ECLI:NL:TADRARL:2020:130 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-927

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:130
Datum uitspraak: 13-07-2020
Datum publicatie: 04-11-2020
Zaaknummer(s): 18-927
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Arnhem-Leeuwarden van 13 juli 2020

in de zaak 18-927/AL/MN

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 maart 2019 op de klacht van:

klaagster

over

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 27 september 2018 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 23 november 2018 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 18-O296/FH/LF van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 13 maart 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is verzonden aan partijen.

1.4    Op 8 april 2019 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 10 april 2019 ontvangen.

1.5    Het verzet zou behandeld worden op de zitting van 16 maart 2020. In verband met het coronavirus is deze zitting niet doorgegaan. Het verzet is schriftelijk afgedaan. Verweerster heeft bij brief van 24 maart 2020 en klaagster bij brief van 27 maart 2020 ingestemd met de schriftelijke afdoening van de zaak en afstand gedaan van het recht op een zitting. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om een nadere schriftelijke toelichting te geven.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

1.7    Voorts heeft de raad kennisgenomen van de aanvullende stukken van klaagster van 2 maart 2020.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, hetzelfde in als de in de voorzittersbeslissing genoemde klacht, te weten dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld door te weigeren te stoppen met het terroriseren van het gezin van klaagster. Volgens klaagster blijft verweerster haar en haar kinderen onophoudelijk en opzettelijk stalken en lastigvallen en gebruikt zij vele leugens.

2.2    Tegen de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen en M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2020.

Griffier                                                       Voorzitter