ECLI:NL:TAHVD:2020:235 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190013

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:235
Datum uitspraak: 16-11-2020
Datum publicatie: 24-11-2020
Zaaknummer(s): 190013
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Advocaat van de wederpartij. De raad heeft geoordeeld dat verweerster door gehoor te geven aan de wens van verweersters cliënt om niet in te stemmen met het schikkingsvoorstel van klager en om vonnis te vragen, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De inhoud van het verweerschrift is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar en de stelling over vermeende mishandeling en in het geding brengen van een krantenknipsel in over een strafrechtelijk onderzoek evenmin. Het hof verenigt zich met het oordeel van de raad en voegt er nog aan toe dat naar het oordeel van het hof niet gebleken is dat verweerster bewust feiten heeft geponeerd waarvan zij de onjuistheid kende en evenmin dat verweerster zich jegens klager onnodig grievend heeft uitgelaten. Klacht ongegrond.

BESLISSING          

van 16 november 2020

in de zaak 190013

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1    DE PROCEDURE BIJ DE RAAD

1.1    Het hof verwijst naar de beslissing van 17 december 2018 van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch (verder: de raad), gewezen onder nummer: 18-747/DB/LI. Deze beslissing is op 17 december 2018 aan partijen toegezonden. In deze beslissing zijn alle klachtonderdelen ongegrond verklaard.

De beslissing van de raad is als ECLI:NL:TADRSHE:2018:190 op tuchtrecht.nl gepubliceerd.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beroepschrift met bijlagen van klager is per e-mailbericht van 15 januari 2019 door de griffie van het hof ontvangen.

2.2    Verder bevat het dossier van het hof:

-    de stukken van de raad;

-    het verweerschrift;

-    de e-mailberichten van klager van 7 september 2020 en 11 september 2020.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van 21 september 2020, waar klager, verweerster en een kantoorgenoot van verweerster, [naam kantoorgenoot verweerster] zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota, die aan het hof is overgelegd.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.   de vrijheid van haar handelen heeft overschreden;

2.   bewust feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan zij weet dat die onjuist zijn;

3.    zich onnodig grievend over de wederpartij heeft uitgelaten.

4    FEITEN

4.1    De raad heeft in de door verweerder bestreden beslissing de feiten vastgesteld. Er is in hoger beroep geen aanleiding deze feitenvaststelling te wijzigen. De door de raad vastgestelde feiten vormen dus ook in hoger beroep het vertrekpunt bij de beoordeling van deze klacht. De feiten zijn als volgt.

4.2    Tussen klager en diens wederpartij zijn meerdere gerechtelijke procedures aanhangig geweest. Verweerster treedt op als advocaat van de wederpartij van klager.

4.3    In een gerechtelijke procedure heeft verweerster een viertal in opdracht van haar cliënt opgestelde deskundigen rapporten in het geding gebracht. Op 27 oktober 2017 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Na de zitting is geprobeerd een minnelijke regeling tot stand te brengen, in welk kader klagers advocaat een concept vaststellingsovereenkomst aan verweerster heeft toegestuurd. Op 6 november 2017 heeft verweerster telefonisch aan klagers advocaat medegedeeld dat een minnelijke regeling niet tot stand kon komen en dat zij namens haar cliënt om vonnis zou vragen, hetgeen zij bij faxbericht d.d. 6 november 2017 ook heeft gedaan, met een afschrift van het faxbericht aan klagers advocaat.

4.4    Verweerster heeft namens haar cliënt verweer gevoerd tegen een door klager ingediend verzoek tot benoeming van een deskundige. In het verweerschrift d.d. 14 maart 2018 heeft verweerster vermeld dat haar cliënt tegen klager aangiftes had gedaan van mishandeling en dat de strafzaken vervolgens waren geseponeerd. Bij het verweerschrift heeft verweerster een afschrift van een krantenartikel uit [naam krant] d.d. 25 juni 2008 in het geding gebracht, in welk artikel melding wordt gemaakt van de aanhouding van klager vanwege de aanwezigheid van een vuurwapen, een onderzoek naar witwaspraktijken door klager, het ontmantelen van hennepkwekerijen en de inbeslagname van auto’s, een motor en een boot. In het verweerschrift heeft verweerster naar dit krantenartikel verwezen. Voorts heeft verweerster in het verweerschrift gesteld dat klager zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen ter zake een gedwongen ontruiming, ter onderbouwing van welke ontruiming zij een proces-verbaal van een deurwaarder d.d. 7 juli 2016 aan het verweerschrift heeft gehecht, en het rooien van een boom.

4.5    Klager heeft reeds eerder tegen verweerster bij de deken klachten ingediend. Deze klachten hadden, evenals de onderhavige klacht, betrekking op verweersters optreden als advocaat van de wederpartij van klager, doch zagen op andere feiten. Bij beslissing d.d. 4 juli 2016 (15-522/DB/LI en 16-057/DB/LI) zijn de klachten deels niet-ontvankelijk, deels ongegrond en deels gegrond bevonden, waarbij voor het gegrond bevonden onderdeel een berisping aan verweerster is opgelegd. Bij beslissing van de voorzitter d.d. 10 juli 2017 (17-432/DB/LI) is een andere klacht van klager deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Bij e-mail d.d. 15 maart 2018 heeft klager opnieuw bij de deken geklaagd over verweersters optreden.

5    BEOORDELING

5.1    Het hof stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het hof komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Het optreden van verweerster dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld te worden.

5.2    Het hof stelt verder voorop dat de tuchtrechter het handelen of nalaten van de advocaat over wie geklaagd wordt dient te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet. De gedragsregels voor advocaten vormen daarbij een richtlijn, maar of het niet naleven van een gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt per geval door de tuchtrechter beoordeeld.

5.3    De raad heeft geoordeeld dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door gehoor te geven aan de wens van haar cliënt om vonnis te vragen. Ook is de raad van oordeel dat verweerster evenmin een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij namens haar cliënt een viertal in opdracht van haar cliënt opgemaakte deskundigenrapporten in het geding heeft gebracht. Tenslotte oordeelt de raad dat verweersters optreden heeft plaatsgevonden binnen de marges van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid. De raad heeft de klachten van klager ongegrond verklaard.

5.4    Het hof verenigt zich met het oordeel van de raad en maakt de daartoe gehanteerde overwegingen tot de zijne. 

5.5    Het hof voegt daar (naar aanleiding van de toelichting door klager ter zitting) aan toe dat het innemen van stellingen door de wederpartij van klager in een procedure dan wel ter zitting van een rechtbank voor klager confronterend kan zijn en (minst genomen) onvriendelijk kan overkomen. Hetzelfde geldt voor het inbrengen van deskundigen rapportages die tot een andere conclusie leiden dan de door klager ingeschakelde deskundige(n). Dit geldt evenzeer voor het verwijzen naar bepaalde handelingen of gebeurtenissen (zoals ingediende strafaangiften). Echter, deze stellingen zijn daarmee niet automatisch en zonder meer ‘onnodig grievend’, en de deskundigenrapportages zijn daarmee niet vals of onjuist. Immers, uitgangspunt is dat het een advocaat van de wederpartij vrij staat om de belangen van de cliënt te behartigen, al is die vrijheid niet onbeperkt - zoals hiervóór beschreven.

5.6    Hetgeen verder in hoger beroep nog (aanvullend) naar voren is gebracht, leidt niet tot een ander oordeel. Verweerster heeft feiten geponeerd die zij heeft onderbouwd met deskundigenrapportages en een krantenartikel. Dit blijkt uit haar ‘verweerschrift benoeming deskundige’ van 5 maart 2018 en het vonnis van de rechtbank Limburg van 9 november 2017. Dat verweerster bewust feiten heeft geponeerd waarvan zij de onjuistheid kende is naar het oordeel van het hof niet gebleken en evenmin dat verweerster zich jegens klager onnodig grievend heeft uitgelaten.

5.7    Het vorenstaande voert het hof tot de slotsom dat de beslissing van de raad moet worden bekrachtigd.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch van 17 december 2018, gewezen onder nummer 18-747/DB/LI.  

Aldus gewezen door mr. A.M. van Amsterdam, voorzitter, mrs. M.P.C.J. van Bavel en H.J.P. Robers, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 november 2020.                                

griffier    voorzitter            

De beslissing is verzonden op 16 november 2020.