ECLI:NL:TAHVD:2020:43 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190120
ECLI: | ECLI:NL:TAHVD:2020:43 |
---|---|
Datum uitspraak: | 16-03-2020 |
Datum publicatie: | 20-03-2020 |
Zaaknummer(s): | 190120 |
Onderwerp: | Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Beklag tegen beslissing van de deken geen advocaat toe te wijzen (art. 13 Advw). Klager heeft onvoldoende duidelijk gemaakt voor welke procedure hij precies een advocaat nodig heeft. Beklag ongegrond. |
BESLISSING
van 16 maart 2020
in de zaak 190120
naar aanleiding van het beklag van:
klager
tegen:
de Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Den Haag
de deken
1 HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET
Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 7 maart 2019. Bij brief van 4 april 2019 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.
2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF
2.1 Het beklag is op 9 april 2019 ontvangen door de griffie van het hof.
2.2 Het hof heeft verder kennisgenomen van:
- het e-mailbericht met bijlagen d.d. 11 april 2019 van klager;
- het e-mailbericht met bijlagen d.d. 15 april 2019 van klager;
- het e-mailbericht met bijlage d.d. 17 april 2019 van klager;
- de tien e-mailberichten met bijlagen d.d. 13 mei 2019 van klager;
- het e-mailbericht d.d. 17 mei 2019 van klager;
- het e-mailbericht d.d. 4 juni 2019 van het Bureau Haagse Orde van Advocaten;
- het verweerschrift met bijlagen d.d. 26 juni 2019 van de deken;
- het e-mailbericht met bijlage d.d. 26 juli 2019 van klager;
- het e-mailbericht met bijlage d.d. 2 oktober 2019 van de griffie van het hof;
- het e-mailbericht met bijlage d.d. 3 oktober 2019 van klager;
- het e-mailbericht d.d. 1 november 2019 van klager;
- het e-mailbericht d.d. 2 november 2019 van klager;
- het e-mailbericht met bijlage d.d. 20 november 2019 van klager;
- het e-mailbericht met bijlage d.d. 2 december 2019 van de deken, waarin hij zich afmeldt voor de mondelinge behandeling van 27 januari 2019.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 27 januari 2019, waar klager is verschenen.
3 FEITEN
Het volgende is komen vast te staan:
3.1 Klager heeft de deken per e-mail van 20 en 28 februari 2019 verzocht om aanwijzing van een advocaat voor de behandeling van een verzet tegen een door het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) namens het CAK (Centraal Administratie Kantoor) aan hem op 22 januari 2019 betekend dwangbevel tot betaling van openstaande zorgpremies. Het juridisch loket heeft klager doorverwezen naar een advocaat, die de zaak niet in behandeling heeft genomen wegens een gebrek aan kennis op dit rechtsgebied, en aan klager een lijstje van andere te benaderen advocaten meegegeven. In de e-mail heeft klager de deken ook aansprakelijk gesteld voor het niet toewijzen van een advocaat voor zijn belastingzaken.
3.2 Op 18 februari 2019 heeft klager op nader aan te voeren gronden zelf verzet ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft klager bericht dat het verzet moet worden ingesteld door een advocaat.
3.3 Bij beslissing van 7 maart 2019 heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen. De termijn voor het indienen van verzet tegen het dwangbevel was inmiddels verstreken, waardoor in het juridische geschil met de zorgverzekeraar voor klager alleen de mogelijkheid tot het starten van een executiegeschil openstaat. De deken acht deze procedure bij voorbaat kansloos, omdat dan moet worden aangetoond dat de executie van het dwangbevel misbruik van recht zou opleveren. De deken heeft geen omstandigheden kunnen vaststellen op grond waarvan misbruik van recht aan de orde zou kunnen zijn. Ook heeft de deken de aansprakelijkstelling afgewezen.
4 BEOORDELING
4.1 Klager heeft in zijn beklag aangevoerd dat de deken ten onrechte zijn verzoek heeft afgewezen. Hij heeft een advocaat nodig voor het instellen van verzet en voor zijn geschillen met de belastingdienst. Klager heeft tevergeefs geprobeerd een advocaat te vinden die hem op basis van toevoeging kan bijstaan. De deken heeft klager beledigd door geen advocaat aan te wijzen nadat klager moeite had gedaan vijf advocaten te benaderen. De griffie van de rechtbank heeft klager bericht dat hij verplicht een advocaat moet hebben om verzet in te stellen tegen een verstekvonnis. Door het handelen van de deken heeft klager onnodig tijd verspild.
4.2 De deken heeft in zijn verweerschrift van 26 juni 2019 aangevoerd dat het verzoek om aanwijzing van de advocaat incompleet was en klager niet bereid was aanvullende informatie te verstrekken. De deken heeft vervolgens op basis van de informatie die hij wel van klager ontving het verzoek beoordeeld en klager geïnformeerd over de juridische mogelijkheden. Het verzoek om aanwijzing van een advocaat heeft de deken afgewezen omdat de procedure volgens hem kansloos was. In zijn beklag over het niet toewijzen van een advocaat voor zijn belastingzaken is klager volgens de deken niet-ontvankelijk omdat hij daarop al negatief heeft beslist op 24 september 2018.
4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.
4.4 Voor de verzetprocedure tegen het dwangbevel van het CAK geldt dat de termijn voor verzet verstreken is. De deken heeft in dit verband op goede gronden overwogen dat het voeren van een verzetprocedure dan ook kansloos is en er in het dossier geen aanknopingspunt is voor een eventueel beroep op misbruik van recht door het CAK bij het innen van een bestuursrechtelijke premie omdat klager wanbetaler is. Ook bij het hof heeft klager onvoldoende aangevoerd om aannemelijk te maken dat de procedure tegen het CAK redelijke kans van slagen heeft.
4.5 In zijn beklag over het niet toewijzen van een advocaat voor zijn geschillen met de belastingdienst is klager niet-ontvankelijk. Onvoldoende weersproken is dat de deken op dat verzoek al negatief heeft beslist op 24 september 2018. Daarover kan klager in deze procedure niet meer klagen. Daarvoor hij is te laat.
4.6 Op grond van de inhoud van het dossier oordeelt het hof dat klager niet heeft voldaan aan de eisen die artikel 13 Advocatenwet stelt aan een verzoek om aanwijzing van een advocaat. Het beklag tegen de beslissing van de deken dient te worden afgewezen.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 7 maart 2019 ongegrond;
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag voor zover dat ziet op het niet toewijzen van een advocaat voor zijn belastinggeschillen.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann en L. Ritzema, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2020.
griffier voorzitter
De beslissing is verzonden op 16 maart 2020.