ECLI:NL:TNORSHE:2019:31 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/9

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2019:31
Datum uitspraak: 18-11-2019
Datum publicatie: 12-12-2019
Zaaknummer(s): SHE/2019/9
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris (kort gezegd) dat hij niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht, informatieplicht en belehrungsplicht door: 1. het volstrekt duidelijke testament van erflaatster uit te leggen; 2. genoemd testament foutief uit te leggen; 3. klager onvoldoende te informeren over hetgeen hij met erflaatsters erfgenamen overeenkwam in de akte boedelbeschrijving/afgifte vruchtgebruiklegaat/rekening en verantwoording/constatering verdeling ten aanzien van het vruchtgebruik van de woning en de gevolgen hiervan. De klachtonderdelen 1 en 2 worden ongegrond verklaard. Op grond van erflaatsters testament heeft klager het (in beginsel levenslange) testamentaire vruchtgebruik van de woning gekregen. De kamer is van oordeel dat de passage in het testament met betrekking tot het einde van het vruchtgebruik duidelijk is en niet voor meerdere uitleg vatbaar. Niet gebleken is dat de notaris de betreffende bepalingen desondanks (onjuist) heeft uitgelegd. Klachtonderdeel 3 wordt gegrond verklaard. De kamer is van oordeel dat de notaris rondom de totstandkoming van genoemde notariële akte zijn zorgplicht, informatieplicht en belehrungsplicht jegens klager heeft geschonden. In deze akte heeft de notaris nadere afspraken tussen klager en erflaatsters erfgenamen met betrekking tot het einde van het vruchtgebruik van de woning verwerkt. De notaris had vóór de dag van het passeren van de notariële akte bij klager moeten verifiëren of laatstgenoemde de gevolgen van de nadere afspraken voor zijn huisvesting overzag en of klager daarmee wilde afzien van de door erflaatster beoogde compensatie voor het door klager in de woning geïnvesteerde vermogen. Bovendien had de notaris klager tijdig in de gelegenheid moeten stellen om kennis te nemen van de inhoud van de definitieve akte met een toelichting over de voor klager (nadelige) juridische gevolgen van de in de notariële akte opgenomen aanvullende bepalingen ten aanzien van het einde van het vruchtgebruik, hetgeen de notaris heeft nagelaten. Door steeds af te gaan op informatie van (één van) de erfgenamen en deze informatie niet voldoende te verifiëren bij klager en met hem te bespreken, terwijl juist het hem toekomende recht van vruchtgebruik op het spel stond, heeft de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Aan de notaris wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

Klachtnummer    : SHE/2019/9

Datum uitspraak : 18 november 2019

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

[klager] (hierna: klager),

wonende in [woonplaats],

gemachtigde: mevrouw mr. B.L.A. Ruijs, advocaat te Oss,

tegen

[de notaris] (hierna: de notaris),

gevestigd in [vestigingsplaats].

1.         De procedure

1.1.       Bij brief van 22 januari 2019 heeft klager een klacht geformuleerd tegen de notaris. Deze brief (met bijlagen) is bij e-mailbericht van 26 januari 2019 door de kamer voor het notariaat (de kamer) ontvangen.

1.2.       De notaris heeft een verweerschrift (met bijlagen) ingediend, waarna de (plaatsvervangend) voorzitter heeft bepaald dat de klacht ter zitting van de kamer moet worden behandeld.

1.3.       De klacht is behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 16 september 2019, waarbij klager, de gemachtigde van klager, de zoon van klager ([naam zoon]) en de notaris zijn verschenen. Partijen hebben hun visie op de klacht over en weer toegelicht.

2.          De feiten

2.1.       Klager heeft meer dan twintig jaar een affectieve relatie gehad met [mevrouw X]. Zij woonden vanaf 29 april 2005 samen in de aan [mevrouw X] in eigendom toebehorende woning aan de [plaatselijke aanduidingen] (hierna: de woning).

2.2.       Klager en [mevrouw X] hebben een samenlevingsovereenkomst gesloten, die is vastgelegd in een notariële akte van 3 mei 2005. Op dezelfde dag heeft [mevrouw X] een testament gemaakt, waarin onder meer het volgende staat vermeld:

“B. VRUCHTGEBRUIKLEGAAT

      Vruchtgebruiklegaat

1.       Ik legateer niet vrij van rechten en kosten aan mijn partner [klager] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , hierna te noemen: ‘partner’ met wie ik een notariële samenlevingsovereenkomst ben aangegaan mede op heden verleden voor ondergetekende notaris, onder de voorwaarde dat hij mij tenminste dertig dagen overleeft, het vruchtgebruik van de door ons gezamenlijk bewoonde woning welke mijn eigendom is, alsmede van die inboedelgoederen die hij verkiest.

      Niet-opeisbaarheid vorderingen legitimarissen

2.       Ik bepaal dat eventuele vorderingen terzake van de legitieme portie eerst opeisbaar zijn indien mijn partner is overleden, in staat van faillissement is verklaard of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard.

      Bepalingen betreffende het recht van vruchtgebruik

3.       Met betrekking tot het recht van vruchtgebruik gelden de volgende bepalingen:

      (…)

      Bevoegdheden vruchtgebruiker; gebruik en vruchtgenot

e.        De vruchtgebruiker heeft het recht om de goederen waarop het vruchtgebruik rust, te gebruiken en daarvan de vruchten te genieten.

       (…)

      Duur van het vruchtgebruik

l.         Het recht van vruchtgebruik eindigt:

-          bij het overlijden van de vruchtgebruiker;

-          bij trouwen of het aangaan van een geregistreerd partnerschap van de vruchtgebruiker, tenzij zekerheid wordt gesteld;

-          voor zover het betreft een door de vruchtgebruiker als woning gebruikte onroerende zaak: bij het metterwoon verlaten van de woning gedurende meer dan drie maanden.

         Het metterwoon verlaten dient schriftelijk te blijken, bijvoorbeeld uit een schriftelijke bevestiging door de  vruchtgebruiker, een uittreksel uit het bevolkingsregister of een medische verklaring inhoudende dat  terugkeer naar de woning niet meer mogelijk of zeer onwaarschijnlijk is.

        Einde recht van vruchtgebruik/afgifte goederen

m.      Na het eindigen van het recht van vruchtgebruik rust op de gerechtigde of zijn rechtverkrijgende(n) de verplichting de zaken ter beschikking van de hoofdgerechtigde(n) te stellen.

(…)

C. ERFSTELLING

    Met inachtneming van gemelde legaten benoem ik mijn kinderen tot mijn enige erfgenamen, ieder voor een      

    gelijk gedeelte, onder toepassing van de regels voor plaatsvervulling en aanwas als in de wet is geregeld.”

2.3.       Aangezien klager voornemens was om vermogen te investeren in de woning van [mevrouw X] heeft een collega van de notaris hem en [mevrouw X] geadviseerd deze investering en de gevolgen daarvan (notarieel) vast te (laten) leggen. Klager en [mevrouw X] hebben dit advies niet opgevolgd, omdat klager ingeval van overlijden van [mevrouw X] als compensatie het (in beginsel levenslange) testamentaire vruchtgebruik van de woning zou krijgen.

2.4.       In 2005 en 2006 heeft klager eigen vermogen in de woning geïnvesteerd door deze te renoveren en uit te breiden.

2.5.       [Mevrouw X] (hierna: erflaatster) is op [datum] 2015 overleden. Zij heeft op grond van het hiervoor genoemde testament haar twee dochters, [dochter A en dochter B], als haar enige erfgenamen (hierna: de erfgenamen) achtergelaten. Laatstgenoemden hebben de nalatenschap zuiver aanvaard.

2.6.       Op 23 oktober 2015 hebben klager en de erfgenamen voor het eerst een bespreking gehad met de notaris in verband met erflaatsters overlijden en de afwikkeling van haar nalatenschap.

2.7.       Aangezien de erfgenamen er op enig moment van uitgingen dat klager een duurzame relatie had met een derde kregen zij moeite met de in erflaatsters testament neergelegde bepalingen over het einde van het vruchtgebruik. [Dochter A] heeft dit op 12 september 2016 besproken met (een collega van) de notaris.  

2.8.       Op 26 oktober 2016 heeft de notaris het door hem opgemaakte concept van de akte boedelbeschrijving/afgifte vruchtgebruiklegaat/rekening en verantwoording/constatering verdeling (hierna: de notariële akte) in drievoud aan [dochter A] meegegeven met het verzoek de andere erfgename en klager ook een exemplaar te verstrekken. In dit concept heeft de notaris ruimte opengelaten voor het vastleggen van een nader te maken afspraak tussen de erfgenamen en klager ten aanzien van het einde van het vruchtgebruik.

2.9.       Op 11 november 2016 heeft de notaris het concept van de notariële akte met klager en de erfgenamen besproken. Klager en de erfgenamen waren akkoord met de concept-akte, maar konden het niet eens worden over een nadere afspraak ten aanzien van het einde van het vruchtgebruik. De notaris heeft toen voorgesteld een formulering op te stellen, waarop klager en de erfgenamen zouden kunnen reageren.

2.10.      Bij e-mailbericht van 18 november 2016 heeft [dochter A] aan de notaris te kennen gegeven dat klager en de erfgenamen zijn overeengekomen dat het vruchtgebruik van de woning in ieder geval op 1 januari 2020 eindigt.

2.11.      Bij e-mailbericht van 24 november 2016 heeft [dochter A] aan de notaris te kennen gegeven dat klager en de erfgenamen zijn overeengekomen dat het vruchtgebruik van de woning ook eindigt indien klager (kort gezegd) mocht gaan samenwonen met een derde.

2.12.      Op 25 november 2016 heeft de notaris de notariële akte gepasseerd, die door klager en de erfgenamen is ondertekend. In deze akte staat (ten aanzien van het vruchtgebruik) onder meer het volgende vermeld:

INLEIDING

De comparanten verklaarden bij deze akte, in de nalatenschap van na te noemen erflaatster, te willen overgaan tot de boedelbeschrijving, afgifte legaat vruchtgebruik woning, het afleggen van de rekening en verantwoording over het gevoerde beheer over na te melden nalatenschap, alsmede tot constatering verdeling van de nalatenschap van erflaatster.

De comparanten verklaarden daartoe vooraf het volgende:

(…)

Aanvaarding vruchtgebruiklegaat woning/keuzelegaat inboedelgoederen

[klager] , comparant sub 3. genoemd, heeft verklaard gemeld vruchtgebruiklegaat woning te aanvaarden zoals blijkt uit een aan deze akte gehechte verklaring “aanvaarding vruchtgebruiklegaat” (bijlage 3.a.).

Aan deze akte is tevens een lijst gehecht van inboedelgoederen, die [klager] niet verkiest te gebruiken (bijlage 3.b.).

(…)

A. BOEDELBESCHRIJVING

Op de sterfdag van erflaatster was de nalatenschap samengesteld zoals blijkt uit na te melden, aan deze akte hechten, aangifte erfbelasting.

B. REGISTERGOEDEREN

Tot bedoelde activa behoren ondermeer de volgende registergoederen:

a.       [de woning] , alsmede

b.       een perceel erf/tuin, gelegen nabij het hiervoor sub a. omschreven registergoed, kadastraal bekend gemeente [kadastrale aanduidingen] .

C. VRUCHTGEBRUIK LEGAAT WONING/INBOEDELGOEDEREN

Blijkens gemeld testament is het vruchtgebruik van gemelde registergoederen en de inboedelgoederen, (behoudens de inboedelgoederen die zijn vermeld op eerder gemelde bijlage 3.b), gelegateerd aan [klager] , comparant sub 3. genoemd.

D. LEVERING

Ter uitvoering van gemeld testament vestigen de comparanten sub 1. en 2. genoemd, als erfgenamen/eigenaren, het vruchtgebruik van gemelde registergoederen én die inboedelgoederen als hiervoor bedoeld, ten behoeve van de comparant sub 3. genoemd, die verklaarde gemeld vruchtgebruik aan te nemen.

Duur van het vruchtgebruik

Het vruchtgebruik eindigt in de gevallen als in gemeld testament onder B.  VRUCHTGEBRUIKLEGAAT sub 1 is omschreven.

Overeenkomstig de bedoeling van erflaatster, verklaarden de comparanten, dat het vruchtgebruik ook eindigt indien [klager] , comparant sub 3 genoemd, duurzaam, gaat samenwonen met een derde als ware hij gehuwd of geregistreerd partner.

Onder duurzaam samenwonen wordt ondermeer verstaan:

-          op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de basisregistratie personen;

-          ingevolge een (notarieel) samenlevingscontract een wederzijdse zorgplicht hebben;

-          zeven dagen per week gezamenlijk het huishouden voeren;

-          zeven dagen per week samenwonen.

Vervolgens verklaarden de comparanten nader te zijn overeengekomen dat bedoeld vruchtgebruik definitief eindigt op één januari tweeduizend twintig (1 januari 2020).

(…)

KWIJTING/DECHARGE

De comparanten verklaarden:

a.       een concept van deze akte met alle bijbehorende bijlagen te hebben ontvangen, de inhoud hiervan te kennen en in te stemmen met de onderhavige rekening en verantwoording/verdeling;

b.      hetgeen de betreffende erfgenamen/vruchtgebruiker toekomt te hebben ontvangen en onder zich genomen te hebben, waarvoor finale kwijting en decharge zonder enig voorbehoud.”

2.13.      Op 13 april 2018 heeft klager, in het bijzijn van zijn zoon, een gesprek gevoerd met de notaris over de notariële akte.

2.14.      Op 13 juli 2018 heeft klager, vergezeld door zijn zoon en zijn gemachtigde mr. Ruijs, een gesprek gehad met de notaris over de notariële akte.

2.15.      Bij brief van 29 augustus 2018 heeft mr. Ruijs aan de notaris te kennen gegeven dat klager het niet eens is met de inhoud van de notariële akte en heeft zij de notaris verzocht te bemiddelen tussen klager en de erfgenamen.

2.16.      De notaris heeft vervolgens met de erfgenamen gesproken, waarna laatstgenoemden aan de notaris hebben laten weten dat zij vasthouden aan hetgeen is vastgelegd in de notariële akte. De notaris heeft klager van dit standpunt in kennis gesteld.

2.17.      In november 2018 heeft klager de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie verzocht te bemiddelen tussen hem en de notaris. Dit heeft er niet toe geleid dat partijen nader tot elkaar zijn gekomen.

3.          De klacht

3.1.       Klager verwijt de notaris (kort gezegd) dat hij niet heeft voldaan aan zijn zorgplicht, informatieplicht en belehrungsplicht door:

1.       het volstrekt duidelijke testament van erflaatster uit te leggen;

2.       genoemd testament foutief uit te leggen;

3.       klager onvoldoende te informeren over hetgeen hij overeenkwam in de notariële akte ten aanzien van het vruchtgebruik van de woning en de gevolgen hiervan. 

3.2.       De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Op grond van artikel 93 lid 1 Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Klachtonderdelen 1 en 2

4.2.       Klager verwijt de notaris dat hij de in het testament van erflaatster neergelegde duidelijke bepalingen over het einde van het vruchtgebruik heeft uitgelegd en dat deze uitleg ook nog eens onjuist is. De notaris heeft hiertegen aangevoerd dat uitleg van genoemde bepalingen niet aan de orde is geweest.

De kamer volgt de notaris in zijn verweer. De passage in het testament met betrekking tot het einde van het vruchtgebruik is duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar. Niet gebleken is dat de notaris de betreffende bepalingen desondanks (onjuist) heeft uitgelegd. Sterker nog, juist omdat het testament op dit punt zo duidelijk was en de erfgenamen (met het oog op de vermeende nieuwe relatie van klager) moeite hadden met de betreffende bepalingen - die slechts zien op de situatie dat klager met een derde zou trouwen of een geregistreerd partnerschap zou aangaan - zijn klager en de erfgenamen in aanvulling op de testamentaire bepalingen overeengekomen dat het vruchtgebruik ook eindigt, indien klager (kort gezegd) met een derde mocht gaan samenwonen. Daarnaast zijn klager en de erfgenamen overeengekomen dat het vruchtgebruik definitief eindigt op 1 januari 2020. De notaris heeft deze aanvullende afspraken vastgelegd in de notariële akte van 25 november 2016. Uit de bewoordingen in deze akte (“Overeenkomstig de bedoeling van erflaatster, verklaarden de comparanten, dat het vruchtgebruik ook eindigt indien…”) volgt dat partijen genoemde afspraken in aanvulling op de testamentaire vruchtgebruikbepalingen zijn overeengekomen.

4.3.       Het voorgaande brengt met zich dat de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond zullen worden verklaard.  

Klachtonderdeel 3

4.4.       Op grond van de in de notariële akte neergelegde afspraak eindigt het vruchtgebruik in ieder geval op 1 januari 2020. Klager is het hier niet mee eens. Hij heeft de gevolgen van de in de notariële akte neergelegde afspraken ten aanzien van het einde van het vruchtgebruik naar eigen zeggen niet goed begrepen. Volgens hem heeft de notaris zich er onvoldoende van vergewist dat klager begreep waarvan hij op 25 november 2016 afstand deed, had de notaris hem onder vier ogen moeten spreken en had de notaris hem moeten adviseren om zich te laten bijstaan door een derde. Het bezwaar van klager zit hem in het volgende. Hij heeft naar eigen zeggen meer dan € 80.000,-- in de woning van erflaatster geïnvesteerd, waarvoor hij ter compensatie het (in beginsel levenslange) testamentaire vruchtgebruik van de woning heeft gekregen. Hoewel bekend met deze compensatiegedachte, heeft de notaris nagelaten klager erop te wijzen dat hij door in te stemmen met eerder bedoelde afspraken zijn huisvesting en de door erflaatster beoogde compensatie op 1 januari 2020 zal verliezen. Volgens klager heeft de notaris zijn belangen niet voldoende beschermd.

De notaris voert hiertegen aan dat klager een concept-akte heeft ontvangen en dat zowel de concept-akte als de definitieve notariële akte uitvoerig is besproken met en toegelicht aan klager op 11 november 2016 en 25 november 2016.

4.5.       De belehrungsplicht (artikel 43 lid 1 Wna) houdt in dat de notaris zich ervan dient te vergewissen dat partijen de inhoud van de akte begrijpen en dat de akte de wil van partijen juist weergeeft. Het vervullen van deze verplichting behoort tot de essentie van het notariële ambt. De kamer is met klager van oordeel dat de notaris is tekortgeschoten aan bedoelde plicht, zijn zorgplicht en informatieplicht te voldoen ten aanzien van de in de notariële akte vastgelegde nadere afspraken van klager en de erfgenamen over het einde van het vruchtgebruik. Bij dit oordeel speelt met name het volgende een rol.

a)      Op 12 september 2016 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [dochter A] en (een collega van) de notaris. [Dochter A] wilde weten wat er mogelijk was met betrekking tot het einde van het vruchtgebruik, indien klager zou gaan samenwonen. Naar aanleiding van dit gesprek heeft de notaris een concept-akte boedelbeschrijving/afgifte vruchtgebruiklegaat/rekening en verantwoording/constatering verdeling opgemaakt, waarbij hij ten aanzien van het einde van het vruchtgebruik niet (alleen) is uitgegaan van de betreffende passage uit het testament, maar ruimte heeft opengelaten voor het vastleggen van nader te maken afspraken tussen klager en de erfgenamen. De notaris heeft vervolgens op 26 oktober 2016 aan [dochter A] drie exemplaren van de hiervoor genoemde concept-akte meegegeven met het verzoek de andere erfgename en klager ook een exemplaar te verstrekken. Ter zitting is gebleken dat de notaris geen rechtstreeks contact heeft gezocht met klager om hem van zijn bespreking met [dochter A] op de hoogte te stellen, klager te vragen hoe hij tegen de testamentaire vruchtgebruikbepalingen aankeek, klager te wijzen op zijn rechten en/of toe te lichten waarom in de concept-akte niet enkel en alleen is uitgegaan van de testamentaire bepalingen omtrent het einde van het vruchtgebruik.  

b)      Op 11 november 2016 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen de notaris, de erfgenamen en klager over de concept-akte. Vaststaat dat partijen het op die dag niet eens konden worden over een nadere afspraak met betrekking tot het einde van het vruchtgebruik. Op 18 november 2016 heeft [dochter A] de notaris gemaild dat klager en de erfgenamen zijn overeengekomen dat het vruchtgebruik van de woning in ieder geval op 1 januari 2020 eindigt. Op 24 november 2016 heeft [dochter A] de notaris gemaild dat klager en de erfgenamen zijn overeengekomen dat het vruchtgebruik van de woning ook eindigt, indien klager (kort gezegd) mocht gaan samenwonen met een derde. Ter zitting is gebleken dat beide punten tijdens de bespreking van 11 november 2016 niet aan de orde zijn gekomen en dat de notaris de twee bedoelde aanvullende afspraken niet vóór de dag van passeren van de notariële akte heeft geverifieerd bij klager.

c)      De notaris heeft de hiervoor genoemde twee afspraken verwerkt in de notariële akte, die hij op 25 november 2016 heeft gepasseerd. De notaris heeft klager vooraf geen concept-akte toegezonden, waarin de aanvullende afspraken tussen partijen zijn neergelegd en hem evenmin voor die dag een toelichting gegeven.

d)      De notaris heeft ter zitting verklaard dat hij vóór het passeren van de notariële akte op de hoogte was van eerder genoemde compensatiegedachte achter het testamentaire vruchtgebruik. Desgevraagd heeft de notaris te kennen gegeven dat het niet bij hem is opgekomen om deze compensatiegedachte en de gevolgen van de nadere afspraken op dit punt te bespreken met klager.

De kamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat de notaris rondom de totstandkoming van de notariële akte zijn zorgplicht, informatieplicht en belehrungsplicht jegens klager heeft geschonden. Het feit dat de notaris naar eigen zeggen extra tijd heeft uitgetrokken voor het bespreken van de concept-akte op 11 november 2016 en het passeren van de akte op 25 november 2016 doet hier niets aan af. Hij had vóór de dag van het passeren van de notariële akte bij klager moeten verifiëren of laatstgenoemde de gevolgen van de nadere afspraken voor zijn huisvesting overzag en of klager daarmee wilde afzien van de door erflaatster beoogde compensatie voor het door klager in de woning geïnvesteerde vermogen. Bovendien had de notaris klager tijdig - dus ruim voor 25 november 2016, de dag waarop de akte werd gepasseerd - in de gelegenheid moeten stellen om kennis te nemen van de inhoud van de definitieve akte met een toelichting over de voor klager (nadelige) juridische gevolgen van de in de notariële akte opgenomen aanvullende bepalingen ten aanzien van het einde van het vruchtgebruik, hetgeen de notaris heeft nagelaten. Door steeds af te gaan op informatie van (één van) de erfgenamen en deze informatie niet voldoende te verifiëren bij klager en met hem te bespreken, terwijl juist het hem toekomende recht van vruchtgebruik op het spel stond, heeft de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel 3 zal daarom gegrond worden verklaard. De kamer acht het passend en geboden om hiervoor aan de notaris de maatregel van een waarschuwing op te leggen.

Proceskosten

4.6.       Omdat de klacht gegrond wordt verklaard, moet de notaris op grond van het bepaalde bij artikel 99 lid 5 Wna het door klager betaalde griffierecht van € 50,00 aan hem vergoeden.

4.7.       De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder a Wna en de Tijdelijke richtlijn kostenveroordelingen kamers voor het notariaat, te veroordelen in de volgende kosten:

-          de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00;

-          de kosten van klager in verband met door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, vastgesteld op een punt voor het bijwonen van de zitting, waarbij de kamer de waarde van een punt vaststelt op € 500,00.

De notaris moet deze kosten en het genoemde griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klager vergoeden. Klager dient daarvoor tijdig zijn rekeningnummer door te geven aan de notaris.

4.8.       Gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder b Wna en de genoemde Tijdelijke richtlijn ziet de kamer verder aanleiding om de notaris te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 3.500,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden voldaan. De notaris zal hiervoor een nota ontvangen van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) in Utrecht.

5.          De beslissing

De kamer:

5.1.       verklaart de klacht ongegrond voor zover deze betrekking heeft op de klachtonderdelen 1 en 2 (zoals hiervoor weergegeven onder 3.1.);

5.2.       verklaart de klacht gegrond voor zover deze betrekking heeft op klachtonderdeel 3 (zoals hiervoor weergegeven onder 3.1.);

5.3.       legt aan de notaris de maatregel van waarschuwing op;

5.4.       veroordeelt de notaris tot betaling aan klager van een bedrag van:

- €      50,00 in verband met het genoemde griffierecht;

- €      50,00 in verband met de genoemde kosten van klager;

- €    500,00 in verband met de genoemde kosten van rechtsbijstand van klager,

en bepaalt dat het totaalbedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.7. is omschreven;

5.5.       veroordeelt de notaris tot betaling aan de kamer van een bedrag van € 3.500,00 in verband met de genoemde kosten van behandeling van de zaak en bepaalt dat dit bedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.8. is omschreven.

Deze beslissing is gegeven door mr. C. Kool, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2019 door mr. C. Kool, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van de aangetekende brief waarbij van deze beslissing kennis is gegeven - bij het gerechtshof in Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.