ECLI:NL:TADRAMS:2020:206 Raad van Discipline Amsterdam 20-249/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:206
Datum uitspraak: 21-09-2020
Datum publicatie: 28-09-2020
Zaaknummer(s): 20-249/A/NH
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Ongegrond verzet

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 21 september 2020

in de zaak 20-249/A/NH

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 4 mei 2020 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 6 september 2016 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder. De klacht is aangehouden omdat klaagster en verweerder met elkaar in onderhandeling waren over een minnelijke regeling. Op 22 november 2019 heeft klaagster zich opnieuw tot de deken gewend met betrekking tot de eerdere in 2016 ingediende klacht over verweerder.

1.2    Op 2 april 2020 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk mb/re/19-512/1039936 van de deken ontvangen.

1.3    Bij beslissing van 4 mei 2020 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.

1.4    Op 13 mei 2020 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde dag ontvangen.

1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 24 augustus 2020. Daarbij waren klaagster en verweerder aanwezig.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met de bijlagen.

2    VERZET

2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

2.2    Het is klaagster pas in 2016 na verschillende adviezen van advocaten duidelijk geworden dat verweerder een grote blunder had begaan. Zij heeft toen besloten een klacht over verweerder in te dienen. Klaagster heeft wel al in 2012 aan verweerder kenbaar gemaakt dat er iets niet goed was gegaan. Het UWV is van 2012 tot 2017 bezig geweest om alles recht te zetten omdat de ex-werkgever van klaagster niet mee wilde werken. Klaagster wilde het onderzoek van het UWV afwachten. Volgens klaagster is er sprake van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Klaagster is geen jurist en was bezig met het verzamelen van bewijs.

2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op.

3    FEITEN EN KLACHT

3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4    BEOORDELING

4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden niet-ontvankelijk bevonden.

4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. E.M.J. van Nieuwenhuizen en H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 21 september 2020.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op 21 september 2020

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.