ECLI:NL:TAHVD:2020:48 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190262
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2020:48 |
---|---|
Datum uitspraak: | 13-03-2020 |
Datum publicatie: | 20-03-2020 |
Zaaknummer(s): | 190262 |
Onderwerp: | Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Verzet tegen voorzittersbeslissing ongegrond. |
BESLISSING
van 13 maart 2020
in de zaak 190262
naar aanleiding van het verzet van:
klager
tegen:
verweerster
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 9 september 2019, gewezen onder nummer
19-310/A/NH, op die datum aan partijen toegezonden. Hierin is het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 1 juli 2019 ongegrond verklaard. In de voorzittersbeslissing is de klacht van klager tegen verweerster kennelijk ongegrond verklaard.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 Bij beslissing van 11 november 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van het hof klager niet-ontvankelijk geoordeeld in zijn hoger beroep. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 11 november 2019.
2.2 Het verzetschrift van klager is door de griffie van het hof ontvangen op
11 november 2019. Het hof heeft aanvullend nog kennis genomen van:
- het verweerschrift van verweerster van 15 december 2019;
- de e-mail van verweerster van 14 januari 2020;
- de e-mail van klager van 18 januari 2020;
- de e-mail van klager van 23 januari 2020.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 7 februari 2020, waarbij klager is verschenen.
2.4 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.
3 DE BEOORDELING
3.1 Naar aanleiding van het verzet in hoger beroep overweegt het hof als volgt. Artikel 46h lid 7 van de Advocatenwet bepaalt dat tegen een beslissing van de
Raad van Discipline waarbij het verzet tegen een beslissing van de voorzitter van de raad ongegrond of niet-ontvankelijk wordt verklaard geen rechtsmiddel openstaat.
3.2 Deze bepaling lijdt slechts uitzondering indien moet worden geoordeeld dat geen sprake is geweest van een eerlijk proces doordat bij de behandeling van het verzet door de raad in eerste aanleg een fundamenteel rechtsbeginsel is geschonden. Klager heeft niet aangevoerd dat een fundamenteel rechtsbeginsel zou zijn geschonden, waardoor het rechtsmiddelenverbod zou moeten worden doorbroken.
3.3 Het hof oordeelt dat de voorzitter van het hof dit terecht heeft overwogen in zijn beslissing van 11 november 2019. Dit betekent dat aan klager niet de mogelijkheid toekomt om hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de raad. Het verzet van klager dient dan ook ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 11 november 2019 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. A.A.H. Zegers, M.A. Wabeke, R.N.E. Visser en E.W. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 13 maart 2020.