ECLI:NL:TADRAMS:2020:50 Raad van Discipline Amsterdam 20-052/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:50
Datum uitspraak: 09-03-2020
Datum publicatie: 19-03-2020
Zaaknummer(s): 20-052/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Nu het niet tot een schikking is gekomen stond het verweerder vrij klager namens de boekhouder te dagvaarden. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  9 maart 2020

in de zaak 20-052/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:    

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 23 januari 2020 met kenmerk 2019-993026, door de raad ontvangen op 24 januari 2020, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Klager is verwikkeld in een geschil met zijn boekhouder (hierna: de boekhouder) in verband met een aantal openstaande facturen van in totaal een bedrag van € 8.108,-. Verweerder staat de boekhouder bij in het geschil met klager.

1.2    Bij brief van 5 juli 2019 heeft verweerder klager namens de boekhouder meegedeeld dat het openstaande bedrag van € 8.108,- plus wettelijke handelsrente en incassokosten in rechte zal worden geïncasseerd, tenzij klager binnen 10 dagen tot betaling van het door hem verschuldigde bedrag overgaat.

1.3    Bij e-mail van 6 juli 2019 heeft klager verweerder gewezen op een aantal brieven aan de boekhouder waarop volgens klager niet zou zijn gereageerd. Bij e-mail van dezelfde dag heeft verweerder klager bericht dat als klager geen redelijk voorstel doet hij opdracht heeft om klager te dagvaarden en dat dit toch vermeden zou moeten worden.

1.4    Klager heeft verweerder hierop bij e-mail van 8 juli 2019 meegedeeld dat hij bereid is de facturen van 20 november 2018 en 26 februari 2018 te voldoen.

1.5    Bij e-mail van 22 juli 2019 heeft klager verweerder onder meer geschreven dat hij nog geen reactie heeft ontvangen op zijn voorstel van 8 juli 2019 en dat hij bereid is het voorstel te handhaven tot en met maandag 29 juli 2019. Verweerder heeft klager hierop bij e-mail van 23 juli 2019 meegedeeld dat de boekhouder hem opdracht heeft gegeven het volledige bedrag te incasseren en dat het voorstel van klager dan ook niet wordt aanvaard.

1.6    Op 18 september 2019 heeft verweerder klager namens de boekhouder door middel van een deurwaardersexploot gesommeerd binnen veertien dagen na betekening van het exploot het bedrag van € 8.108,-, te vermeerderen met rente en kosten, te voldoen, bij gebreke waarvan de dagvaarding zal worden aangebracht. In de dagvaarding staat, voor zover hier van belang, het volgende:

“5. [De boekhouder] wenste niet in de wanbetaling van [klager] te berusten en heeft zijn vordering uit handen gegeven. (…)

26. Het verweer van [klager] is typisch een verweer van een wanbetaler die wel de vruchten van de werkzaamheden heeft ontvangen , maar de daarvoor verschuldigde tegenprestatie niet wenst te leveren.”

1.7    Bij brief van 12 augustus 2019 heeft klager bij de deken een bemiddelingsverzoek ingediend. Op 24 september 2019 heeft klager de deken verzocht het bemiddelingsverzoek op te vatten als klacht en deze te onderzoeken.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a)    niet is ingegaan op klagers voorstel om een incassoprocedure af te wenden;

b)    zonder op dat voorstel in te gaan tot dagvaarding is overgegaan omdat zijn cliënt hem daartoe opdracht zou hebben gegeven;

c)    klager in punt 5 en punt 26 van de dagvaarding een wanbetaler heeft genoemd.

3    VERWEER

3.1    Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

4    BEOORDELING

4.1    De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerder als advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat de advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

Klachtonderdelen a) en b)

4.2    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager verwijt verweerder kort gezegd dat verweerder niet is ingegaan op klagers voorstel om een incassoprocedure af te wenden en direct tot dagvaarding is overgegaan.  

4.3    De voorzitter stelt voorop dat de advocaat voor ogen dient te houden dat een regeling in der minne de voorkeur verdient boven een proces (zoals ook is neergelegd in Gedragsregel 5). Anders dan klager kennelijk veronderstelt, bestaat er geen absolute verplichting voor de advocaat om een geschil door middel van een schikking op te lossen; het gaat erom dat de advocaat zich voldoende inzet om tussen partijen tot een oplossing te komen. Een wederpartij kan dus niet verlangen dat een advocaat in elke situatie tracht een schikking te treffen. Dit is ter vrije beoordeling van de advocaat en zijn cliënt.

4.4    In dit geval heeft verweerder klager in de gelegenheid gesteld een redelijk voorstel te doen om een procedure te voorkomen. Het voorstel van klager van 8 juli 2019 was voor verweerder en de boekhouder blijkbaar ontoereikend en volgens verweerder zag de boekhouder in het voorstel van klager ook geen aanleiding om een tegenvoorstel te doen. Gelet op hetgeen hiervoor in 4.3 is overwogen was verweerder niet verplicht op het voorstel van klager in te gaan noch om een tegenvoorstel aan klager te doen. Nu het niet tot een schikking is gekomen stond het verweerder vrij klager namens de boekhouder te dagvaarden. Klachtonderdelen a) en b) zijn kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.5    In klachtonderdeel c) verwijt klager verweerder dat hij klager in de dagvaarding bij herhaling publiekelijk en ten overstaan van de rechter opzettelijk en beledigend uitgescholden voor wanbetaler, hetgeen onnodig grievend is.

4.6    De voorzitter overweegt als volgt. Het geschil tussen klager en de boekhouder ziet op vijf facturen die klager volgens de boekhouder ten onrechte niet heeft voldaan. Dat verweerder dit in punt 5 van de dagvaarding als wanbetaling heeft aangeduid en klager in punt 26 een wanbetaler heeft genoemd is niet onnodig grievend. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. J.H. Dubois, plaatsvervangend  voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 9 maart 2020.

Griffier     Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 9 maart 2020 verzonden.