ECLI:NL:TDIVTC:2020:62 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2019/73

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2020:62
Datum uitspraak: 26-11-2020
Datum publicatie: 29-01-2021
Zaaknummer(s): 2019/73
Onderwerp: Paarden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Dierenarts wordt verweten bij een klinisch en röntgenologisch onderzoek van een paard en het daarvan opgemaakte keuringsrapport veterinair onjuist c.q. onzorgvuldig te hebben gehandeld. Ongegrond.

X,     klager,

tegen

Y,      beklaagde.

DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 24 september 2020. Beide partijen waren daarbij aanwezig. Na afloop van de zitting is de zaak door het college in raadkamer besproken en is uitspraak bepaald.

2. DE KLACHT

Beklaagde wordt verweten, samengevat, bij een klinisch en röntgenologisch onderzoek van het paard van klager en het daarvan opgemaakte keuringsrapport, veterinair onjuist c.q. onzorgvuldig te hebben gehandeld.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op het (toenmalige) paard van klager, een KWPN-hengst, die ten tijde van de keuring waar de klacht betrekking op heeft ongeveer 12 jaar oud was.

3.2. Klager is eigenaar van een paardenbedrijf dat zich onder meer bezighoudt met de in- en verkoop van paarden en beschikte in die hoedanigheid over meerdere handelspaarden. Op 22 februari 2018 heeft beklaagde in opdracht van klager 10 handelspaarden, waaronder het in deze zaak betreffende paard, gekeurd in het kader van een mogelijke verkoop in de toekomst, zodat aan toekomstige aspirant-kopers desgevraagd een keuringsrapport kon worden overhandigd. Het paard is zowel klinisch als röntgenologisch gekeurd. Als conclusie is door beklaagde in het keuringsrapport genoteerd ‘Klinisch en röntgenologisch zie rapport’.

3.3. Klager stelt dat het paard later, bij aankoopkeuringen in opdracht van geïnteresseerde aspirantkopers, meermaals is afgekeurd. Daarnaast heeft klager het keuringsrapport en de door beklaagde gemaakte röntgenfoto’s ter beoordeling voorgelegd aan een andere dierenarts, die onder meer als bevinding noteerde ‘op de zijdelingse opname van de rug beeld passend bij kissing spines (verhoogd risico)’. Deze op schrift gestelde beoordeling is in het geding gebracht.

3.4. Klager stelt zich in de onderhavige tuchtprocedure op het standpunt dat beklaagde het paard ten onrechte heeft goedgekeurd.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dat verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. Aan de orde is de vraag of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts jegens het paard van klager had behoren te betrachten dan wel of hij anderszins tekort is geschoten in hetgeen van hem als beoefenaar van de diergeneeskunde mocht worden verwacht, een en ander als neergelegd in artikel 8.15 juncto artikel 4.2 van de Wet dieren. Klager is in de voorfase van de procedure reeds bericht dat het college niet oordeelt over financiële aangelegenheden.

5.2. Het college stelt allereerst vast dat de klacht niet ziet op de wijze of methode waarop de keuring an sich door beklaagde is uitgevoerd. Ter zitting heeft beklaagde toegelicht dat hij het paard klinisch en röntgenologisch heeft onderzocht. Op verzoek van klager heeft een uitgebreide röntgenologische keuring plaatsgevonden, waarbij in aanvulling op de standaard set röntgenfoto’s van de benen ook foto’s van de hals en rug zijn gemaakt. Omdat er in verband met een beschadiging van de rechter voorhoef een ijzeren plaatje aan de betreffende hoef zat en de (open toon) ijzers van het paard om medische redenen op verzoek van klager niet verwijderd mochten worden, zijn geen röntgenfoto’s van de straalbenen gemaakt.

5.3. Op basis van de klinische bevindingen en de röntgenopnames heeft beklaagde een keuringsrapport opgesteld. Onder ‘beoordeling van de röntgenfoto’s’ is ten aanzien van zowel het linker als rechterstraalbeen geen klasse indeling vermeld – in plaats daarvan is een schuine streep gezet – en is ten aanzien van zowel het linker als het rechter kootgewricht als klasse indeling ‘2 3’ vermeld. Ten aanzien van de hoeven is aangegeven dat het paard rechtsvoor een plaatje op de hoef had en dat het paard een ‘open toon’ beslag had. Voor het overige zijn in het rapport door beklaagde geen afwijkingen c.q. bijzonderheden genoteerd.

5.4. Met betrekking tot de röntgenfoto’s van de hals en rug, heeft beklaagde in verweer toegelicht dat de zijdelingse opnamen een beperkte ruimte vertoonden tussen de processa spinosa, maar dat daartussen geen reactie zichtbaar was en dat het klinisch onderzoek van het paard, dat op dat moment 12 jaar oud was, geen afwijkingen naar voren had gebracht. Gelet hierop acht het college, dat de röntgenfoto’s ook zelf heeft beoordeeld, niet onbegrijpelijk dat beklaagde op basis van de hals en rugfoto’s geen aanleiding heeft gezien om de bevindingen dienaangaande als afwijkingen c.q. bijzonderheden in het keuringsrapport te noteren, in welk kader beklaagde ook niet onterecht heeft opgemerkt dat er niet altijd een eenduidige conclusie valt te verbinden aan röntgenopnamen van rug- en halswervels en er bij die beoordeling ook betekenis toekomt aan het klinische beeld.

5.5. Het college heeft de klacht aldus begrepen dat beklaagde wordt verweten dat hij het paard ten onrechte heeft goedgekeurd. Dit verwijt steunt op het gegeven dat het paard volgens klager later (meermaals) zou zijn afgekeurd op basis van röntgenonderzoek van de benen en hals c.q. rug. Het college kan klager in deze klacht niet volgen. Allereerst volgt voor het college uit de in het keuringsrapport vermelde conclusie ‘klinisch en röntgenologisch zie rapport’ nog niet dat beklaagde het paard heeft goedgekeurd, maar per saldo enkel dat hij heeft verwezen naar zijn in het rapport genoteerde onderzoeksbevindingen. Het college heeft geen reden om in twijfel te trekken dat beklaagde, zoals hij ter zitting heeft toegelicht, voorafgaand aan dan wel tijdens de keuring heeft aangegeven dat, nu er geen röntgenopnamen van de straalbenen gemaakt konden worden in verband met de ijzers die niet verwijderd mochten worden, geen volledige keuring kon worden uitgevoerd. Het college kan beklaagde volgen waar hij ervoor heeft gekozen om in de conclusie van het rapport voor de klinische en röntgenologische bevindingen te verwijzen naar het rapport zelf, waarin ten aanzien van de straalbenen door middel van een schuine streep ook duidelijk is aangegeven dat daarvan geen röntgenfoto’s zijn gemaakt. Voor zover klager heeft gesteld dat het paard op een later moment door meerdere dierenartsen in het kader van een aankoopkeuring zou zijn afgekeurd, zijn daarvoor geen bewijsstukken in het geding gebracht, naast dat, naar het college heeft begrepen, die bedoelde keuringen ruim een jaar na de keuring door beklaagde zouden hebben plaatsgevonden, waardoor er ook niet vanuit kan worden gegaan dat beklaagde eerder ook tot een evidente afkeuring had moeten komen.

5.6. Gelet op het voorgaande is de klacht ongegrond.

6. DE BESLISSING

Het college:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ’s Gravenhage door mr. A.J. Kromhout, voorzitter, en door de leden drs. B.J.A. Langhorst-Mak, drs. M. Lockhorst, drs. J. Hilvering en drs. B.G. Tillema, en uitgesproken op 26 november 2020.