ECLI:NL:TADRARL:2020:94 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-450

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:94
Datum uitspraak: 14-04-2020
Datum publicatie: 12-05-2020
Zaaknummer(s): 19-450
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht over optreden van de advocaat van de wederpartij. Klaagster en de cliënt van verweerster zijn gescheiden en daarna verwikkeld geraakt in een conflict over de schoolkeuze van de minderjarige dochter van partijen, te weten een school in de plaats waar klaagster woont of in de woonplaats van de vader. Verweerster stond in dat conflict de vader bij. In die situatie heeft verweerster zich persoonlijk in het conflict gemengd door haar eigen dochter in te zetten om de dochter van partijen op een school rond te leiden in de woonplaats van haar cliënt. Daardoor kon bij klaagster de indruk ontstaan dat verweerster probeerde de dochter van partijen te beïnvloeden om een school te kiezen in de woonplaats van de vader. Dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar. De klacht is gegrond; waarschuwing.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 14 april 2020

in de zaak 19-450/AL/MN

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Met een webformulier met bijlagen van 11 februari 2019 heeft klaagster bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Bij brief aan de raad van 10 juli 2019 met kenmerk Z 789304/MV/sd, door de raad ontvangen op 10 juli 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 februari 2020 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klaagster had een geschil met haar ex-partner over - kort gezegd -  de middelbare schoolkeuze van hun minderjarige dochter en de mogelijke wijziging hoofdverblijfplaats als gevolg daarvan. De dochter woonde, en woont nog steeds, bij klaagster in V. Haar ex-partner woont in B, aan de andere kant van het land. Klaagster en haar ex-partner hadden de afspraak dat hun dochter zich zowel op scholen in V. als in B. mocht oriënteren. Later is zij van die afspraak teruggekomen.

2.3    Klaagster wordt bijgestaan door mr. H. Verweerster treedt op als advocaat van de ex-partner.

2.4    Op 1 februari 2019 heeft de schoolgaande dochter van verweerster de dochter van partijen rondgeleid op haar middelbare school in B.

2.5    Per brief van 4 februari 2019 heeft mr. H. verweerster (onder meer) geschreven:

“Geachte collega,

In navolging op mijn schrijven d.d. 30 januari 2019 benadruk ik namens cliënte nogmaals dat L.S. in een loyaliteitsconflict terecht kan komen als zij zelf moet beslissen waar zij gaat wonen, zeker nu zij met beide ouders een band heeft. De zaak is heel simpel. L.S. woont in V. en zal aldaar naar school blijven gaan. Welke school is ter keuze van beide ouders.

Cliënte heeft bemerkt dat uw cliënt ondanks het gevaar van het loyaliteitsconflict gewoon zijn eigen koers vaart en met L.S. scholen in B. blijft bezoeken en aan L.S. de keuze stelt waar zij naar school wenst te gaan en aldus bij welke ouder zij wilt gaan wonen.

Tot grote ontsteltenis verneem ik nu ook nog dat uw eigen dochter L.S. persoonlijk rondgeleid zou hebben op het [naam school] afgelopen vrijdag of zaterdag. Ik verneem graag van u of deze informatie juist is.

(…) [afkortingen-raad]

2.6    In reactie hierop heeft verweerster per brief van 6 februari 2019 (onder meer) geschreven:

“(…)

In januari 2018 is afgesproken tussen cliënten in aanwezigheid van hun partners dat L.S. naar meerdere middelbare scholen mag kijken, zowel in V. als in B. Aan die gemaakte afspraak gaat u volledig voorbij.

Mijn dochter heeft, zoals veel schoolkinderen doen, zonder enige beïnvloeding en buiten aanwezigheid van cliënt en mij haar middelbare school aan L.S. laten zien. Dat is geen geheim. Het is heel goed dat L.S. daar openlijk met uw cliënte over heeft gesproken. Alleen kwalijk dat die informatie nu zo met het oog op mogelijk juridisch gewin verdraaid en misbruikt wordt.

(…)

In familiezaken is het van belang dat advocaten op een open en constructieve wijze met elkaar communiceren in plaats van dreigende taal uit te slaan.

Er is geen sprake van onbetamelijk handelen mijnerzijds. Uw aantijgingen zijn grievend en neem ik (zeer) hoog op. U dient zich in de correspondentie in deze zaak in het kader van de onderlinge verhoudingen van dergelijke onheuse uitlatingen en bedreigingen te onthouden. Zulks, is namelijk in strijd met onze gedragsregel 24.

Teneinde de gemoederen wat tot bedaren te brengen en te de-escaleren stel ik voor dat wij vóór 13 februari a.s. samen telefonisch overleggen over de mogelijkheden om in het belang van L.S. haar onafhankelijk en bovenal vrijelijk buiten rechte een keuze voor haar middelbare school te kunnen laten maken.”

(…) [afkortingen-raad].

2.7    Uiteindelijk heeft de dochter van partijen gekozen voor een middelbare school in V. waardoor zij bij klaagster in V is blijven wonen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

zij haar eigen dochter de minderjarige dochter van partijen heeft laten rondleiden op het [naam school], terwijl zij de advocaat is van de ex-partner van klaagster en bekend is met het feit dat tussen partijen discussie is over de schoolkeuze en wijziging hoofdverblijfplaats van de minderjarige dochter van partijen.

4    VERWEER

4.1    Verweerster stelt dat haar cliënt zijn dochter de kans wilde geven zich een eigen (objectief) beeld te vormen van verschillende middelbare scholen in V. en B.  Aangezien zowel de proefles als de open dag van verschillende scholen in B. in de tijd viel dat de dochter van haar cliënt niet in B. was, leek het verweerster een praktische oplossing haar eigen dochter, die eindexamen moest doen, in te schakelen om op vrijdagmiddag na schooltijd haar middelbare school te laten zien aan de dochter van haar cliënt. Daardoor kon zij nog een indruk krijgen van een andere middelbare school in B. De dochter had op dat moment al andere scholen in B. bezocht. Verweerster was daar zelf niet bij aanwezig en heeft ook niet op een andere wijze contact gehad met de dochter van haar cliënt. De cliënt van verweerster zou, op haar aanraden, zijn dochter ook hebben voorgesteld om ook openlijk met klaagster te spreken over het bezoek aan de middelbare school in B. om te voorkomen dat zij het gevoel zou krijgen voor haar moeder geheimen te moeten bewaren waardoor een mogelijke loyaliteitsproblematiek zou dreigen. Er waren geen andere  mogelijkheden meer om naar open dagen en/of proeflessen van een middelbare school in B te gaan.

4.2    Verweerster stelt dat de oplossing die zij heeft geboden wellicht té praktisch is geweest en dat het misschien beter was geweest een ander kind de rondleiding op de school te laten doen teneinde de schijn van beïnvloeding te vermijden. De rondleiding heeft er, anders dan klaagster suggereert, niet toe geleid dat de dochter de speelbal van de ouders is geworden. De dochter van partijen heeft uiteindelijk gekozen voor een middelbare school in V.

5    BEOORDELING

5.1    Klaagster en haar ex-partner waren verwikkeld in een geschil over de middelbare schoolkeuze van hun minderjarige dochter en de daarmee samenhangende wijziging hoofdverblijfplaats, die  toen, en ook nu, bij klaagster was. In januari 2018 hebben klaagster en haar ex-partner gesproken over de wijze waarop een middelbare school voor hun dochter zou worden gekozen. Afgesproken is dat de dochter vrijelijk zou mogen kiezen tussen middelbare scholen in V., waar klaagster met haar partner woont en B., waar de ex-partner met zijn vriendin woont. In november 2018 heeft klaagster echter te kennen gegeven dat zij niet meer achter die afspraak stond en van mening was dat de dochter naar een middelbare school in V. moest gaan. De ex-partner van klaagster was het daar niet mee eens.

5.2    Wat er zij van de redenen van klaagster om van standpunt te veranderen en of die redelijk en valide waren, vast staat dat er op dat moment een conflict was over de middelbare schoolkeuze. Klaagster wenste dat haar dochter naar een school in V. zou gaan. De cliënt van verweerster was het daar niet mee eens en wilde dat zijn dochter toch nog een school bezocht in B. In die conflictueuze situatie heeft verweerster haar eigen dochter ingezet om de dochter van partijen toch een middelbare school in B. te laten bezoeken. Daarmee kon bij klaagster de indruk van beïnvloeding ontstaan, wat verweerster had moeten vermijden. Daarbij komt dat zij als advocaat de belangen van haar cliënt moet behartigen, maar dat zij moet vermijden dat zij daarbij persoonlijk wordt betrokken. Met haar handelen heeft verweerster daarom niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. 

5.3    Dat klaagster heeft aangegeven dat zij ook bezwaar zou hebben gemaakt tegen een rondleiding door iemand anders dan de dochter van verweerster, doet aan de verwijtbaarheid van het handelen van verweerster, zoals hiervoor toegelicht, niet af. De klacht is dan ook gegrond.

6    MAATREGEL

Verweerster ziet nu in dat haar handelwijze niet gelukkig is geweest. Voorts neemt de raad in aanmerking dat van een door dit handelen ondervonden nadeel voor de dochter en/of klaagster niet is gebleken.  Gelet daarop kan, naar het oordeel van de raad, volstaan worden met een waarschuwing.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de raad de klacht grotendeels gegrond verklaart, moet verweerster op grond van op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden.       

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerster daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a) € 50,- aan forfaitaire reiskosten van klaagster,

b) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten, en c) € 500,- kosten van de Staat.

7.3    Verweerster moet het bedrag van € 50,- aan forfaitaire reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, betalen aan klaagster. Klaagster geeft tijdig haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerster door.

7.4    Verweerster moet het bedrag van € 1.250,- binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en zaaknummer 19-450/AL/MN. 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerster de maatregel van waarschuwing op;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klaagster;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klaagster, op de manier en  binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;

- veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.4.

Aldus gewezen door mr. J.R. Veerman, voorzitter, mrs. H.H. Tan, K.F. Leenhouts, M. Tijseling, A.C.H. Jansen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2020.

Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 14 april 2020