ECLI:NL:TAHVD:2020:283 Hof van Discipline 's Gravenhage 190275 190276

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:283
Datum uitspraak: 20-01-2020
Datum publicatie: 17-01-2024
Zaaknummer(s):
  • 190275
  • 190276
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Verwijzing
Beslissingen: Verwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht niet verwezen.

Beslissing van de voorzitter van

het Hof van Discipline

van 20 januari 2020

in de zaken met nummers 190275 en 190276

in de klachtzaak van:       

 

klager
 

tegen:
 

de deken

1 HET VERZOEK

De voorzitter van het hof verwijst naar de e-mailberichten d.d. 6 november 2019 van de deken met bijgevoegd een brief met bijlagen d.d. 6 november 2019. In deze brief informeert de deken de voorzitter twee klachten die klager over de deken heeft ingediend en op grond van het bepaalde in artikel 46c lid 5 van de Advocatenwet aan de voorzitter is doorgeleid.

2 DE BEOORDELING

2.1 De klachten van klager houden in, kort en zakelijk weergegeven, in dat de deken heeft verzuimd onderzoek in te stellen naar de door klager ingediende klachten tegen respectievelijk mr. M., advocaat te Haarlem, en mr. W, voormalig advocaat te Haarlem, en dat de deken daarbij ten onrechte voorbij is gegaan aan nieuwe feiten in de zaken van klager tegen de advocaten.

2.2 In de kern en kort samengevat komen de klachten tegen de advocaten erop neer dat de advocaten in hun hoedanigheid van advocaat van de wederpartij hebben gesteld dat tussen klager en G NL B.V. een arbeidsovereenkomst zou bestaan, terwijl dit niet zo is, dat zij verzuimd hebben een afschrift van die arbeidsovereenkomst en de ontslagbrief van G NL B.V. aan klager te verstrekken en dat zij op grond van een niet rechtsgeldig vonnis proceskosten hebben laten innen.

2.3 Op deze klachten is door de Raad van Discipline in het arrondissement Amsterdam (verder: de raad) en het Hof van Discipline (verder: het hof) onherroepelijk beslist in de zaken 180064 (17-793/A/NH) en 180065 (17-627/A/NH). De klachten zijn (kennelijk) niet-ontvankelijk dan wel (kennelijk) ongegrond verklaard.

2.4 Klager heeft deze klachten opnieuw voorgelegd aan de deken bij brieven van 18 december 2018 (190275) en 3 april 2019 (190276).

2.5 Nadat de deken klager op 8 februari 2019 (190275) heeft bericht de klachten niet in behandeling te nemen omdat daarop reeds onherroepelijk is beslist door de tuchtrechters (zie r.o. 2.3), heeft klager zich richting de deken op het standpunt gesteld dat de klachten behandeld moeten worden omdat sprake is van een nieuw feit. Dit nieuwe feit betreft een vaststelling van de plaatsvervangend voorzitter van het hof, mr. J.D. Streefkerk, in de tuchtprocedure tegen een derde advocaat betrokken bij het arbeidsgeschil tussen klager en G NL B.V. die de voorzitter behandelde en in de wrakingszaak van klager tegen deze voorzitter. Die vaststelling hield in dat tussen klager en G NL B.V. geen schriftelijkearbeidsovereenkomst bestaat.

2.6 De stafjurist van de deken heeft klager daarop per brieven van 16 april 2019 (190276) en 3 juni 2019 (190275) bericht dat geen sprake is van een nieuw feit en dat de klachten niet opnieuw in behandeling worden genomen. Nadat klager de klachten heeft voorgelegd aan de deken bij brief van 27 mei 2019 (190276), 1 juli 2019 (190276), 2 juli 2019 (190275), 7 augustus 2019 (190275) en 8 augustus 2019 (190276) heeft de deken in reactie daarop geschreven dat de klacht niet in behandeling wordt genomen omdat op deze klachten al onherroepelijk is beslist door de tuchtrechter. Klager heeft vervolgens een klacht over de deken geformuleerd in de brieven van 2 en 23 oktober 2019.

2.7 De voorzitter overweegt als volgt ten aanzien van het verzoek om verwijzing van de klacht tegen de deken naar een andere deken.

2.8 Klager heeft tegen diverse advocaten die betrokken zijn bij zijn arbeidsgeschil tegen G NL B.V. klachten ingediend, die bij het hof alleen al tot zeven onherroepelijke beslissingen hebben geleid: 160086, 160143, 170022, 180064, 180065, 180260 en 180328. De voorzitter stelt vast dat klager deze tuchtprocedures tegen advocaten in zijn arbeidszaak tegen G NL B.V. aanwendt in een poging specifieke stukken uit die zaak te verkrijgen, terwijl de tuchtprocedure daarvoor niet is bedoeld. Als blijkt dat de behandelende tuchtrechter vervolgens niet meewerkt met de eisen van klager, gaat klager over tot het middel van wraking om voormelde stukken uit zijn arbeidsgeschil te verkrijgen, wat alleen al bij het hof heeft geleid tot drie wrakingsbeslissingen. De grond van de tuchtklachten en wrakingsverzoeken betreft in de kern steeds hetzelfde verwijt: het niet geven van de gelegenheid tot kennisnemen van stukken in de arbeidszaak. Ook blijkt uit de reeks tuchtklachten van klager in zijn arbeidsgeschil met G NL B.V. dat klager de juridische uitkomsten in dit geschil niet kan accepteren en daarvoor de advocaten verantwoordelijk houdt. Voor zover het hof bekend is, hebben alle tuchtklachten en wrakingsverzoeken tot op heden tot niets geleid. Het moet klager inmiddels duidelijk zijn dat de advocaten geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken in de behandeling van zijn arbeidsgeschil en dat geen afschrift van voormelde stukken kan worden afgedwongen.

2.9 Klager heeft desondanks opnieuw dezelfde klachten ingediend tegen mrs. M en W en zich daarbij beroepen op een vaststelling van een plaatsvervangend voorzitter van het hof in één van voormelde zaken. De voorzitter van het hof is van oordeel dat klager opnieuw op een oneigenlijke manier dezelfde tuchtprocedures tegen advocaten probeert te starten en dat geen sprake is van een nieuw feit. Nu blijkt dat de deken niet meewerkt aan de door klager gewenste tuchtprocedures, dient hij klachten over de deken in. Hierdoor maakt klager misbruik van zijn klachtrecht in de zin van de Advocatenwet. Aan dit handelen van klager moet paal en perk worden gesteld. Het verzoek om verwijzing van de klacht tegen de deken voor onderzoek en behandeling zal worden afgewezen. Ook klager moet zich realiseren dat aan een procedure eens een einde komt. Klager moet er daarom rekening mee dat volgende klachten van klager over deze en aanverwante kwesties niet in behandeling worden genomen

BESLISSING

De voorzitter van het Hof van Discipline:

  • wijst af het verzoek om verwijzing van deze klacht van klager tegen de deken.

Aldus beslist op 20 januari 2020 door mr. T. Zuidema, voorzitter.

Voorzitter                                                                              

De beslissing is verzonden op 21 januari 2020.