ECLI:NL:TADRARL:2020:73 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-241

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:73
Datum uitspraak: 27-01-2020
Datum publicatie: 09-04-2020
Zaaknummer(s): 19-241
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Klager heeft bij het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen een klacht ingediend tegen de arbeidsdeskundige K. Verweerder heeft K in die tuchtrechtprocedure bijgestaan en in die procedure namens zijn  cliënt en zonder toestemming van klager het volledige medische rapport van de verzekeringsarts, over klager, inclusief een psychiatrische rapportage, als productie bij zijn verweerschrift bij voormeld tuchtcollege heeft ingebracht. Een deel van het rapport heeft verweerder teruggetrokken, maar heeft zich jegens klager het recht voorbehouden om het volledige rapport alsnog in te brengen. Het verweer dat omdat K onder verantwoordelijkheid van de verzekeringsarts werkzaam ook voor K de regels inzake de geheimhoudingsplicht van de verzekeringsarts golden, met als gevolg dat het K (de cliënt van) verweerder vrij stond om het volledige c.q. gedeeltelijke medische dossier over klager in de tuchtprocedure tegen zijn cliënt in te brengen, wordt verworpen. Genoemd tuchtcollege beperkt zich tot een tuchtrechtelijk oordeel over gedragingen van arbeidsdeskundigen en heeft geen bevoegdheid om medische handelingen tuchtrechtelijk te beoordelen. Niet aannemelijk is geworden dat de inhoud van het psychiatrisch rapport voor verweerder van wezenlijk belang was voor zijn verweer in het kader de beoordeling van de klacht tegen de heer K. Voor verweerder stonden ook andere middelen te beschikking. Berisping. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 27 januari 2020

in de zaak 19-241

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van  20 november 2018 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Gelderland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 12 april 2019 met kenmerk K18/146, door de raad ontvangen op 12 april 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 december 2019 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn echtgenote en verweerder, bijgestaan door zijn gemachtigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de brief van de gemachtigde van klager van 11 november 2019, met bijlagen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager heeft op 19 februari 2018 een klacht ingediend bij het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen tegen een register arbeidsdeskundige, verder te noemen de heer K. De klacht had betrekking op het, in het kader van het door de verzekeringsarts uitgevoerd onderzoek, handelen van de heer K .

2.3    Door de  verzekeringsarts is een medisch eindrapport opgesteld. De verzekeringsarts heeft in zijn eindrapport tevens de bevindingen van de heer K en de bevindingen van een psychiater opgenomen. Klager heeft bij zijn klacht tegen de heer K een deel van het medisch rapport van de verzekeringsarts als bijlage bij de klacht overgelegd.

2.4    Verweerder heeft de heer K in de procedure bij het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen bijgestaan. Verweerder heeft op 30 april 2018 namens de heer K een verweerschrift ingediend, waarbij hij als productie 2 het volledige medisch rapport van de verzekeringsarts heeft overgelegd.

2.5    Klager heeft per email van 3 juli 2018 aan verweerder bezwaar gemaakt tegen het overleggen van de volledige medische rapportage in de tuchtrechtelijke procedure. Verweerder heeft bij brief van  5 juli 2018 aan het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen verzocht productie 2 te vervangen door een gewijzigd exemplaar, waarin enkele onderdelen zijn verwijderd. Verweerder schreef bij brief van 5 juli 2018 onder meer het volgende aan klager

“(…..) Hoewel ik niet kan uitsluiten dat ik tijdens de mondelinge behandeling een beroep wens te doen op het volledige medische rapport, ben ik bereid om het rapport van mevrouw (….) en de verwijzing daarnaar, uit de stukken te verwijderen. Bijgaand treft u een kopie aan van mijn brief aan het Tuchtcollege van de SRA waarin ik hen verzoek om Productie 2 (de medische rapportage) uit het dossier te verwijderen en de nieuwe rapportage (zonder de (verwijzing naar) de rapportage van mevrouw (….) ) aan het dossier toe te voegen. Wel acht ik mij vrij, mocht daartoe aanleiding zijn, de ontbrekende delen alsnog in de procedure in te brengen indien tijdens de procedure daartoe aanleiding is.(…). “

2.6    Klager heeft per email van 8 juli 2018 aan het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen verzocht het ter zitting alsnog overleggen van de verwijderde delen van het medisch rapport stukken niet toe te staan en heeft tevens een aanvullende klacht tegen de heer K  ingediend. Verweerder heeft hierop bij brief van 10 augustus 2018 gereageerd, waarop door klager bij bief van 21 augustus 2018 is gereageerd.

2.7    Op 20 september 2018 heeft de mondelinge behandeling van de klacht bij het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen plaatsgevonden.

2.8    Ter zitting is door het tuchtcollege aangegeven dat het college enkel kennis nam van de gewijzigde productie 2. Verweerder heeft ter zitting het voorbehoud gemaakt om zich, zo nodig, op de ontbrekende stukken uit de medische rapportage te zullen beroepen en dit in te brengen.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder zonder medeweten en toestemming van klager een psychiatrisch rapport over klager ter beschikking heeft gesteld aan het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen en zonder toestemming van klager kennis heeft genomen van dit rapport. Hierdoor heeft verweerder de privacy van klager, en die van personen uit zijn directe omgeving, geschonden.

Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

3.2    Het psychiatrisch rapport was voor de beoordeling van de klacht tegen de heer K irrelevant. De klacht had enkel betrekking op de werkwijze van de heer K. De gezondheid van klager was geen onderwerp in de klachtzaak. Het psychiatrisch rapport diende dan ook geen enkel belang in de procedure en er was geen sprake van een gerechtvaardigd belang.

3.3    De heer K heeft zich, zonder toestemming van klager, al dan niet wederrechtelijk een psychiatrisch rapport over klager toegeëigend en dit rapport doen toekomen aan verweerder. Verweerder heeft het rapport vervolgens, eveneens zonder toestemming van klager,  als bijlage aan zijn verweer toegevoegd en ter beschikking gesteld van het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen.

4    VERWEER

4.1    Verweerder komt in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toe.

4.2    Verweerder heeft het volledige rapport namens zijn cliënt in de procedure ingebracht omdat het van belang is dat een tuchtcollege, in het kader van de waarheidsvinding, beschikt over de volledige informatie en stukken die centraal staan in de procedure.

4.3    Verweerder heeft de gewraakte productie ingetrokken en vervangen door een versie waartegen klager geen bezwaar had. Verweerder heeft daarbij het voorbehoud gemaakt dat hij de ontbrekende informatie op een later moment toch (opnieuw) zou willen inbrengen indien hij dat noodzakelijk achtte in het belang van zijn cliënt. Dat was de plicht van verweerder als advocaat. Tijdens de zitting is afgesproken dat de betreffende stukken buiten beschouwing zouden worden gelaten. Verweerder heeft zich ook toen het recht voorbehouden zich later alsnog op de ontbrekende stukken te beroepen. Het tuchtcollege heeft ter zitting laten weten dat zij daarover desgevraagd een beslissing zou nemen. Uiteindelijk is het niet nodig gebleken om alsnog een beroep op de ontbrekende stukken te doen. Het tuchtcollege heeft de aanvullende klacht van klager ter zake het in het geding brengen van de volledige stukken en de schending van de privacy van klager niet ontvankelijk verklaard. Klager heeft na ontvangst van de uitspraak van het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen een klacht tegen verweerder bij de deken ingediend.

4.4    Verweerder heeft in de procedure uiteindelijk geen beroep meer gedaan op de ontbrekende stukken, waardoor de betreffende informatie, die door het tuchtcollege was vernietigd, buiten beschouwing is gelaten. De privacy van klager is daardoor niet geschonden.

4.5    Verweerder heeft er blijk van gegeven rekening te (willen) houden met de belangen van klager. Door de gewraakte productie in te trekken en te vervangen door een versie waartegen klager geen bezwaar had, is verweerder aan de bezwaren van klager tegemoet gekomen. Verweerder heeft de stukken enkel ingediend in een tuchtrechtelijke procedure waarbij het tuchtcollege gebonden is aan een geheimhoudingsplicht. Verweerder heeft rechtmatig het voorbehoud de stukken zo nodig alsnog in te willen brengen. Klager had een andere kijk op de gebeurtenissen en feiten en heeft bewust of onbewust bepaalde informatie en stukken weggelaten, zodat niet uitgesloten was dat de cliënt van verweerder bewijs van die feiten diende te leveren. Indien de situatie daarom zou vragen, was verweerder tegenover zijn cliënt verplicht een beroep te doen op de ontbrekende stukken.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen

5.2    Vast staat dat klager bij het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen een klacht heeft ingediend tegen de arbeidsdeskundige K. Voorts staat vast dat verweerder de heer K in die tuchtrechtprocedure heeft bijgestaan en in die procedure namens zijn  cliënt zonder toestemming van klager het volledige medische rapport van de verzekeringsarts, over klager, inclusief een psychiatrische rapportage, als productie 2 bij zijn verweerschrift bij voormeld tuchtcollege heeft ingebracht. Verweerder heeft aangevoerd dat het hem vrij stond om in het belang van zijn cliënt het volledige rapport ter beschikking van het tuchtcollege  te stellen. Verweerder heeft ter zitting van de raad aangevoerd dat, omdat zijn cliënt onder verantwoordelijk van de verzekeringsarts werkzaam was, de regels inzake de geheimhoudingsplicht van de verzekeringsarts, ook voor hem golden, met als gevolg dat het (de cliënt van) verweerder vrij stond om het volledige medische dossier over klager in de tuchtprocedure tegen zijn cliënt in te brengen.

5.3    Voor zover de stelling van verweerder dat zijn cliënt als verlengstuk van de verzekeringsarts dient te worden gezien al juist is, volgt de raad verweerder niet in zijn stelling dat het (de cliënt van) verweerder daarom vrij stond om het volledige medische dossier van klager als productie in de tuchtrechtprocedure tegen hem in te brengen. Voorop staat dat een hulpverlener op grond van het bepaalde in artikel 7:457 BW ervoor dient te zorgen dat aan anderen dan de patiënt geen inlichtingen over de patiënt worden verstrekt. Met het belang van geheimhouding mag niet lichtvaardig worden omgesprongen. De geheimhouding beoogt immers niet alleen de belangen van de patiënt te beschermen. Het dient ook het (algemeen) maatschappelijk belang van de toegankelijkheid van de zorg; een ieder moet zich vrijelijk tot hulpverleners kunnen wenden zonder ervoor beducht te hoeven zijn dat hun in vertrouwen verstrekte gegevens met derden worden gedeeld. Als één van de uitzonderingen op het beroepsgeheim geldt dat de patiënt toestemming heeft gegeven tot het verstrekken van gegevens aan anderen. Derhalve gold ook voor de verzekeringsarts dat hij in beginsel enkel met toestemming van klager medische gegevens ter beschikking van derden mocht stellen. Gelet op de omstandigheid dat klager bij overlegging van het rapport van de verzekeringsarts het psychiatrisch rapport had verwijderd en medische gegevens had weggelakt had verweerder moeten begrijpen dat klager geen toestemming verleende voor het overleggen van het psychiatrisch rapport. In geval van een tuchtrechtelijke procedure tegen een arts is doorbreking van zijn geheimhoudingsplicht zonder toestemming van de patiënt mogelijk, maar van deze uitzonderingssituatie is enkel sprake indien het gegevens betreffen die voor de beoordeling van de klacht door het medisch tuchtcollege van  betekenis kunnen zijn. (ECLI:NL:TGZRAMS:2019:234). Hiervan is in deze zaak geen sprake. Het betrof immers een procedure bij het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen, welk college zich beperkt tot een tuchtrechtelijk oordeel over gedragingen van arbeidsdeskundigen en geen bevoegdheid heeft om medische handelingen tuchtrechtelijk te beoordelen. Verweerder heeft ter zitting van de raad desgevraagd ook niet aannemelijk gemaakt dat de inhoud van het psychiatrisch rapport van belang was voor de beoordeling van de klacht tegen de heer K. Voor zover er, zoals verweerder tegenover de raad heeft verklaard, onduidelijkheid bestond over de omvang van het medisch rapport, stonden verweerder andere middelen ter beschikking om het tuchtcollege daarover te informeren, zonder overlegging van het psychiatrisch rapport over klager. De raad overweegt dat op verweerder als advocaat bovendien een eigen verantwoordelijkheid rustte om te overwegen of het hem vrij stond om onder voormelde omstandigheden  vertrouwelijke medische gegevens betreffende de wederpartij in een procedure over te leggen.

5.4    Verweerder heeft, nadat hij er door klager op is gewezen dat hij bezwaar had tegen overlegging van het psychiatrisch rapport, het psychiatrisch rapport over klager weliswaar ingetrokken, maar niet zonder zich daarbij het recht voor te behouden om dit rapport later, zo nodig, alsnog over te leggen, terwijl verweerder wist of behoorde te weten dat hem niet vrijstond de medische gegevens van klager in de procedure bij het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen in te brengen.

5.5    De raad is op grond van al het bovenstaande van oordeel dat verweerder de belangen van klager nodeloos heeft geschaad, wat verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. 

6    MAATREGEL

6.1    De raad stelt vast dat verweerder zonder toestemming van klager en zonder een te respecteren belang van zijn cliënt een psychiatrisch rapport over klager in een procedure bij het tuchtcollege van de Stichting Register Arbeidsdeskundigen, van welk college geen medici deel uitmaken, heeft ingebracht,  en dat hij zich, ook nadat klager hem er expliciet op heeft gewezen dat hij bezwaar had tegen het overleggen van het psychiatrisch rapport over hem, welbewust het recht heeft voorbehouden het rapport later ondanks het ontbreken van toestemming van klager in te brengen, terwijl hem dat recht niet toekwam.

6.2    De raad is van oordeel dat verweerder, gelet op het bovenstaande, dusdanig laakbaar handelen te verwijten valt, dat de maatregel berisping passend en geboden is.

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, dient verweerder op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem te vergoeden.

7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac, eerste lid, Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:

a)    € 50,00 in verband met de forfaitaire reiskosten van klager,

b)    € 750,00 in verband met de kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en

c)    € 500,00 in verband met de kosten van de Staat.

7.3    Verweerder dient het bedrag van € 50,00 reiskosten binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden te betalen aan klager. Klager geeft tijdig zijn rekeningnummer schriftelijk door aan verweerder.

7.4    Verweerder dient het bedrag van € 750,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline” en het zaaknummer 19-241.

7.5    Verweerder dient het bedrag van € 500,00 binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, over te maken naar rekeningnummer NL 05 INGB 0705 003981 t.n.v. Ministerie van Justitie en Veiligheid, onder vermelding van “tuchtrechtelijke kostenveroordeling advocatuur, DGRR” en het zaaknummer 19-241.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart gegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de reiskosten van € 50,00 aan klager, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.3;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 750,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.4;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 500,00 aan de Staat, op de manier en binnen de termijn als hiervoor bepaald in 7.5;

Aldus gewezen door mr. K.H.A. Heenk, voorzitter, mrs. F.L.M. Broeders en F.E.J. Janzing, leden en bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2020.

Griffier                                                                           Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal

is deze beslissing ondertekend door

mr. M.M. Goldhoorn, griffier

Verzonden d.d. 27 januari 2020