ECLI:NL:TADRAMS:2020:48 Raad van Discipline Amsterdam 19-638/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:48
Datum uitspraak: 09-03-2020
Datum publicatie: 19-03-2020
Zaaknummer(s): 19-638/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 9 maart 2020

in de zaak 19-638/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van

4 november 2019  op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij e-mails van 7 mei 2019 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 19 september 2019 met kenmerk ks/19-168/908016, door de raad op dezelfde dag ontvangen, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 4 november 2019 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

1.4    Op 17 november 2019 heeft klager per e-mail verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2020 in aanwezigheid van klaagster en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet zich richt, van de stukken op grond waarvan de beslissing is gegeven, het verzetschrift van klaagster, het aanvullend verzetschrift van 13 januari 2020 en van de door klaagster ter zitting voorgedragen pleitnotitie.

2    FEITEN EN KLACHT

2.1    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

2.2    Voor wat betreft de weergave van de feiten komt klaagster alleen op tegen de feiten zoals die in de voorzittersbeslissing zijn vermeld in 1.1, 1.7 en 1.8.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden – samengevat en zakelijk weergegeven – in dat de voorzitter in haar beslissing de feiten in 1.1, 1.7 en 1.8 heeft weergegeven en dat klaagster het niet eens is met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze beslissing rust.

3.2    De raad zal hierna bij de beoordeling op de verzetgronden ingaan.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich gemotiveerd tegen het verzet en de klacht verweerd.

4.2    De raad zal bij de beoordeling van het verzet, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt voorop dat het karakter van de procedure waarbij verzet tegen een voorzittersbeslissing is ingesteld met zich brengt dat tijdens de behandeling van het verzet primair slechts aandacht kan zijn voor fouten of omissies in die beslissing. De inleidende klacht wordt pas nader, inhoudelijk, besproken als van zulke fouten of omissies sprake lijkt te zijn.

5.2    De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klaagster aangevoerde gronden niet slagen. Het is de raad niet gebleken dat de voorzitter in haar beslissing van onjuiste feiten is uitgegaan. Naar het oordeel van de raad heeft de voorzitter de klacht in haar beslissing terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. De door klaagster in haar pleitnota genoemde grond over de (on)bekendheid van verweerder met de rangregeling heeft klaagster in verzet niet eerder aangevoerd en kan daarom niet worden beoordeeld. 

5.3    Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs.  E.M.J. van Nieuwenhuizen en

K. Straathof, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2020.

Griffier           Voorzitter

Verzonden op:  

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.