ECLI:NL:TADRSHE:2020:96 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 20-714/DB/LI/W

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2020:96
Datum uitspraak: 23-11-2020
Datum publicatie: 30-11-2020
Zaaknummer(s): 20-714/DB/LI/W
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Wraking
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Nu op grond van artikel 1 lid 1 Wrakingsprotocol een wrakingsverzoek geen betrekking kan hebben op de griffier, kan het handelen van de griffier geen grond voor wraking kan opleveren, ook niet voor wraking van de voorzitter als verantwoordelijke voor dat handelen. Nu alle feiten en omstandigheden die verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag legt, betrekking hebben op handelen of nalaten van de griffier, dient het verzoek reeds op grond hiervan te worden afgewezen. Het wrakingsverzoek bevat verder ook geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de tuchtrechter schade zou kunnen lijden. Afwijzing wrakingsverzoek.  

Beslissing van de Wrakingskamer van de

Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 23 november 2020

in de zaak 20-714/DB/LI/W

naar aanleiding van het verzoek tot wraking van na te noemen tuchtrechter, ingediend door:

verzoeker

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij de raad van discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (hierna: de raad) is een viertal klachtzaken aanhangig onder de nummers 20-277/DB/LI, 20-604/DB/LI, 20-604/DB/LI en 20-630/DB/LI met verzoeker als klager. Voorafgaande aan de mondelinge behandeling van deze zaken, die op 21 september jl. gepland stond, heeft verzoeker bij e-mail van 18 september 2020 de wraking verzocht van mr. X, voorzitter, en mr. Y, griffier.

1.2    De tuchtrechter heeft niet berust in de wraking en heeft bij e-mail d.d. 15 oktober 2020 verweer gevoerd.

1.3    De wrakingskamer van de raad (hierna: de wrakingskamer) heeft bij zijn beslissing kennisgenomen van de dossierstukken.

1.4    Verzoeker en de tuchtrechter zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het verzoek tot wraking op 26 oktober 2020. Bij e-mail d.d. 23 oktober 2020 heeft verzoeker kenbaar gemaakt dat hij bezwaar heeft tegen het houden van een mondelinge behandeling vanwege de reisbewegingen die daarmee gepaard gaan. Reisbewegingen zijn onwenselijk op grond van de maatregelen als gevolg van het Covid-19 virus, aldus verzoeker. De wrakingskamer heeft verzoeker bij e-mail van eveneens 23 oktober 2020 in de gelegenheid gesteld om, indien verzoeker niet ter zitting wilde verschijnen, schriftelijke aantekeningen aan de raad toe te sturen, waarna op basis van de schriftelijke stukken op het wrakingsverzoek zou worden beslist. Op 26 oktober 2020 heeft verzoeker van deze gelegenheid gebruik gemaakt en schriftelijke aantekeningen aan de wrakingskamer toegezonden. De mondelinge behandeling heeft derhalve geen doorgang gevonden.

2    BEOORDELING

2.1    Op grond van artikel 47 Advocatenwet en artikel 512 Wetboek van Strafvordering is wraking van een tuchtrechter mogelijk op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.2     Van dergelijke feiten en omstandigheden kan sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij of van het voorliggend geschil. Wraking is verder mogelijk als feiten en omstandigheden betreffende de persoon van de tuchtrechter, los van diens subjectieve instelling, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is. Bij dat laatste is ook van belang dat de schijn van partijdigheid wordt vermeden. Elke tuchtrechter wordt uit hoofde van zijn aanstelling vermoed onpartijdig te zijn. Dit is alleen anders als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat de tuchtrechter in kwestie vooringenomen is tegen verzoeker, althans dat de vrees daarvoor bij verzoeker objectief gerechtvaardigd is. De wrakingskamer zal onderzoeken of dergelijke feiten en omstandigheden door verzoeker zijn gesteld en aannemelijk zijn geworden.

2.3    Verzoeker heeft, zakelijk weergegeven, aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat dat de rechterlijke partijdigheid in zijn zaken schade oploopt en voert daartoe aan dat de griffier heeft nagelaten ervoor te zorgen dat het dossier compleet was. Meer in het bijzonder, verwijt verzoeker de griffier dat zij:

1.hem het wrakingsprotocol niet op eerste verzoek heeft toegestuurd;

2.hem het dossier uit 2018 niet ter beschikking heeft gesteld;

3.heeft geweigerd het volledige dossier bij de deken op te vragen;

4.hem heeft bericht dat de werkwijze van de deken niet ter discussie staat;

5.heeft geweigerd inzage te geven in de inventarislijst.

2.4    De wrakingsgrond ten aanzien van de tuchtrechter is volgens verzoeker dat deze “verantwoordelijk is voor alle leden (inclusief griffier) en niet ingegrepen heeft en kostte wat kost de procedure wil voortzetten zonder alle dossierstukken in bezit te hebben ook gezien hier aantoonbaar fraude in het spel is wat mogelijk verborgen wordt door de deken door de raad onjuist / onvolledig te informeren.”

2.5    De wrakingskamer overweegt dat een wrakingsverzoek geen betrekking kan hebben op de griffier (artikel 1 Wrakingsprotocol). De griffier van de wrakingskamer heeft op grond daarvan bij brief d.d. 29 september 2020 aan verzoeker medegedeeld dat het verzoek tegen mr. Y.daarom ingevolge het bepaalde in artikel 2 lid 1 sub d Wrakingsprotocol niet in behandeling wordt genomen.

2.6    Nu op grond van artikel 1 lid 1 Wrakingsprotocol een wrakingsverzoek geen betrekking kan hebben op de griffier, kan het handelen van de griffier geen grond voor wraking kan opleveren, ook niet voor wraking van de voorzitter als verantwoordelijke voor dat handelen. Nu alle feiten en omstandigheden die verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag legt, betrekking hebben op handelen of nalaten van de griffier, dient het verzoek reeds op grond hiervan te worden afgewezen.

2.7    Het wrakingsverzoek bevat verder ook geen feiten of omstandigheden die erop wijzen dat de rechterlijke onpartijdigheid van de tuchtrechter schade zou kunnen lijden.

2.8    De wrakingskamer zal het verzoek tot wraking op grond van het voorgaande afwijzen.

BESLISSING

De wrakingskamer:

- wijst het wrakingsverzoek af;

- bepaalt dat de hoofdzaken met zaaknummers 20-277/DB/LI, 20-604/DB/LI, 20-604/DB/LI en 20-630/DB/LI mondeling zullen worden behandeld op nader te bepalen dag en uur.

Aldus beslist door mr. R.M.M. van den Heuvel, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken en R van den Dungen, leden, bijgestaan door mr.  T.H.G. Huber – Van de Langenberg  als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 november 2020.

Griffier    Voorzitter