ECLI:NL:TADRAMS:2020:211 Raad van Discipline Amsterdam 20-031/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:211
Datum uitspraak: 05-10-2020
Datum publicatie: 12-10-2020
Zaaknummer(s): 20-031/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 5 oktober 2020

in de zaak 20-031/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 20 april 2020 op de klacht van:

klager

over:

verweerster

gemachtigde: mr. I.F. Schouwink

advocaat te Breda

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 1 oktober 2018 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2    Op 15 januari 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2018-706697 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 20 april 2020 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 20 april 2020 verzonden aan partijen.

1.4    Op 20 mei 2020 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.

1.5    De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden via een videoconferentie op 7 september 2020. Daarbij waren klager en verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde, aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails met bijlagen van klager aan de raad van 25 mei 2020.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, kort samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    Anders dan de voorzitter in 4.2 van haar beslissing heeft overwogen zijn de daarin genoemde e-mails niet in kopie aan verweerster gezonden. Vaststaat dat de e-mail van mr. K aan het OM van 4 september 2016 in kopie aan verweerster is gezonden. Verweerster, optredend voor de vrouw en ogenschijnlijk samenwerkend met mr. K, heeft papieren en digitale correspondentie en stukken op verzoek van het OM laten verdwijnen en zij heeft meegewerkt aan antedatering. Dat levert het strafbare feit van valsheid in geschrift op.

2.3    Wat betreft de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdeel e) geldt dat het onbegrijpelijk is dat een lopend fiscaal-strafrechtelijk onderzoek, waarvan op 22 mei 2014 de uitkomst nog niet eens vaststond, iets te maken kan hebben met een te nemen beslissing over het ouderlijk gezag.

2.4    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op, met uitzondering van hetgeen hierna in 4.3 is overwogen.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    De raad stelt vast dat het verzet zich alleen richt tegen de beoordeling door de voorzitter van klachtonderdelen a), b) en e).

4.2    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.3    Klager heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat, anders dan in 1.5 van de beslissing van de voorzitter staat, de WOB-verzoeken op 2 mei 2016 zijn ingediend en niet in 2018. Deze omissie kan echter niet leiden tot gegrondverklaring van het verzet.

4.4    Ook de overige door klager aangevoerde verzetgronden kunnen niet slagen; uit die verzetgronden kan immers niet worden afgeleid dat de voorzitter een onjuiste toetsingsmaatstaf zou hebben gehanteerd en/of geen rekening zou hebben gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft klachtonderdelen a), b) en e) dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

4.5    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, voorzitter, mrs. S. van Andel en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 oktober 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 5 oktober 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.