ECLI:NL:TADRAMS:2020:113 Raad van Discipline Amsterdam 19-350/A/A 19-351/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2020:113
Datum uitspraak: 11-05-2020
Datum publicatie: 18-05-2020
Zaaknummer(s):
  • 19-350/A/A
  • 19-351/A/A
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Verweerster heeft in haar e-mail aan klager van 18 maart 2019 toegelicht waarom de secretaresse tijdens het telefoongesprek met klager haar naam niet heeft genoemd en waarom verweerders de zaak van klager niet kunnen behandelen. Dat hierbij sprake is geweest van discriminatie heeft klager niet of onvoldoende onderbouwd. De stelling van klager dat de secretaresse haar naam wel heeft genoemd toen hij onder een autochtone schuilnaam belde is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat sprake zou zijn van discriminatie. Anders dan klager kennelijk veronderstelt stond het verweerders vrij de opdracht van klager niet te aanvaarden.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  11 mei 2020

in de zaken 19-350/A/A en 19-351/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

gemachtigde: mr. A. Aerts

over:

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 29 mei 2019 met kenmerk 847061 en 847077, door de raad ontvangen op 31 mei 2019, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de per e-mail gestuurde brief van de gemachtigde van klager aan de raad van 14 juni 2019.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1    Klager heeft bij de deken een klacht ingediend over mr. G. Die klacht is bij beslissing van deze raad van 10 april 2018 ongegrond verklaard. Klager is tegen deze beslissing in hoger beroep gegaan bij het Hof van Discipline. Op 12 november 2018 heeft de zitting bij het Hof van Discipline plaatsgevonden. Op 22 maart 2019 heeft het Hof van Discipline (bij vervroeging) uitspraak gedaan en het hoger beroep ongegrond verklaard.

1.2    Op 14 maart 2019 heeft klager het kantoor van verweerders telefonisch benaderd met het verzoek om juridisch advies in verband met zijn tuchtklacht over mr. G. Hij heeft toen gesproken met de secretaresse van verweerders. De secretaresse van verweerders heeft klager diezelfde dag teruggebeld en hem meegedeeld dat verweerders zijn zaak niet konden aannemen.

1.3    Bij e-mail van 15 maart 2019 heeft klager (het kantoor van) verweerders onder meer geschreven:

“Ik heb gisteren met een medewerkster van uw secretariaat telefonisch contact gehad, waarbij ik opmerk dat de betreffende medewerkster weigerde haar naam te geven, nadat ik met haar in gesprek was over mijn tuchtzaak (…) De betreffende medewerkster gaf aan dat haar werkwijze (lees: het niet noemen van haar naam) de policy van het kantoor (…) betreft, ondanks dat de namen van de medewerksters van uw secretariaat op uw website zijn terug te vinden (…) Vervolgens ging de betreffende medewerkster ermee akkoord om haar “Mevrouw X” te noemen. Mevrouw X belde mij diezelfde dag terug en gaf aan dat zij mijn juridische adviesvraag inmiddels met [verweerder] (…) had overlegd. Zij vertelde mij dat [verweerder] mijn tuchtzaak tegen [mr. G] ‘te complex’ vindt om juridische advies te verlenen, terwijl de betreffende medewerkster niet wist waar mijn juridische adviesvraag was/is.

Waarom [verweerder] mijn zaak te complex vindt (?), is door de betreffende medewerkster niet toegelicht. (…) Ik belde voor juridisch advies voor wat betreft de strafrechtelijke vervolgingsmogelijkheden (…) van een tuchtrechter in mijn tuchtzaak (…)

U zult inmiddels begrijpen dat het bovenstaande om een nadere toelichting uwerzijds vraagt. Om die reden wil ik u, in het kader van redelijkheid en billijkheid en conform de regels van de Orde van Advocaten, in de gelegenheid stellen om deze nadere toelichting te geven.” 

1.4    Bij e-mail van 18 maart 2019 heeft verweerster klager geschreven:

“Het is te doen gebruikelijk op mijn kantoor dat secretaresses zich niet introduceren met naam. Het spijt mij als dat op u een verkeerde indruk zou hebben gewekt en dat u dit als onaangenaam hebt ervaren.

Ten aanzien van het bericht die via het secretariaat aan u is gedaan ten aanzien van het aanname beleid, kan ik u mededelen dat het mij eveneens spijt te vernemen dat u dit persoonlijk als negatief zou hebben opgevat. Uw zaak, zo lijkt ons, heeft intensieve begeleiding en diepgaand onderzoek nodig. Dat kost veel tijd en vergt veel inzet. Wij zijn op dit moment daartoe niet in staat, gelet op alle grote zaken die thans door ons behandeld worden in binnen en buitenland. Daardoor heeft onze secretaresse u namens ons te kennen gegeven dat uw zaak op dit moment door ons niet behandeld kan worden.

Ik hoop dat de uitleg voldoende is en u in staat bent uw zaak tot een goed einde te brengen.”

1.5    Op 3 april 2019 heeft de gemachtigde van klager namens klager bij de deken een klacht ingediend over verweerders. Op 31 mei 2019 heeft de raad het klachtdossier van de deken ontvangen. De behandeling van de klacht is aangehouden in verband met een nieuwe klacht die klager over verweerders heeft ingediend. Dat klachtdossier heeft de raad op 7 april 2020 van de deken ontvangen. In die zaak wordt eveneens heden uitspraak gedaan.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerders het volgende.

a)    Discriminatie en belemmering van klager als rechtzoekende door toepassing van verweerders’ cliëntaanname-beleid op basis van een eigen aanname van verweerders, waardoor klager categorisch is buitengesloten voor de inwinning van specialistisch juridisch advies.

b)    Discriminatie van klager als rechtzoekende door toepassing van het privacybeleid van verweerders op basis van etnische profilering.

3    VERWEER

3.1    Verweerders hebben tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING

4.1    Klager heeft aan zijn klachten ten grondslag gelegd dat verweerders hem categorisch hebben buitengesloten door zich op hun cliëntaanname-beleid te beroepen, welk beleid op basis van hun eigen aanname is toegepast. Klager is in dit verband niet eens in de gelegenheid gesteld zijn adviesvraag voor te leggen; met andere woorden, zonder de ‘scope’ van de adviesvraag te weten heeft verweerster al aangegeven dat het veel tijd kost en veel inzet vergt. Klager heeft het cliëntaanname-beleid/de werkwijze van verweerders als discriminerend en belemmerend ervaren. Klager verwijt verweerders daarnaast dat hun secretaresse haar naam wel heeft genoemd toen klager onder een autochtone schuilnaam belde, maar dat zij dat niet heeft willen doen toen hij onder zijn eigen naam belde. Etnische profilering is in strijd met de grondwet en klager heeft het privacybeleid van het kantoor van verweerders als discriminerend ervaren, aldus nog steeds klager.     

4.2    De voorzitter overweegt als volgt. Verweerster heeft in haar e-mail aan klager van 18 maart 2019 toegelicht waarom de secretaresse tijdens het telefoongesprek met klager haar naam niet heeft genoemd en waarom verweerders de zaak van klager niet kunnen behandelen. Dat hierbij sprake is geweest van discriminatie heeft klager niet of onvoldoende onderbouwd. De stelling van klager dat de secretaresse haar naam wel heeft genoemd toen hij onder een autochtone schuilnaam belde is onvoldoende om vast te kunnen stellen dat sprake zou zijn van discriminatie. Anders dan klager kennelijk veronderstelt stond het verweerders vrij de opdracht van klager niet te aanvaarden.

4.3    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klachten, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klachten, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2020.

Griffier         Voorzitter

Verzonden op 11 mei 2020 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is gelijktijdig in afschrift verzonden.