ECLI:NL:TAHVD:2020:72 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190080H en 190237H

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:72
Datum uitspraak: 30-03-2020
Datum publicatie: 31-03-2020
Zaaknummer(s): 190080H en 190237H
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Herzieningsverzoek tegen de verzetsbeslissing en tegen de wrakingsbeslissing van de raad is niet-ontvankelijk verklaard. Klager is geen advocaat ten aanzien waarvan een klacht gegrond is verklaard.

BESLISSING                                               

van 30 maart 2020

in de zaak 190080H/190237H

naar aanleiding van het verzoek tot herziening van:

verzoeker

1    DE BESLISSING WAARVAN HERZIENING WORDT VERZOCHT

1.1    Bij beslissing van 9 augustus 2018, gewezen onder zaaknummer 180203, heeft het Hof van Discipline (verder: het hof) een door verzoeker bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden voorgelegde klacht verwezen naar de Raad van Discipline in het ressort Den Haag (verder: de raad). De voorzitter van die raad heeft de klacht van verzoeker bij beslissing van 31 oktober 2018, gewezen met hetzelfde zaaknummer, deels kennelijk ongegrond en deels kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Verzoeker heeft tegen deze beslissing bij de raad verzet aangetekend.

1.2    In de verzetprocedure bij de raad heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend naar aanleiding van de oproepingsbrief voor de mondelinge behandeling van het verzet. Het wrakingsverzoek betreft de leden van de kamer die volgens de oproepingsbrief het verzet ter zitting zouden behandelen. Bij beslissing van 11 december 2018, gewezen onder nummer 18-962/DH/HVD/W, heeft de wrakingskamer van de raad dit verzoek kennelijk ongegrond verklaard.

1.3    Bij de behandeling van het verzet ter zitting van de raad op 17 december 2018 heeft verzoeker de leden van de raad, die de zaak behandelden, opnieuw (mondeling) gewraakt. De raad heeft dit wrakingsverzoek buiten behandeling gesteld omdat de wrakingsgrond - het ter zitting niet voorhanden hebben van voornoemde wrakingsbeslissing van 11 december 2018 - niet raakt aan de onafhankelijkheid van de leden in de kamer van de raad.

1.4    De raad heeft vervolgens het verzet tegen de voorzittersbeslissing verder behandeld en bij uitspraak van 25 februari 2019 gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard. De verzetsbeslissing van de raad is op tuchtrecht.nl gepubliceerd als ECLI:NL:TADRSGR:2019:131. De voorzittersbeslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSGR:2018:246. 

1.5    Verzoeker heeft tegen de verzetsbeslissing en tegen de wrakingsbeslissing van de raad hoger beroep ingesteld bij het hof. Dit heeft geleid tot de beslissing van 13 december 2019, gewezen onder nummers 190080 en 190237, waarin het beroep van verzoeker tegen de wrakingsbeslissing niet-ontvankelijk is verklaard en de verzetsbeslissing van de raad is bekrachtigd. Deze beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TAHVD:2020:28.

2    HET VERZOEK TOT HERZIENING

2.1    Het verzoek van 30 december 2019, waarbij de gemachtigde van verzoeker het hof om herziening verzoekt van de beslissing van 13 december 2019, is op 6 januari 2020 ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van de reactie van verweerder in de hoofdzaak van 11 februari 2020, ter griffie ontvangen op 12 februari 2020.

2.2    Bij brief van 10 februari 2020 heeft het hof de raad in het wrakingsincident verzocht te reageren op het herzieningsverzoek van verzoeker. Bij brief van 3 maart 2020 heeft de raad hierop gereageerd, ter griffie ontvangen per e-mail op 3 maart 2020.

2.3    Bij e-mailbericht van 19 maart 2020 heeft het hof gemachtigde van verzoeker bericht dat de zaak in raadkamer wordt behandeld. Tevens is de samenstelling van de raadkamer medegedeeld, waarbij mr. T. Zuidema de voorzitter is.

2.4    Bij brief van 23 maart 2020 heeft gemachtigde van verzoeker een wrakingsverzoek tegen mr. T. Zuidema ingediend.

2.5    Bij e-mailbericht van 26 maart 2020 heeft het hof gemachtigde van verzoeker bericht dat mr. T. Zuidema berust in het wrakingsverzoek van 23 maart 2020 en dat het wrakingsdossier wordt gesloten.

2.6    In een e-mailbericht van eveneens 26 maart 2020 heeft het hof gemachtigde van verzoeker op de hoogte gebracht van de nieuwe samenstelling van de raadkamer, waarbij mr. A.M. van Amsterdam de voorzitter is. 

2.7    Het hof heeft de zaak in raadkamer behandeld.

3.     BEOORDELING

3.1    Het hof stelt voorop dat tegen een beslissing van het hof in de Advocatenwet geen gewoon rechtsmiddel is opengesteld.

3.2     Bij uitzondering kan hierover anders worden geoordeeld, maar daarvan is in dit geval geen sprake. Verzoeker kan niet worden ontvangen in zijn herzieningsverzoek, omdat hij geen advocaat is ten aanzien van wie een klacht gegrond is verklaard. Reeds op deze grond zal verzoeker in zijn herzieningsverzoek niet-ontvankelijk worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

 - verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn herzieningsverzoek.

Aldus gewezen door mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs A.D.R.M. Boumans en I.P.A. van Heijst, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2020.

griffier    voorzitter   

 De beslissing is verzonden op 30 maart 2020.