ECLI:NL:TNORSHE:2019:29 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2019/12

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2019:29
Datum uitspraak: 21-10-2019
Datum publicatie: 11-12-2019
Zaaknummer(s): SHE/2019/12
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Beoordeling wilsbekwaamheid testateur en mogelijke beïnvloeding door (tweede) echtgenote. Testateur was ten tijde van de twee gesprekken met de notaris 83 jaar oud, verkeerde in zijn laatste levensfase en de met de notaris besproken onterving van de kinderen vormde een ingrijpende wijziging van zijn bestaande testament. Hoewel deze omstandigheden in het Stappenplan zijn omschreven als indicatoren die, al dan niet in combinatie, aanleiding kunnen vormen om nader onderzoek te (laten) doen naar de wilsbekwaamheid van de cliënt, behoeft een notaris alleen over te gaan tot nader onderzoek als de notaris aanleiding heeft om aan de wilsbekwaamheid te twijfelen. De notaris had daarover geen enkele twijfel. Tijdens het bezoek aan het hospice heeft zij zich laten vergezellen door twee getuigen. De kamer oordeelt dat de notaris in de gegeven omstandigheden voldoende zorgvuldig te werk is gegaan. Klacht ongegrond.

Klachtnummer    : SHE/2019/12

Datum uitspraak : 21 oktober 2019

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

1. mevrouw […] (de oudste dochter)

wonende in […]

2. de heer […] (de zoon)

wonende in […]

3. mevrouw […] (de jongste dochter, samen ook: de kinderen)

wonende in […]

gemachtigde: de heer mr. B. Vermeirssen, advocaat in Kattendijke, gemeente Goes

tegen

notaris mevrouw mr. […] ( de notaris)

gevestigd in […],

gemachtigde: mevrouw mr. H.J. Delhaas, advocaat in Amsterdam

1.         De procedure

1.1.       Bij brief van 23 februari 2019 heeft de gemachtigde van de kinderen een klacht tegen de notaris geformuleerd. Dit klaagschrift (met bijlagen) is op 24 februari 2019 ontvangen door de kamer voor het notariaat (hierna: de kamer).   

1.2.       De gemachtigde van de notaris heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.       De klacht is mondeling behandeld tijdens de openbare zitting van de kamer van 19 augustus 2019 in aanwezigheid van de kinderen en de notaris, bijgestaan door hun gemachtigden. Zij hebben hun standpunt over en weer toegelicht. De gemachtigde van de kinderen heeft dit mede gedaan aan de hand van pleitaantekeningen, die aan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling zijn gehecht.                                                     

2.          De feiten

2.1.       De ouders van de kinderen zijn in 1989 gescheiden. Vader (geboren op [..] mei 1934) is in 1992 hertrouwd met mevrouw […] (hierna: de echtgenote). Uit het huwelijk van vader en de echtgenote zijn geen kinderen geboren. De echtgenote had een zoon uit een eerder huwelijk. De kinderen en de echtgenote hadden geen goede onderlinge verstandhouding.

2.2.       Eind 2016 is geconstateerd dat vader ernstig ziek was, waarna hij is begonnen met chemobehandelingen. De oudste dochter was eerste contactpersoon voor de oncoloog en zij en/of haar echtgenoot hebben vader begeleid bij de medische onderzoeken en behandelingen die volgden.

2.3.       Eind 2017 heeft de echtgenote de kinderen laten weten dat zij en vader geen contact meer wilden met de kinderen en dat zij niet meer welkom waren in hun huis. De kinderen konden vader vanaf dat moment ook niet meer bereiken via de telefoon, e-mail, sms of WhatsApp.

2.4.       Op 17 december 2017 heeft de echtgenoot van de oudste dochter met vader gesproken. Daarna heeft vader af en toe buitenshuis contact gezocht met de (klein)kinderen door ze op hun werk te bezoeken.

2.5.       Op 15 februari 2018 is er telefonisch een afspraak gemaakt met de notaris omdat vader over zijn testament wilde spreken. Deze bespreking zou in de week van 26 februari 2018 plaatsvinden op het kantoor van de notaris.

2.6.       Rond 20 februari 2018 heeft een van de kinderen voor het laatst contact gehad met vader. 

2.7.       Vader heeft op 22 februari 2018 van de oncoloog te horen gekregen dat hij niet verder behandeld kon worden en dat hij nog maximaal zes weken te leven had.

2.8.       Op maandag 26 februari 2018 heeft vader telefonisch contact opgenomen met het notariskantoor omdat hij de gemaakte afspraak in die week bij hem thuis wilde laten plaatsvinden in plaats van op het kantoor van de notaris. De afspraak met de notaris is toen gewijzigd in een afspraak aan huis op 2 maart 2018.

2.9.       De notaris heeft vader op vrijdag 2 maart 2018 thuis bezocht en met hem gesproken over de door hem gewenste wijziging van zijn testament. Tijdens dit bezoek heeft vader de notaris verteld dat hij ernstig ziek was en dat hij op 22 februari 2018 te horen had gekregen dat hij nog maximaal zes weken te leven had. Omdat vader zijn testament snel wilde wijzigen, werd afgesproken dat de notaris op korte termijn een ontwerp van het testament zou opstellen en aan vader zou toezenden.

2.10.      Op dinsdag 6 maart 2018 heeft de zoon van de echtgenote telefonisch contact opgenomen met het notariskantoor om door te geven dat vader die dag naar een hospice zou gaan en dat vader zijn testament graag nog diezelfde dag wilde ondertekenen. Toen is afgesproken dat de notaris vader die middag in het hospice zou bezoeken. De notaris heeft het ontwerptestament naar het e-mailadres van de echtgenote gestuurd.

2.11.      In de middag van 6 maart 2018 heeft de notaris, vergezeld van twee getuigen, vader in het hospice bezocht. Tijdens dat bezoek heeft de notaris in het bijzijn van de beide getuigen een akte gepasseerd waarbij vader zijn testament heeft gewijzigd en de kinderen heeft onterfd. Over deze onterving is in de akte het volgende vermeld:

“Ik onterf mijn kinderen en hun afstammelingen.

Ik onterf mijn kinderen omdat er niet of nauwelijks nog contact is tussen mij en mijn echtgenote enerzijds en mijn kinderen anderzijds.

De reden van de verwijdering tussen mij en mijn kinderen is er in gelegen dat mijn kinderen mijn tweede echtgenote niet hebben willen accepteren en dat nog steeds niet willen.

Nadat ik ongeneeslijk ziek ben geworden heb ik pogingen gedaan om het contact tussen mij en mijn echtgenote enerzijds en mijn kinderen anderzijds te herstellen, maar dat is helaas niet gelukt.”

Vader heeft zijn echtgenote benoemd tot zijn enige erfgename en tot executeur van zijn nalatenschap.

2.12.      De notaris heeft op 14 maart 2018 een akte gepasseerd waarbij de echtgenote haar testament heeft gewijzigd.

2.13.      Vader is op 30 maart 2018 in het hospice overleden.

2.14.      De kinderen hebben advies gevraagd aan notaris mevrouw mr. [x], die voor hen als partij-notaris is opgetreden. Op verzoek van mr. [x] heeft de notaris op 6 april 2018 een afschrift van het testament aan haar toegezonden.  

2.15.      De kinderen hebben een beroep gedaan op hun legitieme portie. De kinderen en de echtgenote hebben geprocedeerd over de hoogte daarvan.

2.16.      Op 20 juni 2018 hebben de zoon en zijn echtgenote over het testament van vader gesproken met een medewerker van de notaris. De zoon, zijn echtgenote en de echtgenoot van de oudste dochter hebben vervolgens op 30 juli 2018 een gesprek gehad met de notaris omdat zij vragen hadden over de gang van zaken rond de totstandkoming van het testament van vader.

2.17.      Bij brief van 10 oktober 2018 heeft de gemachtigde van de kinderen de notaris gevraagd haar zienswijze te geven op het testament van vader en diverse vragen te beantwoorden over haar handelwijze in verband met de totstandkoming van het testament.

2.18.      De echtgenote is op 19 oktober 2018 overleden. Zij had bij testament haar zoon als haar enige erfgenaam aangewezen. Hij heeft de nalatenschap van zijn moeder zuiver aanvaard.

2.19.      De gemachtigde van de notaris heeft bij brief van 21 november 2018 gereageerd op het schriftelijke verzoek van de gemachtigde van de kinderen.

3.          De klacht

3.1.       De klacht luidt dat de notaris onzorgvuldig te werk is gegaan bij het verlijden van de testamenten van vader en de echtgenote. In de kern verwijten de kinderen de notaris dat zij de wilsbekwaamheid van vader zonder meer heeft aangenomen, zonder nader onderzoek te doen naar of vast te leggen welke indicatoren uit het Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid ten behoeve van notariële dienstverlening (hierna: het Stappenplan) ten aanzien van vader van toepassing waren en of deze al dan niet aanleiding vormden om te twijfelen aan zijn wilsbekwaamheid. Daarbij verwijten de kinderen de notaris mede dat zij onvoldoende alert is geweest op de mogelijkheid van beïnvloeding van vader door de echtgenote.

3.2.       De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Notarissen zijn op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) aan tuchtrechtspraak onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

Klacht over testament vader

4.2.       Aan de orde is de vraag of de notaris voldoende zorgvuldig heeft gehandeld bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van vader. Bij de beoordeling van die vraag stelt de kamer voorop dat als uitgangspunt geldt dat iedereen aan wie op grond van de wet de bekwaamheid daartoe niet is ontzegd, bevoegd is rechtshandelingen te verrichten zoals het maken van een uiterste wilsbeschikking. Een notaris moet in beginsel zijn ministerie verlenen en zal dus op verzoek van de cliënt moeten doen wat vereist is om de uiterste wilsbeschikking in een akte (testament) vast te leggen. Zoals bij elke akte rust op een notaris een zwaarwegende zorgplicht om te onderzoeken of is voldaan aan de in de wet gestelde vereisten voor het intreden van de rechtsgevolgen die worden beoogd met de in een akte opgenomen rechtshandelingen. In dat kader moet een notaris onder meer nagaan of de betrokkene in staat is zich een rechtens relevante wil te vormen in de zin van het bepaalde bij artikel 3:33 van het Burgerlijk Wetboek en dat de inhoud en de gevolgen van een te ondertekenen akte daarmee in overeenstemming zijn.

4.3.       Volgens vaste rechtspraak moet een notaris bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de betrokkene primair uitgaan van zijn/haar eigen waarneming indien niet bekend is en er ook geen aanwijzingen zijn dat de cliënt lijdt aan een ziekte die de wilsbekwaamheid kan beïnvloeden. Een notaris heeft daarbij een redelijke beoordelingsvrijheid. Bij gerede twijfel aan de wilsbekwaamheid van de cliënt en/of als aanleiding bestaat om te vermoeden dat mogelijk sprake is van beïnvloeding door derden, is in het algemeen verder onderzoek aangewezen. Het Stappenplan biedt hiervoor een handreiking. In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen vormen voor een nadere beoordeling van de wilsbekwaamheid. Indien een notaris - ook al heeft hij/zij kennis van het bestaan van een of meerdere indicatoren - geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van de cliënt, behoeft het Stappenplan niet verder te worden gevolgd. Daarbij zal het in belangrijke mate aankomen op zowel de inhoud van de gesprekken die een notaris met de cliënt voert, als de wijze waarop de cliënt zich daarbij presenteert.

4.4.       De kinderen hebben naar voren gebracht dat vader hen in 2017 nog had laten weten dat zij “goed” zouden erven. Volgens de kinderen heeft de echtgenote hen echter altijd van vader weg willen houden als gevolg waarvan hij geïsoleerd is geraakt en afhankelijk is geworden van de echtgenote. Die afhankelijkheid is nog toegenomen toen vader te horen kreeg dat hij uitbehandeld was en opgenomen werd in het hospice waardoor bij vader mogelijk sprake was van depressiviteit en/of paniek, aldus de kinderen. Zij hebben gesteld dat vader in die zeer emotionele periode beïnvloedbaar moet zijn geweest en zij hebben hun (ernstige) twijfel geuit over de wilsbekwaamheid van vader op het moment dat hij zijn testament wijzigde. Nadat de kinderen medio maart 2018 van derden hadden gehoord dat vader stervende was, bleek in het hospice een “zwarte lijst” te liggen waardoor de kinderen en hun echtgenoten en kinderen vader niet hebben mogen bezoeken. De kinderen gaan ervan uit dat de echtgenote daarin de hand heeft gehad, waardoor iedere mogelijkheid van vader om hulp te vragen volgens de kinderen werd uitgesloten. Zij hebben gesteld dat de echtgenote daar zelf financieel (enorm) bij gebaat is geweest en dat de notaris had moeten onderkennen dat vader mogelijk door de echtgenote werd beïnvloed. Volgens de kinderen is uit onder meer de gesprekken met en het handelen van vader voorafgaand aan zijn overlijden, uit gesprekken met de behandelend specialist, de broer en een nicht van vader en uit een gesprek met de pastor in het hospice een duidelijk beeld naar voren gekomen dat vader de kinderen helemaal niet wilde onterven.

4.5.       Dat het verbreken van het contact en de wijziging van het testament bij de kinderen veel emoties heeft losgemaakt en vragen heeft opgeroepen, is begrijpelijk. Opmerking verdient echter dat het in deze tuchtprocedure niet gaat over de vraag of vader tijde van het passeren van de akte wilsbekwaam was, maar over de vraag of de notaris in de gegeven omstandigheden voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van vader en of zij voldoende alert is geweest op de mogelijkheid van beïnvloeding van vader door direct belanghebbenden. Wat anderen van vader zouden hebben begrepen, is in dit kader daarom niet relevant. Het gaat erom welke indruk de notaris van vader heeft gekregen.

4.6.       Vast staat dat vader ten tijde van de twee gesprekken met de notaris 83 jaar oud was, dat hij in zijn laatste levensfase verkeerde en dat de met de notaris besproken onterving van de kinderen een ingrijpende wijziging vormde ten opzichte van zijn bestaande testament. Hoewel deze omstandigheden in het Stappenplan zijn omschreven als indicatoren die, al dan niet in combinatie, aanleiding kunnen vormen om nader onderzoek te (laten) doen naar de wilsbekwaamheid van de cliënt, behoeft een notaris zoals gemeld alleen over te gaan tot nader onderzoek als de notaris aanleiding heeft om aan de wilsbekwaamheid te twijfelen. De notaris heeft erkend dat er enkele indicatoren aanwezig waren, maar zij heeft verklaard dat zij tijdens de twee gesprekken met vader geen moment heeft getwijfeld aan zijn wilsbekwaamheid.

4.7.       De notaris heeft verklaard dat zij vader op 2 maart 2018 thuis ongeveer een uur heeft gesproken en dat vader, die inmiddels te horen had gekregen dat hij nog maximaal zes weken te leven had, helder en duidelijk heeft toegelicht dat hij zijn testament wilde wijzigen en dat hij de kinderen wilde onterven en zijn echtgenote tot zijn enige erfgename wilde benoemen. Vader en de echtgenote waren op dat moment ruim 25 jaar met elkaar gehuwd. Volgens de notaris was de echtgenote tijdens het gesprek in de woning aanwezig, maar heeft zij niet actief deelgenomen aan het gesprek. In reactie op vragen van de kamer heeft de notaris verklaard dat zij tijdens het gesprek samen met vader in de keuken heeft gezeten en dat de echtgenote veelal in de woonkamer aanwezig was, waarbij de notaris heeft opgemerkt dat de echtgenote wellicht delen van het gesprek heeft gehoord. Op basis van haar gesprek met vader heeft de notaris vervolgens een ontwerptestament opgesteld, waarin zij de beweegredenen van vader om de kinderen te onterven heeft verwoord zoals hiervoor onder 2.11 is geciteerd. 

4.8.       Nadat de notaris op 6 maart 2018 het bericht had ontvangen dat vader die dag werd opgenomen in het hospice en dat hij zijn testament diezelfde middag nog wilde wijzigen, heeft de notaris het ontwerptestament per e-mail aan de echtgenote gemaild. Het was de bedoeling dat dit  ontwerp zou worden geprint en aan vader zou worden overhandigd, zodat hij het ontwerp kon bekijken voordat de notaris zou komen.

4.9.      Omdat de opname in het hospice eerder kwam dan zij had verwacht, heeft de notaris zich tijdens haar bezoek aan vader op 6 maart 2018 laten vergezellen door twee ervaren notariële medewerkers van haar kantoor, die als getuigen bij het gesprek aanwezig zijn geweest. Op die manier wilde zij een extra toets inbouwen zodat zij haar eigen oordeel over de weloverwogenheid van het besluit van vader op 2 maart 2018 en zijn vrije wil - waarover zij op dat moment geen enkele geen twijfel had - tijdens het gesprek op 6 maart 2018 kon verifiëren, aldus de notaris. Volgens de notaris trof zij vader in (relatief) goede doen aan; hij was aangekleed, liep in het hospice rond en was monter. Op verzoek van de notaris heeft de echtgenote de kamer van vader verlaten, waarna de notaris vader in het bijzijn van de twee getuigen heeft gesproken en het ontwerp met hem heeft doorgenomen. Vader had de geprinte versie van het ontwerptestament bij de hand. Hij was op de hoogte van de inhoud daarvan en heeft daar enkele vragen over gesteld, die de notaris heeft beantwoord en waarbij zij vader andere mogelijkheden heeft voorgehouden. Ook heeft zij hem opnieuw uitgelegd wat de consequenties zijn van het onterven van kinderen en hem uitgelegd dat het ontwerp nog op dat moment kon worden aangepast, aldus telkens de notaris. Volgens de notaris was vader zeer helder en resoluut in zijn wens om de kinderen te onterven en overzag en aanvaardde hij de consequenties daarvan. Voor haar waren er geen aanwijzingen dat bij vader sprake was van depressiviteit, paniek of sterke afhankelijkheid of dat hij onder invloed stond van derden, aldus telkens de notaris. Tijdens de mondelinge behandeling heeft zij verklaard dat zij geen verschil heeft opgemerkt in de indruk die vader tijdens de beide gesprekken op haar heeft gemaakt. Zij stelt tijdens de beide gesprekken geen enkel moment te hebben getwijfeld aan de wilsbekwaamheid van vader en zij heeft op basis van haar eigen waarneming gemeend dat er geen grond aanwezig was om het testament niet te passeren, waarbij zij zich terdege heeft gerealiseerd dat dit testament “impact” zou hebben. Vervolgens heeft de notaris het testament, waarin zoals gemeld een toelichting op de onterving was opgenomen, integraal voorgelezen en daarna gepasseerd in aanwezigheid van de twee getuigen. Deze getuigen hebben aantekeningen gemaakt van het gesprek en van hun observaties en ook de notaris heeft daarvan aantekeningen gemaakt. Het bezoek aan vader heeft volgens de notaris ongeveer een uur geduurd.

4.10.      De kinderen hebben in hun eigen klachtomschrijving, die als bijlage 3 aan de klacht is gehecht, gesteld dat bij vader sprake was van uitzaaiingen in het hele lichaam, inclusief de hersenen. Dat vader als gevolg daarvan niet meer in staat was om zijn wil te bepalen, hebben zij echter niet onderbouwd, terwijl niet is gesteld of gebleken dat de notaris daarvan op de hoogte was of had moeten zijn. Verder hebben de kinderen naar voren gebracht dat bij vader mogelijk sprake was van depressiviteit en/of paniek en/of sterke afhankelijkheid nadat hij te horen had gekregen dat hij nog maar enkele weken te leven had en naar een hospice zou gaan. In dat verband hebben zij verwezen naar een grafiek over de mentale en fysieke toestand van vader tussen september 2017 en de datum van zijn overlijden. Vast staat echter dat de kinderen, hoezeer zij dat ook betreuren, in die periode zelf weinig of geen contact met vader hebben gehad, terwijl niet is gesteld of gebleken dat de grafiek is gebaseerd op concrete objectiveerbare (medische) informatie met betrekking tot de geestesgesteldheid van vader op 2 en 6 maart 2018. Nu deze grafiek enkel op algemene veronderstellingen van de kinderen is gebaseerd, kan deze geen houvast bieden bij de beoordeling van de handelwijze van de notaris. Ook de door de kinderen overgelegde grafiek over de informatiebereidheid van patiënten in onder meer spanningsvolle situaties rond (ernstige) diagnoses zegt naar het oordeel van de kamer niets over de wilsbekwaamheid van vader op de genoemde dagen. Bij gebrek aan andersluidende informatie is de kamer daarom van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de notaris ermee bekend was dat vader leed aan een ziekte die zijn wilsbekwaamheid kon beïnvloeden of dat er voor haar aanwijzingen bestonden waaruit zij dit had moeten afleiden.

4.11.     In verband met de stellingen van de kinderen dat niet vader maar de echtgenote in belangrijke/overwegende mate heeft aangestuurd op de wijziging van zijn testament, resteert de vraag of de notaris in de gegeven omstandigheden voldoende heeft gewaarborgd dat vader zijn wil op onafhankelijke wijze aan de notaris heeft kunnen overbrengen. De kinderen zijn van mening dat dit niet zo is en hebben er daarbij onder meer op gewezen dat het waarschijnlijk niet vader maar de echtgenote is geweest die de notaris voor het eerst heeft benaderd voor het maken van een afspraak, waarbij de kinderen vermoeden dat de notaris aanvankelijk een gezamenlijke afspraak met vader en de echtgenote heeft gemaakt om over de wijziging van hun beider testamenten te spreken.

4.12.     Tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris verklaard dat er nooit een gezamenlijke afspraak is gemaakt met vader en de echtgenote, waarbij zij naar voren heeft gebracht dat de afspraak op 15 februari 2018 in haar agenda is genoteerd als “BSP de heer Dreesman testament”. De notaris heeft niet meer kunnen achterhalen wie die eerste telefonische afspraak heeft gemaakt. Voor zover dat de echtgenote zou zijn geweest, is de kamer echter van oordeel dat dit in het licht van de twee gesprekken die de notaris vervolgens met vader heeft gehad, onvoldoende is om aan te nemen dat de notaris niet voldoende alert is geweest op mogelijke beïnvloeding van vader door de echtgenote.

4.13.     Gelet op het vorenstaande is de kamer van oordeel dat de notaris in de gegeven omstandigheden voldoende zorgvuldig te werk is gegaan bij de totstandkoming van het testament van vader. Daarbij neemt de kamer mede in aanmerking dat de notaris zich overeenkomstig de aanbeveling uit het Stappenplan bij haar uiteindelijke besluitvorming over de wilsbekwaamheid van vader tijdens het passeren van de akte in het hospice heeft laten bijstaan door twee getuigen. In reactie op het verzoek van de kinderen om kennis te mogen nemen van de verslagen van die getuigen heeft de notaris verklaard dat zij op zich bereid is om deze verslagen (en haar eigen verslag) ter inzage te geven indien de kamer daar behoefte aan heeft, maar dat haar geheimhoudingsplicht eraan in de weg staat dat deze verslagen in het geding worden gebracht. Voor zover de kamer het voor de beoordeling van de klacht noodzakelijk vindt om kennis te nemen van deze verslagen, heeft de notaris voorgesteld dat de kamer een Ringvoorzitter benoemt, die de verslagen kan inzien en van zijn bevindingen verslag aan de kamer kan uitbrengen. De kamer is echter van oordeel dat zij zich op basis van de hiervoor omschreven feiten en omstandigheden naar behoren een oordeel heeft kunnen vormen over de handelwijze van de notaris. Zij ziet dan ook geen aanleiding voor het geven van een tussenbeslissing in die zin. 

Klacht over testament echtgenote

4.14.     Ten aanzien van het verwijt dat de notaris onzorgvuldig te werk is gegaan bij het passeren van het testament van de echtgenote overweegt de kamer als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling is namens de kinderen naar voren gebracht dat dit klachtonderdeel niet ziet op de inhoud van het testament van de echtgenote, maar dat dit verwijt is gebaseerd op de veronderstelling dat de echtgenote het initiatief heeft genomen voor de wijziging van de testamenten en dat vader en de echtgenote aanvankelijk samen een afspraak hadden gemaakt met de notaris. Nu dit aspect in rechtsoverweging 4.11 en 4.12 al aan de orde is geweest bij de beoordeling van de gang van zaken rond de totstandkoming van het testament van vader, behoeft dit naar het oordeel van de kamer geen verdere bespreking meer.

4.15.     Voor zover de kinderen de notaris verwijten dat zij op de hoogte was van de inhoud van zowel het testament van vader als het testament van de echtgenote, overweegt de kamer dat dit op zich niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Daarom zal de kamer dit klachtonderdeel bij gebrek aan een feitelijke grondslag ongegrond verklaren. Opmerking verdient dat dit mogelijk anders zou kunnen zijn indien de notaris haar geheimhoudingsplicht ten opzichte van vader en/of de echtgenote zou hebben geschonden, maar dat is niet gesteld of gebleken.

4.16.     Dit betekent dat de kamer de klacht (geheel) ongegrond zal verklaren.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. M.A. Rosenbrand-Biesheuvel, plaatsvervangend notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2019 door mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.