpen.

7.3 Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING:

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, mr. I.M. Nusselder en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.