ECLI:NL:TAHVD:2020:188 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200153

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:188
Datum uitspraak: 11-09-2020
Datum publicatie: 12-09-2020
Zaaknummer(s): 200153
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag. Klager stelt een advocaat nodig te hebben om een procedure te starten tegen zijn voormalig advocaat en de verjaring van de aansprakelijkstelling te stuiten. Het hof is met de deken van oordeel dat voor het stuiten van de verjaring van de aansprakelijkstelling van de voormalig advocaat van klager vertegenwoordiging van een advocaat niet is voorgeschreven noch kan dergelijke bijstand uitsluitend door een advocaat geschieden. Daarnaast hebben twee advocaten een negatief advies uitgebracht voor het voeren van de door klager gewenste procedure. Het beklag is ongegrond verklaard.

BESLISSING               

van 11 september 2020

in de zaak 200153

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Noord-Nederland

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ARTIKEL 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen bij brief van 25 juni 2020. Per brief van 29 juni 2020 heeft klager beklag gedaan tegen de beslissing van de deken.

2    DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1    Het beklag is op 30 juni 2020 ontvangen door de griffie van het hof.

2.2    Het hof heeft verder kennisgenomen van:

- aanvullende stukken van klager;

- het dossier van de deken;

- de reactie van de deken op het beklag;

- de reactie van klager op de reactie van de deken.

2.3    Op 30 juli 2020 heeft het hof partijen bericht dat het hof de zaak op basis van de schriftelijke stukken zal beoordelen en zonder mondelinge behandeling zal af doen. Het hof heeft het beklag in raadkamer beoordeeld.

3    FEITEN

3.1    In de periode van 2000 tot 2010 heeft [eerste advocaat klager] klager bijgestaan als advocaat in civielrechtelijke geschillen. Klager was niet tevreden over [eerste advocaat klager]. [tweede advocaat klager] heeft namens klager [eerste advocaat klager] aansprakelijk gesteld. In maart 2019 heeft [tweede advocaat klager] zich teruggetrokken. Zij gaf aan niets meer voor klager te kunnen betekenen.

3.2    Bij brieven van 29 juli 2019 en 25 november 2019 heeft klager de deken verzocht een advocaat aan te wijzen op grond van artikel 13 Advocatenwet. Klager wilde een procedure starten tegen [eerste advocaat klager]. De deken heeft klager laten weten dat hij niet voldeed aan de voorwaarden van artikel 13 Advocatenwet en klager geadviseerd om via de website van de Nederlandse Orde van Advocaten zelf een advocaat te zoeken. Via deze website heeft klager [derde advocaat klager] gevonden. Zij heeft de zaak van klager bestudeerd. Bij brief van 20 november 2019 heeft zij gemotiveerd dat er naar haar mening geen juridische mogelijkheden zijn om klager in deze zaak bij te staan.

3.3    Op 17 februari 2020 en 18 mei 2020 heeft klager de deken wederom verzocht een advocaat aan te wijzen. Bij brieven van 24 februari 2020 en 25 mei 2020 heeft de deken de verzoeken afgewezen, aangezien klager nog steeds niet aan de voorwaarden van artikel 13 Advocatenwet voldeed. 

3.4    Bij brief van 16 juni 2020 volhardt klager in zijn verzoek tot aanwijzing van een advocaat. De deken heeft bij beslissing van 25 juni 2020 het verzoek van klager nogmaals afgewezen. De deken is van oordeel dat niet is gebleken dat het een zaak betreft waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden en dat niet gebleken is dat de betreffende zaak moet dienen in het arrondissement Noord-Nederland.

4    BEOORDELING

4.1    Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

4.2    Het hof begrijpt uit het beklag van klager dat hij van mening is dat hij wel aan de voorwaarden van artikel 13 Advocatenwet voldoet en de deken ten onrechte zijn verzoek heeft afgewezen. Klager stelt een advocaat nodig te hebben om een procedure te starten tegen zijn voormalig advocaat en de verjaring van de aansprakelijkstelling te stuiten en dat hij daartoe, zonder succes, minstens 14 advocaten heeft benaderd. [derde advocaat klager] heeft zijn verzoek afgewezen na telefonisch contact te hebben gehad met [tweede advocaat klager] en niet op grond van feiten.

4.3    Het hof is van oordeel dat hetgeen klager heeft aangevoerd in zijn beklag niet kan leiden tot een andere beslissing dan de deken heeft genomen. Voor het stuiten van de verjaring van de aansprakelijkstelling van de voormalig advocaat van klager is vertegenwoordiging van een advocaat niet voorgeschreven noch kan dergelijke bijstand uitsluitend door een advocaat geschieden. Daarnaast hebben twee advocaten, [tweede advocaat klager] en [derde advocaat klager], een negatief advies uitgebracht voor het voeren van de door klager gewenste procedure en ook is het hof niet gebleken van feiten en omstandigheden op grond waarvan de door klager gewenste procedure een redelijke kans van slagen zou hebben. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 25  juni 2020 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. E.L. Pasma, E.W. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van der Hoorn, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2020.

griffier                            voorzitter   

De beslissing is verzonden op 11 september 2020.