ECLI:NL:TADRAMS:2020:98 Raad van Discipline Amsterdam 20-211/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:98
Datum uitspraak: 20-04-2020
Datum publicatie: 30-04-2020
Zaaknummer(s): 20-211/A/A
Onderwerp: Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat niet-ontvankelijk vanwege tijdverloop.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  20 april 2020

in de zaak 20-211/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over:   

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 23 maart 2020 met kenmerk 1030012/EJH/YH, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 8.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerder heeft klagers en hun vennootschap van juli 2014 tot medio november 2016 bijgestaan in een procedure tegen Rabobank Amsterdam en Rabobank Nederland (hierna samen: Rabobank). De procedure had betrekking op door klagers aangekochte rentederivaten.

1.2    Op 16 juli 2014 heeft verweerder de opdracht aan klagers bevestigd. In de opdrachtbevestiging staat dat verweerder een uurtarief rekent van € 150,- en daarnaast een succesfee van 10% en dat hij de werkzaamheden in eerste aanleg voorlopig begroot op 100-250 uur. Op 17 juli 2014 hebben klagers verweerder bericht hiermee akkoord te gaan.

1.3    Verweerder heeft Rabobank namens klagers gedagvaard voor de rechtbank Amsterdam. Bij vonnis van 16 november 2016 heeft de rechtbank klagers in het ongelijk gesteld.

1.4    Verweerder heeft voor zijn werkzaamheden in totaal een bedrag van € 28.462,50 exclusief verschotten en btw gedeclareerd. De laatste declaratie van verweerder dateert van 12 juli 2016.

1.5    Op 1 november 2019 hebben klagers bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft excessief gedeclareerd.

b)    Verweerder was niet capabel en had niet de expertise om de zaak van klagers te behandelen.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klagers kunnen worden ontvangen in hun klacht. Ingevolge artikel 46g, lid 1, onder a Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. De voorzitter dient dit voorschrift ambtshalve toe te passen.

4.2    Niet is in geschil dat verweerder klagers en hun vennootschap tot en met het vonnis van de rechtbank van 16 november 2016 heeft bijgestaan, dat verweerder in juni 2016 voor het laatst inhoudelijke werkzaamheden voor klagers heeft verricht en dat de laatste declaratie van verweerder dateert van 12 juli 2016. Door pas in november 2019 een klacht over verweerder in te dienen, hebben klagers de termijn van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet overschreden. Hoewel de voorzitter begrip heeft voor de keuze van klagers om eerst met de Rabobank te onderhandelen over een herbeoordeling van de rentederivaten alvorens een klacht over verweerder in te dienen, is dat geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De klacht is dan ook niet-ontvankelijk.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 april 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 20 april 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.