ECLI:NL:TGDKG:2020:11 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam nummer C/13/656711 DW RK 18/580
ECLI: | ECLI:NL:TGDKG:2020:11 |
---|---|
Datum uitspraak: | 28-01-2020 |
Datum publicatie: | 30-01-2020 |
Zaaknummer(s): | nummer C/13/656711 DW RK 18/580 |
Onderwerp: | Ambtshandelingen (art. 2 Gdw) |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klacht ongegrond. Klager beklaagt zich er samengevat over dat gerechtsdeurwaarder het vonnis van 31 augustus 2017 niet heeft bestudeerd en ten onrechte betekeningskosten en nakosten in rekening heeft gebracht naast een ten onrechte gelegd beslag. |
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 28 januari 2020 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer C/13/656711 DW RK 18/580 ED/SM ingesteld door:
[ ],
wonende te [ ],
klager,
gemachtigde: [ ],
tegen:
1. mr. [ ],
2. [ ],
gerechtsdeurwaarders te [ ],
3. [ ],
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [ ],
beklaagden,
gemachtigde: [ ].
Ontstaan en verloop van de procedure
Bij klachtenformulier met bijlagen, ingekomen op 5 november 2018, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders. Bij verweerschrift, ingekomen op 24 december 2018, hebben de gerechtsdeurwaarders op de klacht gereageerd. Klager heeft schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen. De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van
17 december 2019 alwaar gerechtsdeurwaarder sub 3, klager en de gemachtigde van klager zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting zijn aantekeningen gemaakt. De uitspraak is bepaald op 28 januari 2020.
1. De feiten
Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden:
- Bij vonnis van 31 augustus 2017 van de voorzieningenrechter te Rotterdam is klager (als eiser in kort geding) veroordeeld in het betalen van een geldbedrag aan proceskosten aan de wederpartij;
- Op 2 september 2017 heeft klager de verschuldigde proceskosten rechtstreeks aan de wederpartij voldaan.
- Bij exploot van 5 september 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 het vonnis van 31 augustus 2017 aan klager betekend met gelijktijdig bevel aan de inhoud te voldoen.
- Op 23 november 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 beslag gelegd onder gerechtsdeurwaarders [ ], gevestigd te [ ], ten laste van klager. Bij exploot van 24 november 2017 is het gelegde beslag aan klager overbetekend.
- Bij e-mail van 24 november 2017 heeft de advocaat van klager bezwaar gemaakt tegen het gelegde beslag. Hierop heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 gereageerd, waarop tot en met 28 december 2017 over en weer is gecorrespondeerd.
- Op 18 december 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 2 beslag gelegd op de onroerende zaak van klager.
- Bij exploot van 19 december 2017 heeft gerechtsdeurwaarder sub 1 het gelegde beslag aan klager betekend.
- Bij brief van 30 oktober 2018 heeft de advocaat van klager gerechtsdeurwaarder sub 3 verzocht om een voorstel om de kwestie op te kunnen lossen.
- Hierop heeft gerechtsdeurwaarder sub 3 bij e-mail 31 oktober 2018 gereageerd.
2. De klacht
Klager beklaagt zich er samengevat over dat:
a) gerechtsdeurwaarder sub 2 het vonnis van 31 augustus 2017 niet heeft bestudeerd en ten onrechte betekeningskosten en nakosten in rekening heeft gebracht;
b) gerechtsdeurwaarder sub 3 weigert het beslag van 23 november 2017 op te heffen, terwijl de betaling reeds was ontvangen en in de bodemprocedure was geoordeeld dat de beslagen onrechtmatig waren;
c) gerechtsdeurwaarder sub 1 ten onrechte beslag op zijn onroerende zaak heeft gelegd.
3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarders
De gerechtsdeurwaarders hebben de klacht gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.
4. De beoordeling van de klacht
4.1 Gerechtsdeurwaarders (waaronder mede wordt begrepen waarnemend gerechtsdeurwaarders, toegevoegd gerechtsdeurwaarders, kandidaat-gerechtsdeurwaarders en degenen die zijn toegevoegd in het kader van de stageverplichting bij de in artikel 25, eerste lid, bedoelde opleiding) zijn ingevolge artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk gerechtsdeurwaarder, waarnemend gerechtsdeurwaarder, toegevoegd gerechtsdeurwaarder of kandidaat-gerechtsdeurwaarder niet betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.
4.2 In kort geding heeft de voorzieningenrechter te Rotterdam in het vonnis van 31 augustus 2017 ter zake van het dictum het volgende opgenomen:
5.2. Veroordeelt [ ] in de proceskosten, aan de zijde van [ ] tot op heden begroot op € 1.434,00,
5.3. Veroordeelt [ ] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [ ] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel a. stellen de gerechtsdeurwaarders dat in het vonnis van 31 augustus 2017 moet worden gelezen dat de opdrachtgever
(i) aanspraak maakt op de nakosten ad € 131,00 en er voor kiest om het vonnis direct te betekenen of
(ii) klager verzoekt om binnen twee weken de proceskosten te voldoen en hij bij het uitblijven van tijdige betaling ervan aanspraak kan maken op de nakosten ad € 199,00 (€ 131,00 + € 68,00) te vermeerderen met de explootkosten.
Daar tegenover stelt klager dat van het voldoen van de nakosten geen sprake kon zijn, aangezien betaling van de proceskosten binnen twee weken na het wijzen van het vonnis waren voldaan.
4.4 Dat tussen de gerechtsdeurwaarders en klager een verschil bestaat over hoe het dictum van het vonnis moet worden gelezen is onmiskenbaar. Opmerkelijk is wel dat, hoewel klager zich gesterkt voelt in het oordeel van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag van 26 oktober 2018, de gemachtigde van klager ter zitting heeft erkend zich ervan bewust te zijn dat vaste jurisprudentie heeft uitgemaakt dat de nakosten (á € 133,--) normaliter opeisbaar zijn na een gewezen vonnis. Wat daarvan ook mogen zijn, het is niet aan de gerechtsdeurwaarders om hierover in discussie te gaan met (de gemachtigde van) klager. Klager dient dit geschil voor te leggen aan de gewone rechter en niet aan de tuchtrechter. De omstandigheid dat de bodemprocedure (bij uitspraak van 6 september 2017) een gunstige uitkomst heeft opgeleverd voor klager doet hier niets aan af.
4.5 Ten aanzien van klachtonderdelen b. en c. overweegt de kamer dat op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht rust indien hem wordt verzocht een vonnis ten uitvoer te leggen. De gerechtsdeurwaarders hebben niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door het vonnis te executeren. Tegen de tenuitvoerlegging van het vonnis kan klager opkomen door een executiegeschil aan te spannen tegen de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder. Executiegeschillen kunnen onder meer aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd. Het tuchtrecht biedt daarvoor niet de geëigende weg. De gerechtsdeurwaarders hebben de bezwaren tegen het gelegde beslag voorgelegd aan hun opdrachtgever. Het is niet aan de gerechtsdeurwaarders om inhoudelijk in te gaan op de bezwaren van klager. Evenmin is het aan de gerechtsdeurwaarders om het beslag zelfstandig op te heffen. Die bevoegdheid komt immers de beslaglegger toe, i.c. de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarders.
4.6 Op grond van het voorgaande oordeelt de kamer dat van tuchtrechtelijk laakbaar handelen geen sprake is en wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E. Diepraam, plaatsvervangend-voorzitter, mr. I.M. Nusselder en mr. J.M. Wisseborn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2020, in tegenwoordigheid van de secretaris.
Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing, hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.