ECLI:NL:TADRARL:2020:136 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-303

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:136
Datum uitspraak: 14-04-2020
Datum publicatie: 04-11-2020
Zaaknummer(s): 19-303
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Overname van zaken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. zijn medeadvocaten, subonderwerp: Nakoming van financiële verplichtingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet tegen voorzittersbeslissing; niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 14 april 2020

in de zaak  19-303

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 26 augustus 2019 op de klacht van:

klager

over

verweerder

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 1 december 2018 heeft klager zich bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 15 mei 2019 met kenmerk 2018 KNN 172/742279, door de raad ontvangen op 15 mei 2019, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 26 augustus 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk, deels niet-ontvankelijk  verklaard, welke beslissing op 26 augustus 2019 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 26 september 2019 door de raad ontvangen op diezelfde dag, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Beide partijen hebben er schriftelijk mee ingestemd dat eerst wordt beslist op de vraag of klager ontvankelijk is in zijn verzet en dat die vraag buiten zitting zal worden afgedaan. Klager heeft daarmee ingestemd per brief van 16 december 2019 en verweerder per brief van 20 december 2019.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 26 september 2019.

2.    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3.    VERZET EN VERWEER

De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

3.1    De voorzitter heeft ten onrechte bepaald dat de klacht betrekking heeft op de vraag of klager al dan niet in aanmerking kwam voor een toevoeging. Daar ziet de klacht niet op. Die ziet op het feit dat verweerder zelf heeft voorgesteld de toevoeging te laten toetsen door de Raad voor Rechtsbijstand, maar daaraan vervolgens voorwaarden heeft toegevoegd.

3.2    Klager heeft in 2015 geklaagd over het optreden van verweerder, maar heeft dat steeds herhaald, ook in 2018 nog bij een zitting van het Hof van Discipline, zodat de termijn van drie jaar als genoemd in art. 46g lid 1 sub a Advocatenwet niet is overschreden.

3.3    Verweerder heeft een zaak behandeld voor de echtgenote van klager, waarin klager als haar gemachtigde naar verweerder toe optrad. De werkzaamheden die verweerder voor klagers echtgenote uitvoerde, zijn echter aan klager gefactureerd in een zaak waarin verweerder voor klager optrad. Klager heeft dan ook belang bij de klacht.

4.    BEOORDELING

4.1    Artikel 46h Advocatenwet bepaalt dat verzet tegen de voorzittersbeslissing dient te worden ingesteld binnen 30 dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing en dat het verzet schriftelijk moet worden gedaan. In dit geval dateert de beslissing van de voorzitter van 26 augustus 2019 en is diezelfde dag verzonden. De termijn van 30 dagen begint te lopen de dag na verzending van de beslissing, te weten 27 augustus 2019 en eindigt op 25 september 2019. Het verzetschrift is op 26 september 2019 op de griffie binnengekomen, derhalve één dag te laat. Daardoor is klager niet-ontvankelijk in zijn verzet. Klager heeft als reden voor de te late indiening van het verzetschrift aangevoerd dat hij problemen had met zijn computer bij verzending van e-mails. Naar het oordeel van de raad is dat in het algemeen geen verschoonbare reden voor termijnoverschrijding. Bovendien is het verzetschrift gedateerd op 26 september 2019, dus ook na het verstrijken van de verzettermijn. Naar het oordeel van de raad is klager dan ook niet ontvankelijk in zijn verzet.

BESLISSING

De raad van discipline: verklaart klager niet-ontvankelijk in het verzet.

Aldus gewezen door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. H.H. Tan, K.F. Leenhouts, M. Tijseling, A.C.H. Jansen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 april 2020.

Griffier                                                                   Voorzitter