ECLI:NL:TADRAMS:2020:49 Raad van Discipline Amsterdam 19-699/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:49
Datum uitspraak: 09-03-2020
Datum publicatie: 19-03-2020
Zaaknummer(s): 19-699/A/NH
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 9 maart 2020

in de zaak 19-699/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van               18 november 2019 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 16 juli 2019 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht over verweerder ingediend.

1.2    Bij brief aan de raad van 9 oktober 2019 met kenmerk ks/19-282/984036, door de raad op dezelfde dag ontvangen, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 18 november 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

1.4    Op 28 november 2019 heeft klager per e-mail verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2020 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet zich richt, van de stukken op grond waarvan de beslissing is gegeven, van het verzetschrift van klager, van de bij e-mails van 31 december 2019 en 2 januari 2020 door klager ingediende aanvullende stukken, van de door klager ter zitting voorgedragen pleitnotitie en van de door klager ter zitting overgelegde stukken.

2    FEITEN

2.1    Voor een weergave van de feiten verwijst de raad naar de feiten zoals die zijn vermeld in de voorzittersbeslissing. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op.

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij beslag heeft doen leggen ten laste van klager in privé en klager in privé heeft doen dagvaarden, terwijl klager en verweerder nog per e-mail met elkaar in overleg waren en zonder daarbij aan te geven waar hij het gevorderde bedrag op baseert.

3.2    De gronden van het verzet houden – samengevat en zakelijk weergegeven – in dat klager het niet eens is met de door de deken geformuleerde klachtomschrijving en met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze beslissing rust.

3.3    De raad zal hierna bij de beoordeling op de verzetgronden ingaan.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen het verzet en de klacht verweerd.

4.2    De raad zal bij de beoordeling van het verzet, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat het karakter van de procedure waarbij verzet tegen een voorzittersbeslissing is ingesteld met zich brengt dat tijdens de behandeling van het verzet primair slechts aandacht kan zijn voor fouten of omissies in die beslissing. De inleidende klacht wordt pas nader, inhoudelijk, besproken als van zulke fouten of omissies sprake lijkt te zijn.

5.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen. De raad stelt op basis van de dekenvisie en de voorzittersbeslissing vast dat de deken de twee door klager in zijn verzetschrift en ter zitting genoemde klachtonderdelen in de klachtomschrijving heeft meegenomen en dat de voorzitter deze ook in haar beslissing heeft besproken en beoordeeld. Het is de raad dan ook niet gebleken dat de deken en de voorzitter de klacht van klager te beperkt hebben geformuleerd dan wel beoordeeld. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter de klacht in haar beslissing dan ook terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

5.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs.  E.M.J. van Nieuwenhuizen en K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2020.

Griffier           Voorzitter

Verzonden:

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.