ECLI:NL:TAHVD:2020:124 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 190332

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2020:124
Datum uitspraak: 13-07-2020
Datum publicatie: 14-07-2020
Zaaknummer(s): 190332
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Herziening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Herzieningsverzoek bij het hof na verzetbeslissing van de raad niet-ontvankelijk.

BESLISSING

van 13 juli 2020

in de zaak 190332

naar aanleiding van het herzieningsverzoek van:

klaagster

tegen:

verweerder

1        HET GEDING IN EERSTE AANLEG

1.1        Het hof verwijst naar de beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden (verder: de raad) van 26 september 2018 met nummer 18-574,op die datum aan partijen toegezonden. De voorzitter heeft de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaard. Het hof verwijst verder naar de beslissing van de raad van 13 mei 2019 op het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzet ongegrond verklaard.  

1.2        De beslissing  van de voorzitter is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRARL:2018:285  en de beslissing van de raad als ECLI:NL:TADRARL:2019:73.

2        HET GEDING BIJ HET HOF

2.1        Het herzieningsverzoek van klaagster van deze beslissing is op 17 december 2019  ter griffie van het hof ontvangen. Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-        de stukken van de eerste aanleg;

-        e-mail van klaagster van 11 juni 2020.

2.2        Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 juni 2020, waar klaagster met haar vertrouwenspersoon [naam vertrouwenspersoon] en verweerder met zijn gemachtigde mr. A.C. Tjepkema zijn verschenen. De gemachtigde van verweerder heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3        BEOORDELING

3.1        Op grond van het door klaagster op 17 december 2019 ingediende geschrift was voor het hof niet duidelijk of klaagster beoogde in hoger beroep te komen van de verzetbeslissing van de raad van 13 mei 2019, dan wel of zij beoogde bij het hof herziening van die beslissing te verzoeken. Ter zitting heeft klaagster het hof medegedeeld dat zij bedoeld heeft bij het hof herziening van de beslissing van de raad te vragen op grond van nieuwe feiten.

3.2        Een herzieningsverzoek moet worden ingediend bij de rechter, die de uitspraak waarvan herziening wordt verzocht heeft gedaan. Klaagster kan dan ook niet bij het hof herziening vragen van een uitspraak van de raad en zal reeds hierom in dit verzoek niet-ontvankelijk worden verklaard. Aan een verdere beoordeling van het verzoek van klaagster komt het hof niet toe. 

3.3        Ook indien klaagster bedoeld had hoger beroep van de beslissing van de raad in te stellen, zou dit beroep niet-ontvankelijk zijn verklaard. Voor zover al een beroep zou kunnen worden gedaan op deze uitzonderingssituatie, dient het hoger beroep binnen de wettelijke termijn van 30 dagen te worden ingesteld, waarvan in dit geval geen sprake is.         

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-        verklaart klaagster niet-ontvankelijk in haar herzieningsverzoek van de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 13 mei 2019 met nummer 18-574.

Aldus gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. R. Verkijk en E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2020.

griffier        voorzitter                                  

De beslissing is verzonden op 13 juli 2020.