ECLI:NL:TADRSGR:2020:79 Raad van Discipline 's-Gravenhage 19-872/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2020:79
Datum uitspraak: 06-04-2020
Datum publicatie: 14-04-2020
Zaaknummer(s): 19-872/DH/DH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. derden, subonderwerp: Deskundigen, getuigen en adviseurs
Beslissingen:
  • Voorwaardelijke schorsing
  • Kostenveroordeling
Inhoudsindicatie: Verweerster heeft op haar website negatieve uitlatingen gedaan over de klager, een deurwaarder, op een wijze waardoor de identiteit van klager achterhaald kon worden. Het onderwerp van de uitlatingen was ook onderwerp van een tuchtklacht tegen klager. Verweerster heeft nagelaten om de uitspraak van de tuchtrechter bij de uitlating op haar website te voegen. De raad legt een voorwaardelijke schorsing op met de bijzondere voorwaarde van het plaatsen van een door de raad voorgeschreven rectificatie gedurende een jaar.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 6 april 2020 in de zaak 19-872/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:

(…)

deurwaarder te (…)

klager

over:

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 9 april 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 24 december 2019 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K078 2019 ar/ak van de deken ontvangen.

1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 9 maart 2020. Daarbij was klager aanwezig. Verweerster is – hoewel behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.

2.2    Klager is als deurwaarder belast met de executie van een vonnis gewezen tegen een cliënt van verweerster.

2.3    Verweerster heeft namens haar cliënt een klacht tegen klager ingediend bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. Deze kamer heeft bij beslissing d.d. 22 januari 2019 de klacht gegrond verklaard en aan klager de maatregel van schorsing voor de duur van drie weken opgelegd.

2.4    Klager heeft tegen de beslissing d.d. 22 januari 2019 hoger beroep ingesteld bij de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van het Gerechtshof Amsterdam.

2.5    Op 22 maart 2019 heeft verweerster een weblog gepubliceerd met als titel “De frauderende deurwaarder, teken niets blanco!". Daarin beschrijft zij de in haar ogen laakbare handelwijze van “een gerechtsdeurwaarder van Surinaamse komaf uit Rotterdam”, waarop haar klacht bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders betrekking heeft. In dit weblog maakt zij ook melding van de inhoud van de beslissing d.d. 22 januari 2019 alsmede van het feit dat klager daartegen hoger beroep heeft ingesteld. Een verwijzing of link naar dan wel vindplaats van deze beslissing bevat het weblog niet.

2.6    De notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van het Gerechtshof Amsterdam heeft bij beslissing van 30 juli 2019 een van de klachtonderdelen gegrond verklaard zonder oplegging van een maatregel. Wat betreft een ander klachtonderdeel werd de cliënt van verweerster niet-ontvankelijk verklaard, terwijl een derde klachtonderdeel ongegrond werd verklaard.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster dat zij:

a)    haar cliënt heeft geadviseerd om een klacht tegen klager in te dienen teneinde hem als deurwaarder in een kwaad daglicht te stellen. Als haar cliënt bezwaren heeft tegen de executie had verweerster haar volgens klager moeten adviseren de weg van een executiegeschil te kiezen;

b)    op internet artikelen publiceert waarin klager in zijn hoedanigheid van deurwaarder van fraude wordt beticht en stelselmatig wordt weggezet als een onbetrouwbaar persoon. In de artikelen noemt verweerster ook de namen van de opdrachtgevers van klager en schendt daarmee hun privacy.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

Klachtonderdeel a)

5.1    De raad stelt voorop dat op grond van de Advocatenwet het klachtrecht niet aan eenieder toekomt maar slechts aan diegene die door een handelen of nalaten van een advocaat rechtstreeks in zijn belang is getroffen. Daarvan is naar het oordeel van de raad in het onderhavige geval geen sprake. De klacht tegen klager is immers niet ingediend door verweerster, maar door haar cliënt. Ten aanzien van dit klachtonderdeel is klager derhalve niet-ontvankelijk. De raad voegt daaraan toe dat het verweerster vrij stond om haar cliënt bij te staan in de klachtprocedure. Bovendien was de klacht van haar cliënt niet van iedere grond ontbloot, nu het Gerechtshof een klachtonderdeel gegrond heeft verklaard.

Klachtonderdeel b)

5.2    Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan. De raad zal de aan verweerster verweten gedragingen hieraan toetsen.

5.3    Waar klager verweerster verwijt dat zij hem in artikelen (meervoud) te schand heeft gemaakt, bevindt zich in het dossier enkel (een verwijzing naar) bovengemeld weblog. Van andere publicaties is de raad niet gebleken.

5.4    De raad is met klager van oordeel dat de aanduiding “een gerechtsdeurwaarder van Surinaamse komaf in Rotterdam” vanwege het feit dat klager de enige Rotterdamse deurwaarder van Surinaamse komaf is, dermate specifiek is dat daaruit de identiteit van klager kan worden afgeleid.

5.5    De raad is evenals de deken van oordeel dat de weergave van de beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam van 22 januari 2019 in het weblog waarop dit klachtonderdeel betrekking heeft weliswaar correct is, maar dat de titel van dat weblog (“De frauderende deurwaarder”) onvoldoende feitelijke grondslag heeft. De kamer voor gerechtsdeurwaarders heeft de gewraakte handelwijze van klager immers niet als fraude betiteld. Verweerster laat in haar blog na aan te geven waarom zij wel meent dat die handelwijze als fraude moet worden beschouwd. Nu de uitspraak van de tuchtrechter niet bij het weblog in kwestie is gevoegd en een link naar die uitspraak ontbreekt, heeft de lezer niet de mogelijkheid zich zelfstandig een oordeel over de handelwijze van klager te vormen. De lezer zal dan al snel afgaan op hetgeen door verweerster in haar webblog is gesteld. Onder deze omstandigheden rustte ook naar het oordeel van de raad op verweerster een bijzondere verplichting haar woorden zorgvuldig te kiezen. Door dit in de titel niet te doen heeft zij onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

5.6    De raad rekent het verweerster bovendien zwaar aan dat zij ondanks de visie van de deken hierover in zijn visie d.d. 8 november 2019 en de daarvoor al bij haar bekend zijnde beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer bij het Gerechtshof te Amsterdam d.d. 30 juli 2019, het blog in kwestie ongewijzigd heeft gehandhaafd. Daarmee heeft zij klager onnodig beschadigd.

6    MAATREGEL

6.1    Met name vanwege hetgeen onder 5.4 tot en met 5.6 is overwogen, acht de raad een  voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden. Niet alleen vormt de ernst van de verweten gedraging daarvoor een aanknopingspunt, een voorwaardelijke schorsing biedt bovendien de mogelijkheid aan verweerster de hierna te melden bijzondere voorwaarden op te leggen met als doel verdere beschadiging van klager te voorkomen.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,- aan hem vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 25,- reiskosten van klager,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerster moet het bedrag van € 25,- aan reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klager. Klager geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing zijn rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder b en c genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klager in klachtonderdeel a) niet-ontvankelijk;

-    verklaart klachtonderdeel b) gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken op;

- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster een of meer van de navolgende bijzondere en algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;

-     stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerster binnen zeven dagen na het onherroepelijk worden van deze beslissing het gewraakte weblog (https://nandabaldewblog.nl/index.php/2019/03/22/de-frauderende-deurwaarder-teken-niets-blanco/) verwijdert en verwijderd houdt, alsmede in plaats daarvan voor de duur van één jaar een vermelding plaatst dat het desbetreffende weblog op last van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag is verwijderd en daarnaast de volgende rectificatietekst op die plaats opneemt:

“In mijn weblog “De frauderende deurwaarder, teken niets blanco!” heb ik ten onrechte gesteld, althans gesuggereerd dat een Rotterdamse deurwaarder van Surinaamse afkomst fraude heeft gepleegd. De Raad van Discipline heeft op 6 april 2020 een hierover door deze deurwaarder ingediende klacht gegrond verklaard. De Raad van Discipline heeft mij hiervoor een voorwaardelijke schorsing van twee weken opgelegd. Ingevolge de beslissing van de Raad van Discipline heb ik dat weblog inmiddels verwijderd en plaats ik deze rectificatie.”

-     stelt als algemene voorwaarde dat verweerster zich binnen de hierna te melden proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

-     stelt de proeftijd op een periode van twee jaren ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

-    veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.1;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 25,- aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. M.F. Laning en A.B. Baumgarten, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 6 april 2020.