ECLI:NL:TADRAMS:2020:208 Raad van Discipline Amsterdam 20-612/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:208
Datum uitspraak: 28-09-2020
Datum publicatie: 05-10-2020
Zaaknummer(s): 20-612/A/A
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond. Verweerder heeft aan klager bevestigd dat hij op korte termijn niet aan vervolgacties toekomt. Dat stond verweerder vrij. Verweerder heeft klager een faire keuze voorgelegd; of bij verweerder blijven en wachten totdat verweerder weer tijd voor de zaak zou hebben, of overstappen naar een andere advocaat. Klager heeft kennelijk voor het laatste gekozen. Dat valt verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  28 september 2020

in de zaak 20-612/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 12 augustus 2020 met kenmerk 1049846/EJH/AvO/DR, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6 en I tot en met V. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de brief van klager aan de griffier van de raad van 31 augustus 2020.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager, geboren op 2 maart 1944, lijdt sinds zijn 25-jarige leeftijd aan een permanente glimlach op zijn gezicht als gevolg van beknelde gelaatsspieren. In september 2019 heeft klager zich tot verweerder gewend voor juridische bijstand. Op 11 september 2019 heeft verweerder klager een opdrachtbevestiging gestuurd. Klager heeft eerder tuchtrechtelijke procedures tegen zijn huisarts en neuroloog gevoerd.

1.2    Bij brief van 30 september 2019 heeft verweerder de neuroloog die klager eenmalig had onderzocht gevraagd of zij nog steeds bereid is een video-opname te maken van het aanspannen van de gelaatsspieren en het terugkeren naar de beginstand gedurende een zekere tijd. Verweerder heeft een kopie van deze brief aan de huisarts van klager gestuurd.

1.3    Op 17 oktober 2019 heeft verweerder telefonisch contact gehad met de neuroloog.

1.4    Bij brief van 15 november 2019 heeft verweerder klager onder meer geschreven:

“Hierbij bevestig ik het gesprek waarbij ik u heb medegedeeld dat de praktijk erg druk is waardoor het moeizaam gaat een toezegging te doen op welke termijn ik inhoudelijk op uw zaak in kan gaan. U gaf aan dat u wenst dat uw zaak toch wel op korte termijn wordt behandeld, doch begreep ook wel mijn situatie.

U gaf aan dat het u dan misschien beter leek om over te gaan naar een andere advocaat die u op korte termijn kan bijstaan. Ik heb u bevestigd dat dit wellicht de beste optie is. We kwamen overeen  dat u de zaak eerst aan een andere advocaat gaat voordragen en indien het niet wil lukken bij mij terug zal komen. Ik zal derhalve de zaak sluiten en doe u hierbij toekomen zoals afgesproken mijn eindfactuur met het verzoek deze te voldoen.”

1.5    Verweerder heeft in totaal een bedrag van € 1.003,30 (inclusief BTW) aan klager gedeclareerd.

1.6    Op 11 december 2019, aangevuld op 16 en 27 januari 2020, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.

a)    Verweerder heeft de zaak in september 2019 aangenomen en de opdracht aan klager bevestigd en klager vervolgens op 15 november 2019 meegedeeld voorlopig geen tijd voor de zaak te hebben, maar de zaak in overleg met klager in de toekomst wel te willen behandelen.

b)    Uit de kostenverantwoording blijkt dat verweerder uitsluitend contact met de wederpartij heeft gehad.

3    VERWEER

3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    De klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.2    De voorzitter stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

4.3    Klager verwijt verweerder, zo begrijpt de voorzitter, dat verweerder de opdracht heeft aangenomen om vervolgens aan klager mee te delen dat hij voorlopig geen tijd voor de zaak heeft en dat verweerder uitsluitend contact heeft gehand met de wederpartij van klager.

4.4    Verweerder heeft aangevoerd dat zijn inspanningen er op waren gericht deskundigen, waaronder deskundigen die klager reeds behandeld hadden of nog met hem bekend zijn, te bewegen de wens van klager uit te voeren, namelijk het maken van een beeldopname van een door een specialist uit te voeren onderzoek. Verweerder heeft hierover met klager meerdere (langdurige) gesprekken gevoerd. In overleg met klager heeft verweerder de huisarts van klager en een neuroloog benaderd en hen gevraagd of zij bereid zijn een dergelijk onderzoek uit te voeren. Ook heeft verweerder in zijn eigen netwerk gekeken of iemand bereid zou zijn een dergelijke opname te maken en medische machtigingen opgesteld. Verweerder heeft op 17 oktober 2019 telefonisch contact gehad met de neuroloog, die hem heeft uitgelegd dat het door klager gewenste onderzoek niets zou uitmaken of helpen. Verweerder heeft dit op 15 november 2019 telefonisch aan klager meegedeeld, waarop klager verweerder heeft gevraagd of er een onrechtmatige daad actie jegens zijn huisarts kon worden gestart. Verweerder heeft klager meegedeeld dat hij dat zou moeten onderzoeken. Klager wenste een concrete toezegging van verweerder wanneer hij actie zou gaan ondernemen tegen de huisarts. Die toezegging kon verweerder klager niet geven, mede vanwege drukte in zijn praktijk. Klager heeft hierop aangegeven dat het hem dan beter leek om over te stappen naar een andere advocaat. Verweerder heeft een en ander op 15 november 2019 schriftelijk aan klager bevestigd en de zaak gesloten, aldus nog steeds verweerder.

4.5    De voorzitter overweegt als volgt. Klager heeft niet betwist dat de inspanningen van verweerder in eerste instantie uitsluitend gericht waren op het tot stand brengen van een video-opname van een medisch onderzoek. Verweerder heeft in dat kader op 30 september 2019 de neuroloog en de huisarts van klager aangeschreven. De neuroloog heeft vervolgens op 17 oktober 2019 aangegeven dat een video-opname niets zou uitmaken of helpen. Verweerder heeft daarover op 15 november 2019 telefonisch met klager gesproken. Bij brief van 15 november 2019 heeft verweerder aan klager bevestigd dat hij op korte termijn niet aan vervolgacties toekomt. Dat stond verweerder vrij. Verweerder heeft klager een faire keuze voorgelegd; of bij verweerder blijven en wachten totdat verweerder weer tijd voor de zaak zou hebben, of overstappen naar een andere advocaat. Klager heeft kennelijk voor het laatste gekozen. Dat valt verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten. Dat verweerder uitsluitend contact heeft gehad met de wederpartij heeft klager niet onderbouwd en blijkt ook niet uit verweerders urenspecificatie.

4.6    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in beide onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 september 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 28 september 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.