ECLI:NL:TADRAMS:2020:252 Raad van Discipline Amsterdam 20-745/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:252
Datum uitspraak: 09-11-2020
Datum publicatie: 23-11-2020
Zaaknummer(s): 20-745/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Niet is gebleken dat verweerster moedwillig het dossier niet aan klager heeft verstrekt. Het valt verweerster verder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat zij klager niet heeft geïnformeerd over de mogelijkheid de zitting te verzetten. Dat klager door toedoen van verweerster geen eerlijk proces heeft gehad is niet gebleken.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  9 november 2020

in de zaak 20-745/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 23 september 2020 met kenmerk 2020-1092049, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Verweerster heeft klager op 18 november 2019 rechtsbijstand verleend nadat hij in verzekering was gesteld op verdenking van belaging. Op 19 november 2019 zijn aan klager onder meer een gedragsaanwijzing en een dagvaarding voor de zitting van 9 januari 2020 uitgereikt.

1.2    Op 25 november 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen klager en verweerster op het kantoor van verweerster. Diezelfde dag heeft verweerster zich bij de rechtbank als advocaat van klager gesteld en het dossier opgevraagd en de gemaakte afspraken aan klager bevestigd.

1.3    Bij brief van 16 december 2019 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“Als vervolg op mijn brief aan u d.d. 25 november jl. bericht ik u hierbij, dat ik op 25 november jl. het dossier dat betrekking heeft op uw strafzaak heb opgevraagd bij justitie. Inmiddels zijn wel al een paar stukken aan mij verstrekt, maar nog niet het dossier met alle processen-verbaal (aangifte, eventuele getuigenverklaringen, processen-verbaal van bevindingen, uw verklaring etc.).

Vandaag heb ik daarom opnieuw een e-mail aan justitie gestuurd, met het verzoek de rest van de processen-verbaal nog aan mij ter beschikking te stellen, zodat ik deze kan bestuderen.”

1.4    Op 27 december 2019 hebben klager en verweerster telefonisch contact met elkaar gehad.

1.5    Op 30 december 2019 hebben klager en verweerster wederom telefonisch contact met elkaar gehad. Klager heeft verweerster toen gevraagd om een kopie van zijn dossier.

1.6    Op 3 januari 2020 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verweerster en de zus van klager.

1.7    Bij brief van 3 januari 2020 heeft verweerster klager onder meer geschreven:

“Hierbij bevestig ik u ook schriftelijk, dat ik met ingang van vandaag de verdediging in uw strafzaak (…) heb neergelegd. Ik zal dan ook geen juridische bijstand meer aan u verlenen. Hiervan heb ik het openbaar ministerie inmiddels ook via een e-mail op de hoogte gesteld.

Wij hebben dit zojuist in een telefoongesprek, waaraan ook uw zus deelnam, besproken.

Ik had afgelopen maandag met u afgesproken, dat u het dossier komende week kunt inzien op kantoor, omdat het dossier van uw zaak (de werkkopie) digitaal op zodanige wijze is verstrekt, dat ik dit niet kan printen (er verschijnt alleen ‘flattening’ en er wordt niets geprint). Ik had afgelopen maandag telefonisch aan u uitgelegd, dat ik het openbaar ministerie nog zou vragen om het dossier op andere wijze in het digitale portaal aan te leveren, zodat stukken wel te printen zijn, maar vandaag bent u daar heel boos over geworden en doet u alsof ik geen stukken aan u wil verstrekken. (…)

U hebt mij laten weten, dat u zelf een nieuwe advocaat zult kiezen.”

1.8    Op 3 januari 2020 in de middag heeft wederom een telefoongesprek plaatsgevonden tussen verweerster en de zus van klager.

1.9    Bij e-mail van 6 januari 2020 heeft verweerster het openbaar ministerie onder meer geschreven:

“Zoals afgelopen vrijdag aan u doorgegeven verdedig ik [klager] niet meer (…) [Klager] heeft mij vrijdag aan het einde van de middag via zijn zus laten weten, dat hij zelf zijn eigen verdediging wil voeren tijdens de zitting a.s. donderdag. Het dossier is digitaal aan mij ter beschikking gesteld, maar ik kan de stukken niet printen. [Klager] wil in ieder geval de werkkopie van het procesdossier kunnen lezen ter voorbereiding van de zitting.

Is het voor u mogelijk om die werkkopie van het procesdossier opnieuw aan mij toe te sturen, maar dan zodanig dat ik dat exemplaar kan printen?”

1.10    Op 26 februari 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft het dossier van klager niet aan hem gegeven.

b)    Verweerster wist dat de zittingsdatum verzet kon worden maar heeft dit niet aan klager verteld.

c)    Verweerster is zelf slachtoffer geweest van belaging en is geholpen door dezelfde personen die klagers zaak behandelden bij de politie.

d)    Klager heeft door de handelwijze van verweerster geen eerlijk proces gehad. Op de zitting van 9 januari 2020 was klager zonder dossier en zonder advocaat.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

Klachtonderdeel a)

4.2    In klachtonderdeel a) verwijt klager verweerster dat zij het dossier niet aan hem heeft gegeven. Verweerster heeft uitgebreid toegelicht dat het haar op geen enkele manier lukte om de werkkopie van het dossier te printen (na de printopdracht verscheen in het scherm steeds ‘flattening’). Zij kon klager daarom geen kopie van het dossier geven. Wel heeft zij klager meerdere keren aangeboden om het dossier op haar kantoor te komen inzien. De voorzitter heeft geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Ook heeft verweerster het openbaar ministerie op 6 januari 2020 gevraagd haar opnieuw een (wel printbare) werkkopie van het dossier te sturen. Dat verweerster moedwillig het dossier niet aan klager heeft gegeven is dan ook niet gebleken. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel b)

4.3    Klager verwijt verweerster in klachtonderdeel b) dat zij wist dat de zitting kon worden verzet, maar dat niet aan klager heeft verteld. Verweerster heeft aangevoerd dat zij op 27 december 2019 met klager heeft besproken dat als zij nog getuigen zouden willen laten horen, zij kon verzoeken om uitstel van de behandeling van de zaak. Verweerster heeft vervolgens op 3 januari 2020 de behandeling van de zaak neergelegd. Dat verweerster klager in haar sluitingsbrief niet heeft gewezen op de mogelijkheid om een verzoek te doen om de zitting te verzetten valt haar niet tuchtrechtelijk te verwijten, alleen al niet nu zij er blijkens die brief vanuit ging dat klager zich zou wenden tot een nieuwe advocaat, die hem daarover had kunnen adviseren. Dat klager vervolgens heeft besloten zijn eigen verdediging te voeren en geen uitstel heeft gevraagd, kan verweerster niet worden verweten.  Klachtonderdeel b) is eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.4    In dit klachtonderdeel klaagt klager erover dat verweerster zelf slachtoffer is geweest van belaging  en is geholpen door dezelfde personen die klagers zaak behandelden bij de politie.

4.5    Daargelaten dat zonder verdere toelichting niet valt in te zien wat verweerster hiervan tuchtrechtelijk te verwijten valt, heeft klager dit klachtonderdeel, tegenover de betwisting daarvan door verweerster, op geen enkele manier feitelijk onderbouwd. Ook klachtonderdeel c) is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.6    Klager verwijt verweerster tot slot dat hij geen eerlijk proces heeft gehad. Ook dit verwijt is kennelijk ongegrond. Klager heeft niet betwist dat hij er zelf voor heeft gekozen op de zitting zijn eigen verdediging te voeren. Dat klager op de zitting niet over zijn dossier beschikte valt verweerster, zoals hiervoor bij klachtonderdeel a) al is overwogen, niet te verwijten.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 november 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 9 november 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.