ECLI:NL:TADRARL:2020:106 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 19-625

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2020:106
Datum uitspraak: 17-02-2020
Datum publicatie: 15-05-2020
Zaaknummer(s): 19-625
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Verweerster heeft als advocaat van de wederpartij van klaagster de grenzen van de haar daarbij toekomende vrijheid niet overschreden. Kennelijk ongegrond.  

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 17 februari 2020

in de zaak 19-625

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen

verweerster

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 13 september 2019 met kenmerk K18/116, door de raad ontvangen op 13 september 2019, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster heeft de wederpartij van klaagster in het kader van de afwikkeling van een echtscheiding in meerdere procedures bijgestaan. Gedurende het zwangerschapsverlof van verweerster is de wederpartij van klaagster bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerster. 

1.2    Bij brief van 26 augustus 2018, aangevuld bij brieven van 1 en 30 december 2018,  heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerster en haar kantoorgenoot.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

Verweerd[st]er in zijn [haar] hoedanigheid van advocaat van de wederpartij de belangen van klaagster en de kinderen nodeloos heeft geschaad doordat zij:

-    onvoldoende kennis van het recht heeft en juridisch onjuiste stellingen heeft geponeerd;

-    het belang van klaagster en de kinderen in de echtscheidingsprocedure heeft miskend;

-    haar cliënt onjuist heeft geadviseerd;

-    de rechter meermaals opzettelijk heeft misleid;

-    (im)materiële schade bij de kinderen heeft veroorzaakt.

3    VERWEER

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

3.1    Klaagster werd in eerste instantie bijgestaan door een mediator, vervolgens door mr. Z, daarna had zij een periode geen advocaat, en vervolgens werd zij bijgestaan door mrs. L en W. In eerste instantie zijn de onderhandelingen gevoerd met mr. Z, daarna met klaagster zelf en uiteindelijk zijn deze afgerond met mr. L.

3.2    Klaagster betwist de door de cliënt van verweerster ingenomen standpunten. De door klaagster in haar aanvullende klacht vermelde 69 punten van kritiek zijn door klaagster ook bij haar hoger beroepschrift gevoegd en in hoger beroep door het gerechtshof beoordeeld. Het is duidelijk dat klaagster teleurgesteld is in de uitkomst van de zaak in hoger beroep, maar hiervan valt verweerster tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Verweerster diende de belangen van haar cliënt te behartigen. Van de zijde van verweerster zijn geen bewust onjuiste feiten naar voren gebracht noch juridisch onjuiste stellingen ingenomen. Maar zelfs al  zou verweerster juridisch onjuiste stellingen hebben ingenomen, betreft  dat een kwestie tussen verweerster en haar cliënt.

3.3    Verweerster betwist het belang van de kinderen te hebben miskend. Dat klaagster een andere visie op het belang van de kinderen heeft dan de cliënt van verweerster, maakt dit niet anders. Verweerster heeft alles in het werk gesteld om tot een schikking te komen. 

3.4    Verweerster betwist haar cliënt ondeugdelijk te hebben geadviseerd. Klaagster is inhoudelijk niet op de hoogte van de adviezen van verweerster aan haar cliënt.  Dit gaat haar ook niets aan.

3.5    Verweerster heeft de rechter niet misleid. De cliënt van verweerster wenste een totaaldeal. Dit blijkt uit de tussen partijen gevoerde onderhandelingen. Verweerster heeft de rechter aldus juist geïnformeerd over de wens van haar cliënt.

3.6    Verweerster betwist dat een ouderschapsplan bij de rechtbank is ingediend om daarmee (im)materiële schade bij klaagster of de kinderen te bewerkstelligen. Partijen waren het niet eens over het ouderschapsplan. Gelet op het feit dat een ouderschapsplan moet worden overgelegd in een echtscheidingsprocedure is bij het verweerschrift een plan overgelegd waar de wederpartij op dat mee kon instemmen. De brieven van de kinderen waren  verweerster niet bekend.

3.7    Verweerster heeft er alles aan gedaan om tot een oplossing te komen en de zaak te de-escaleren. Het was echter niet de taak van verweerster om er voor te zorgen dat haar cliënt zou instemmen met de eisen van klaagster. Verweerster diende de belangen van haar cliënt te behartigen, niet de belangen van klaagster.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht heeft betrekking op het optreden van de advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.2    Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat sprake is van een gecompliceerde echtscheidingsprocedure tussen klaagster en de cliënt van verweerster. Vast staat dat klaagster en de cliënt van verweerster tegengestelde opvattingen hadden, die hebben geleid tot procedures in eerste aanleg, in hoger beroep en een kort geding procedure. Voorop staat dat verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij in beginsel slechts de belangen van haar cliënt diende te behartigen en daarbij in beginsel geen rekening hoefde te houden met de belangen van klaagster. Dit is slechts anders indien sprake zou zijn van het nodeloos schaden van de belangen van klaagster. Hiervan is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken. Dat klaagster  zich niet kon verenigen met de door verweerster namens haar cliënt ingenomen standpunten betekent niet dat zij daarbij de grens die haar vrijstond als advocaat van de wederpartij heeft overschreden. Een advocaat dient te streven naar een minnelijke regeling, maar dit betekent niet dat hij de belangen van zijn cliënt niet zou mogen behartigen. Een advocaat dient zijn cliënt te adviseren. Het is de cliënt die beslist of deze al dan niet wenst in te stemmen met voorstellen van de wederpartij. Indien de cliënt van een advocaat niet wenst in te stemmen met de eisen/voorstellen van de wederpartij betekent dit niet dat de advocaat van de wederpartij daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. 

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel  46j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. A.E. Zweers,  plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal  als griffier op 17 februari 2020.

griffier                   voorzitter

Bij afwezigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal

is deze beslissing ondertekend door

mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d. 17 februari 2020