ECLI:NL:TDIVTC:2020:64 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2020/20

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2020:64
Datum uitspraak: 16-12-2020
Datum publicatie: 29-01-2021
Zaaknummer(s): 2020/20
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Beklaagde wordt verweten dat er na afloop van een onder narcose uitgevoerde gebitsbehandeling bij een hond tijdens de recovery een te hete kruik tegen de rug van de hond is aangelegd, waardoor er een brandwond is ontstaan. Gegrond, waarschuwing.

X,       klaagster,                 

tegen:

Y,       beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweerschrift, de repliek en de dupliek. Met instemming van partijen heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden. De zaak is door het college in raadkamer besproken, waarna uitspraak is bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten dat er na afloop van een door haar uitgevoerde gebitsbehandeling bij de hond van klaagster een te hete kruik tegen de rug/zijflank van de hond is aangelegd, waardoor er een brandwond is ontstaan.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

31. Het gaat in deze zaak om de hond van klaagster, een Shih Tzu, geboren op 30 maart 2008.

3.2. Op 23 oktober 2019 heeft beklaagde bij de hond onder narcose een gebitsbehandeling uitgevoerd en een wratje op de rug afgeknoopt. Omdat de hond tijdens de operatie iets teveel was afgekoeld, heeft de hond in de recoveryruimte een kruik en een deken gekregen. De hond is dezelfde dag door klaagster opgehaald.

3.3. Enkele dagen nadien ontdekte de zoon van klaagster - klaagster verbleef toen in het buitenland - op de rug/zijflank van de hond een plekje, dat gedurende de daarop volgende dagen groter werd. Op advies van klaagster is haar zoon met de hond op 29 oktober 2019 terug gegaan naar de praktijk, waar een dierenarts, niet zijnde beklaagde, onderzoek heeft verricht en uitging van een brandwond, waarschijnlijk veroorzaakt door de na de gebitsbehandeling tegen de hond aangelegde kruik.  Ter behandeling van de wond is Dermiel wondzalf voorgeschreven en Rimadyl tegen de pijn en ontstekingsreacties. Omdat de hond veel hinder van de wond bleef ondervinden, zich uitend in janken en piepen, heeft klaagster op 1 november 2019 vanuit het buitenland telefonisch contact opgenomen met de praktijk. Haar werd geadviseerd de wond te blijven insmeren en zonodig te koelen met een nat washandje en op maandag 4 november 2019 met de hond voor controle naar de praktijk te komen.

3.4. Klaagster heeft haar vakantie in het buitenland afgebroken en is op maandag 4 november 2019 met de hond  naar de praktijk gekomen waar een dierenarts, niet zijnde beklaagde, heeft vastgesteld dat de wond erg pijnlijk was en dat de korsten, die voor de hond erg jeukten, niet zonder narcose verwijderd zouden kunnen worden. Er is naast Rimadyl ook een antibioticum (Clavubactin) en aanvullende pijnstillende medicatie in tabletvorm (Tralieve) voorgeschreven.

3.5. Op 7 november 2019 heeft opnieuw een consult op de praktijk plaatsgevonden en heeft onder narcose uitgebreide wondreiniging en debridement (verwijdering van dood, beschadigd of geïnfecteerd weefsel)  plaatsgevonden, waarna wondverband is aangebracht en is geïnstrueerd de eerder voorgeschreven medicatie voort te zetten.

3.6. Op 9 november 2019 heeft een verbandwissel plaatsgevonden en is een injectie met Tralieve aan de hond toegediend, waarna een vervolgafspraak ter controle is gemaakt. Bij een consult op 12 november 2019 werd vastgesteld dat de wond er goed uitzag en dat er sprake was van herstel. Afgesproken werd het gebruik van Tralieve af te bouwen en het gebruik van Rimadyl nog te blijven voortzetten totdat de wond geheel genezen zou zijn. Op 15 november en 20 november heeft nog een verbandwissel plaatsgevonden, waarna - naar het college heeft begrepen - de behandeling kon worden beëindigd.

3.7. De klacht betreft de na operatie opgetreden complicatie, waardoor de hond veel pijn heeft geleden en een zichtbare, blijvende beschadiging in de vorm van een kale plek op de rug/zijflank heeft overgehouden.

4. HET VERWEER   

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Beklaagde heeft daarbij met zoveel woorden erkend dat zij het waarschijnlijk acht dat de brandwond het gevolg is van de kruik die tijdens de recovery na de door haar uitgevoerde gebitsbehandeling tegen de hond is aangelegd. Op het verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is de vraag of beklaagde ten aanzien van de door of onder haar (mede) verantwoordelijkheid aan de hond verstrekte nazorg na de door haar uitgevoerde operatie tekort is geschoten, een en ander als bedoeld in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren.

5.2. Beklaagde heeft op 23 oktober 2019 bij de hond van klaagster onder narcose een gebitsbehandeling uitgevoerd, alsook een wratje op de rug afgeknoopt. Tegen de uitvoering van deze behandelingen zijn door klaagster geen bezwaren geuit en is ook niet kunnen blijken dat daarbij onjuist of nalatig is gehandeld. Omdat de hond iets teveel was afgekoeld tijdens de operatie, heeft de hond tijdens de recovery een kruik en een deken gekregen om de lichaamstemperatuur weer op normaal niveau te krijgen.

5.3. Op 29 oktober 2019 is bij een consult op de praktijk vastgesteld dat zich op de linkerzijde van de rug van de hond een grote plek bevond met zwarte necrose zones in de roze huid en de huid daaronder en is qua waarschijnlijkheids­diagnose uitgegaan van een brandwond, veroorzaakt door de na de ingreep aangelegde kruik. Omdat ook beklaagde niet uitsloot dat de brandwond het gevolg is geweest van de kruik die tegen de hond is aangelegd, zijn daarvoor excuses aan klaagster aangeboden.

5.4. Hoewel beklaagde nog wel heeft gesteld dat de kruik in een dikke fleece kruikzak was verpakt, kan er naar het oordeel van het college in redelijkheid vanuit worden gegaan dat de complicatie in de vorm van de brandwond is veroorzaakt door de kruik, bijvoorbeeld doordat deze, ondanks de fleecezak, toch te warm was dan wel mogelijk niet goed was afgesloten, waardoor een te hete kruik of te heet water in aanraking is gekomen met de huid. Naar het oordeel van het college had dit kunnen worden voorkomen door de kruik voorafgaand aan het aanleggen ervan te controleren op temperatuur en/of lekkages en/of door gedurende de periode van de recovery de toestand van de hond beter te (laten) observeren, waarbij alsdan eerder aan het licht zou zijn gekomen dat de kruik te warm was. De aldus verleende nazorg na de operatie is naar het oordeel van het college niet naar behoren en niet overeenkomstig de zorgvuldige beroepsuitoefening geweest.

5.5. Op grond van het voorgaande is de klacht gegrond in die zin dat hier sprake is geweest van een vermijdbare fout, die door of onder (mede)verantwoordelijkheid van beklaagde is gemaakt. Met betrekking tot de op te leggen maatregel acht het college een waarschuwing passend, waarbij is meegewogen dat tegenover klaagster excuses zijn aangeboden en dat de kosten van de behandeling van de brandwond niet aan klaagster in rekening zijn gebracht.

6. DE BESLISSING   

Het college:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een waarschuwing als bedoeld in artikel 8.31, eerste onderdeel a van de Wet dieren.

Aldus vastgesteld te ’s Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden dierenartsen drs. J. Hilvering, drs. M. Lockhorst, drs. J.A.M van Gils en drs. B.J.A. Langhorst-Mak, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers en uitgesproken op 16 december 2020.