ECLI:NL:TADRAMS:2020:242 Raad van Discipline Amsterdam 20-734/A/A 20-735/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:242
Datum uitspraak: 02-11-2020
Datum publicatie: 20-11-2020
Zaaknummer(s):
  • 20-734/A/A
  • 20-735/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klachten over de eigen advocaten kennelijk ongegrond. Verweerders hebben wel degelijk werkzaamheden voor klaagster verricht. Dat zij het (opgesoupeerde) voorschot niet hebben terugbetaald valt hen dan ook niet te verwijten. Dat verweerders onbereikbaar zijn geweest voor klaagster heeft klaagster tegenover de betwisting daarvan door verweerders niet onderbouwd.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  2 november 2020

in de zaken 20-734/A/A en 20-735/A/A

naar aanleiding van de klachten van:

klaagster

over:

verweerders

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 23 september 2019 met kenmerk 2019-1054357/EJH/AvO en kenmerk 2019-1055586/EJH/AvO, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klaagster, woonachtig in de Verenigde Staten, heeft zich in mei 2019 tot verweerder gewend in verband met een echtscheidingsprocedure die zij tegen haar echtgenoot (hierna: de man) wilde opstarten. Op 24 mei 2019 heeft verweerder klaagster een opdrachtbevestiging gestuurd.

1.2    Op 4 september 2019 heeft klaagster een voorschot van € 5.000,- aan verweerder betaald. 

1.3    In september 2019 heeft verweerder namens klaagster een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen bij de rechtbank ingediend.

1.4    Op 19 december 2019, aangevuld op 22 januari 2020, heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerders.

1.5    Eind december 2019 heeft verweerder namens klaagster een verzoekschrift tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend.

1.6    In een overzicht te declareren verrichtingen van 11 februari 2020 staat dat verweerder in totaal 14,57 uur aan de zaak van klaagster heeft besteed en verweerster in totaal 10,2 uur.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klaagster verwijt verweerders het volgende.

a)    Verweerders hebben een voorschot aangenomen, maar geen werk geleverd;

b)    Verweerders zijn onbereikbaar voor klaagster;

c)    Verweerders hebben klaagster zeven jaar alimentatie ontnomen;

d)    Verweerders hebben het resterende bedrag niet aan klaagster terugbetaald.

3    VERWEER

3.1    Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Niet is in geschil dat verweerder klaagster als advocaat heeft bijgestaan. Het is vaste rechtspraak dat een advocaat in beginsel (alleen) tuchtrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn eigen handelen en/of nalaten. Uit de door verweerders bij hun antwoord op de klacht overgelegde urenspecificatie volgt dat ook verweerster, die een kantoorgenoot van verweerder is, werkzaamheden heeft verricht in de zaak van klaagster. Om die reden zal de voorzitter de klacht over verweerster ook inhoudelijk behandelen.

4.2    De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

Klachtonderdelen a) en d)

4.3    Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.4    Klaagster verwijt verweerders dat zij een voorschot hebben aangenomen maar geen werk hebben geleverd en dat zij het resterende voorschotbedrag niet aan klaagster hebben terugbetaald.

4.5    De voorzitter overweegt als volgt. Verweerders hebben aan de hand van een urenspecificatie onderbouwd dat zij werkzaamheden voor klaagster hebben verricht. Verweerders hebben onder meer een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen en een echtscheidingsverzoek opgesteld en bij de rechtbank ingediend. Klachtonderdeel a) mist dan ook feitelijke grondslag en is daarom kennelijk ongegrond. Datzelfde geldt voor klachtonderdeel d). Uit de urenspecificatie volgt dat verweerders in totaal 25,17 uur aan de zaak van klaagster hebben besteed, hetgeen neerkomt op een bedrag van € 5.355,65 ex btw. Dat is meer dan het door klaagster betaalde voorschot-bedrag.

Klachtonderdeel b)

4.6    In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerders dat zij onbereikbaar waren. Klaagster heeft dit, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door verweerders, niet onderbouwd. Klachtonderdeel b) is ook kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.7    Klaagster verwijt verweerders tot slot dat zij klaagster zeven jaar alimentatie hebben ontnomen. Verweerders hebben echter onbetwist aangevoerd dat verweerder eind december 2019 een verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank heeft ingediend teneinde het alimentatierecht van klaagster op 12 in plaats van 5 jaar veilig te stellen. Voor zover dat niet mocht lukken, kan dat verweerders niet worden aangerekend. Klachtonderdeel c) is eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klachten, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 2 november 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 2 november 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.