ECLI:NL:TAHVD:2020:84 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190335 en 190336

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:84
Datum uitspraak: 03-04-2020
Datum publicatie: 04-04-2020
Zaaknummer(s): 190335 en 190336
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Niet-ontvankelijk hoger beroep omdat er geen grieven binnen de beroepstermijn zijn ingediend bij het hof.

BESLISSING                               

van 3 april 2020

in de zaken 190335 en 190336

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klagers

tegen:

verweerders

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad) van 25 november 2019 in de zaken met nummer 19-331/DH/RO en 19-332/DH/RO, op dezelfde dag aan partijen toegezonden. De raad heeft in beide klachtzaken klachtonderdeel a), met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, deels niet ontvankelijk en deels ongegrond, zoals weergegeven in 5.4 en 5.5 van de bestreden beslissing en klachtonderdelen b) en c) ongegrond verklaard.

1.2    De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2019:49.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    Het beroepschrift van klagers tegen deze beslissing is per e-mail op 12 december 2019 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van de e-mail van 27 januari 2020 namens klagers.

2.2    Het hof heeft bij e-mail van 4 februari 2020 partijen laten weten dat eerst beoordeeld zal worden of dit hoger beroep in behandeling kan worden genomen en partijen daarbij bericht de voorvraag op basis van de schriftelijke stukken in raadkamer te beoordelen en geen reden te zien hiervoor een mondelinge behandeling te houden.

2.3    Per mail van 17 maart 2020 is de samenstelling van de kamer en de uitspraakdatum aan partijen bericht.

3    BEOORDELING

3.1    Het beroepschrift van klagers van 12 december 2019 bevat geen enkel bezwaar tegen de beslissing van de raad van 25 november 2019. De gemachtigde van klagers vraagt enkel om een termijn van vier weken te geven voor het aanvullen van de beroepsgronden “en vervullen van overige vereisten”.

3.2    Artikel 56 lid 3 Advocatenwet schrijft voor dat het beroep bij met redenen omklede memorie wordt ingediend. Dit betekent dat een appellant alle grieven die hij tegen (de motivering van) de beslissing van de raad wil aanvoeren binnen de beroepstermijn van 30 dagen ter kennis van het hof moet brengen en dat het hof van nadien aangevoerde grieven geen kennis zal kunnen nemen. Dit blijkt niet alleen uit de wet, maar ook uit de mededeling van griffier onderaan de bestreden beslissing van de raad. Klagers hadden hiervan dus op de hoogte kunnen zijn.

3.3    De wet voorziet niet in de mogelijkheid dit verzuim te herstellen. Het beroep moet daarom niet ontvankelijk worden verklaard omdat het beroep niet aan de wettelijke vereisten voldoet.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    verklaart het door klagers ingestelde hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 25 november 2019, met kenmerk 19-331/DH/RO en 19-332/DH/RO, niet-ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. J.D. Streefkerk en G.C. Endedijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2020.

griffier                            voorzitter   

De beslissing is verzonden op 3 april 2020.