ECLI:NL:TADRARL:2020:27 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-129

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:27
Datum uitspraak: 20-01-2020
Datum publicatie: 05-02-2020
Zaaknummer(s): 19-129
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Confraternele correspondentie/schikkingsonderhandelingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Van het leggen van de door klager bedoelde loonbeslagen en dwangsommen kan verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Overleggen confraternele correspondentie volgt uit tussen partijen gemaakte afspraken. Klacht ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 20 januari 2020

in de zaak 19-129

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 13 juni 2018 heeft klager digitaal bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 5 maart 2019 met kenmerk Z 664230/MV/sd, door de raad diezelfde dag ontvangen, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 november 2019 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennisgenomen van het van de deken ontvangen dossier en de e-mail met bijlagen van klager van 30 oktober 2019.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft de ex-echtgenote van klager bijgestaan in de tussen klager en zijn ex-echtgenote gevoerde echtscheidingsprocedure.

2.3    Bij beschikking van 14 juli 2016 heeft de familierechter nadat klager en zijn ex-echtgenote overeenstemming hadden bereikt over partneralimentatie – kort gezegd – bepaald dat klager bij wijze van voorlopige voorziening maandelijks een bedrag aan partneralimentatie aan zijn ex-echtgenote moet betalen.

2.4    Bij e-mail van 14 juni 2017 van 14:56 uur heeft verweerder namens zijn cliënte een eindvoorstel (omtrent de in de echtscheidingsprocedure spelende geschilpunten) aan de advocaat van klager verstuurd. In dat eindvoorstel is onder meer het volgende opgenomen:

‘- In geval van akkoord heeft de meest gerede partij het recht correspondentie waaruit de afspraken blijken te overleggen aan de rechter.’

2.5    Diezelfde middag heeft klagers advocaat – kort gezegd – per e-mail aan verweerder bericht dat klager met het eindvoorstel akkoord kan gaan.

2.6    Op 24 augustus 2017 heeft een kortgedingzitting plaatsgevonden. Inzet daarvan was de wijze waarop met de verkoop van de voormalige echtelijke woning diende te worden omgegaan. In het kader van die zitting heeft verweerder de tussen partijen gemaakte afspraken zoals vastgelegd in de e-mailcorrespondentie van 14 juni 2017 bij brief van 22 augustus 2017 aan de voorzieningenrechter overgelegd.

2.7    Bij vonnis van 14 september 2017 heeft de voorzieningenrechter klager onder meer bevolen zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning (hierna: de woning) met oplegging van dwangsommen.

2.8    Bij vonnis van 15 januari 2018 heeft de voorzieningenrechter klager onder meer veroordeeld om de woning te ontruimen met oplegging van een dwangsom.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    klager continu onder druk heeft gezet door middel van loonbeslagen en dwangsommen;

b)    frauduleuze documenten als bewijsmiddel in procedures heeft gebruikt;

c)    in strijd met gedragsregel 12 (oud) zonder toestemming bij brief van 22 augustus 2017 [de raad: in de klachtomschrijving van de deken is abusievelijk 2018 vermeld] confraternele correspondentie heeft ingebracht als bewijs in de procedure in kort geding.

3.2    De raad zal de stellingen waarmee klager zijn klacht heeft onderbouwd hierna, waar nodig, bij de beoordeling van de klacht bespreken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd. In dat verband betwist verweerder dat hij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en verwijst hij daarbij onder meer naar de e-mailcorrespondentie met klagers advocaat van 14 juni 2017 en naar de vonnissen van de voorzieningenrechter van 14 september 2017 en 15 januari 2018. De raad zal het verweer hierna, waar nodig, bij de beoordeling van de klacht bespreken.

5    BEOORDELING

5.1    De klacht gaat over het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. De klacht zal worden beoordeeld aan de hand van dit uitgangspunt.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Klachtonderdeel a) gaat over loonbeslagen en dwangsommen waarmee verweerder klager, volgens klager, onder druk heeft gezet.

5.3    De raad is van oordeel dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid als advocaat van de ex-echtgenote van klager niet heeft overschreden. Uit de overgelegde vonnissen van 14 september 2017 en 15 januari 2018 volgt dat de voorzieningenrechter klager dwangsommen heeft opgelegd voor het geval klager geen medewerking zou verlenen aan de verkoop dan wel de ontruiming van de woning. Daarmee bestaat een juridische basis voor inning van deze dwangsommen als deze door klager zijn verbeurd. Ook voor de gelegde loonbeslagen in verband met de partneralimentatie bestond een juridische grondslag, te weten de beschikking van 14 juli 2016. Van het leggen van de door klager bedoelde loonbeslagen en dwangsommen kan verweerder dan ook geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.4    Klachtonderdeel b) gaat over de volgens klager frauduleuze documenten die verweerder als bewijs in procedures heeft gebruikt. Uit de klacht blijkt dat klager onder meer doelt op een alimentatieberekening, een document over zorgpremie en een huurovereenkomst die verweerder in het kader van de voorlopige voorziening over partneralimentatie heeft ingebracht.

5.5    Verweerder heeft uitdrukkelijk betwist dat hij valse documenten heeft overgelegd, laat staan documenten waarvan hij weet dat deze vals zijn. Daarbij heeft verweerder een toelichting gegeven op de door hem ingediende en door klager specifiek genoemde documenten. Gelet op de toegelichte betwisting van verweerder en het gebrek aan een feitelijke onderbouwing door klager kan de raad de juistheid van klachtonderdeel b) niet vaststellen. Klachtonderdeel b is daarom eveneens ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.6    Klachtonderdeel c) gaat over de confraternele correspondentie die verweerder bij brief van 22 december 2017 aan de voorzieningenrechter heeft overgelegd.

5.7    In gedragsregel 12 (oud) is opgenomen dat op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere in rechte geen beroep op mag worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dient het advies van de deken te worden ingewonnen voordat in rechte een beroep als vorenbedoeld wordt gedaan.

5.8    De raad stelt vast dat uit de tussen klager en zijn ex-echtgenote op 14 juni 2017 gemaakte afspraken (zie 2.4) blijkt dat de correspondentie waaruit deze afspraken blijken aan de rechter mocht worden overgelegd. Hieruit volgt naar het oordeel van de raad dat verweerder de confraternele correspondentie 14 juni 2017 in de kortgedingprocedure mocht overleggen. Toestemming van klagers advocaat was voor deze handelwijze, anders dan klager meent, dan ook niet meer vereist. Door de gemaakte afspraken bij brief van 22 augustus 2017 aan de voorzieningenrechter over te leggen, heeft verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klachtonderdeel c) is daarom ongegrond.

5.9    Uit de bovenstaande overwegingen volgt dat de raad de klacht in alle onderdelen ongegrond zal verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, mrs.  F.L.M. Broeders, P.J.F.M. de Kerf, S.H.G. Swennen en M.W. Veldhuijsen, leden en bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2020.

Griffier                                                                           Voorzitter