ECLI:NL:TNORSHE:2019:14 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/50

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2019:14
Datum uitspraak: 17-06-2019
Datum publicatie: 11-07-2019
Zaaknummer(s): SHE/2018/50
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Geheimhoudingsplicht. Notaris heeft in opdracht van executeur-afwikkelingsbewindvoerder (broer van klaagster) werkzaamheden verricht i.v.m. de afwikkeling van de nalatenschap van hun ouders. Nadat de kantonrechter de broer uit zijn functie heeft ontslagen, heeft klaagster de notaris gevraagd om inzage/afgifte van de nalatenschapsdossiers inclusief alle notities, werkaantekeningen en verrichtingenstaten. De notaris heeft bepaalde stukken aan klaagster verstrekt en zich verder op haar geheimhoudingsplicht beroepen. De kamer heeft niet voldoende aanleiding om te veronderstellen dat de notaris zich in de gegeven omstandigheden mogelijk ten onrechte op haar geheimhoudingsplicht heeft beroepen en acht het niet noodzakelijk onderzoek te laten verrichten door een deskundige met een eigen geheimhoudingsplicht. Klacht ongegrond.

Klachtnummer    : SHE/2018/50

Datum uitspraak : 17 juni 2019

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw […] (klaagster)  

wonende in […]

tegen

notaris mevrouw mr. […] ( de notaris)

gevestigd in […]

gemachtigde: de heer mr. P.J. de Jong Schouwenburg, advocaat in Amsterdam  

1.         De procedure

1.1.       De kamer voor het notariaat (de kamer) heeft op 8 augustus 2018 van klaagster een e-mail met bijlagen ontvangen. In deze e-mail heeft zij een klacht tegen de notaris geformuleerd.

1.2.       De notaris heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.       De klacht is mondeling behandeld op de zitting van de kamer van 15 april 2019. Klaagster en de notaris, bijgestaan door haar gemachtigde, zijn bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest. Partijen hebben hun standpunt toegelicht, mede aan de hand van pleitnotities die zij aan de kamer hebben overhandigd.  

2.          De feiten

2.1.       De moeder van klaagster is op [..] januari 2011 overleden. Zij had bij testament over haar nalatenschap beschikt, waarbij zij niet is afgeweken van de wettelijke verdeling. Klaagster heeft twee zussen en drie broers ([A], [B] en [C]). [C] is geestelijk en lichamelijk gehandicapt en staat onder curatele. Hun vader is in 1999 overleden. De notaris is betrokken geweest bij de afwikkeling van de nalatenschap van vader. Door het overlijden van moeder zijn de vorderingen die de kinderen op moeder hadden uit hoofde van de nalatenschap van vader opeisbaar geworden.

2.2.       Moeder heeft [A] bij testament benoemd tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder. [A] heeft deze benoeming aanvaard.

2.3.       In verband met de onderlinge relatie tussen de erfgenamen heeft [A] de bijstand van de notaris ingeroepen.

2.4.       In de laatste jaren voor haar overlijden is het vermogen van moeder aanzienlijk afgenomen. [A] heeft geconstateerd dat [B] een bedrag van omstreeks € 98.000,00 heeft ontvangen uit/onttrokken aan het vermogen van moeder. [B] heeft erkend dit bedrag schuldig te zijn aan de nalatenschap. Volgens opgave van [A] is dat bedrag grotendeels terugbetaald.

2.5.       In april 2016 hebben klaagster en haar twee zussen de kantonrechter bij de rechtbank Oost-Brabant (onder meer) gevraagd [A] te ontslaan als executeur-afwikkelingsbewindvoerder. Bij beschikking van 10 oktober 2016 heeft de kantonrechter onder meer overwogen dat als feit heeft te gelden dat [A]:

“niet alle relevante financiële administratie van [moeder] aan [de zussen] heeft overgelegd. [A] heeft immers ter zitting toegegeven slechts de digitale bankadministratie te hebben verstrekt en niet tevens (giro)rekeningafschriften die niet digitaal beschikbaar waren en tegen (geringe) kosten opgevraagd hadden kunnen worden. Naar het oordeel van de kantonrechter had het, gelet op voormelde onttrekking van € 98.000,00, het aantal door [de zussen] gestelde dubieuze transacties en het feit dat het vermogen van [moeder] aanzienlijk was afgenomen, op de weg van [A] gelegen om uit eigen beweging een diepgravend onderzoek te doen naar de transacties die voorafgaand aan het overlijden van [moeder] hebben plaatsgevonden en over de gevonden gegevens en het onderzoek informatie te geven. Er waren voldoende aanwijzingen dat er uit deze administratie mogelijk nog vorderingen konden blijken die van invloed waren op de omvang van de nalatenschap. (…) Door het onderzoek wat betreft de bankadministratie te beperken tot bankafschriften die digitaal beschikbaar zijn terwijl de feiten noopten tot een meeromvattend onderzoek, heeft [A] het wantrouwen van [de zussen] gevoed.”

Om deze reden heeft de kantonrechter [A] met ingang van 12 oktober 2016 ontslagen als executeur-afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van moeder.

2.6.       Bij e-mail van 23 oktober 2016 heeft klaagster een kopie van de beslissing van de kantonrechter aan de notaris toegezonden en haar gevraagd om afgifte van een verklaring van erfrecht en afgifte van een kopie van het testament van moeder. 

2.7.       In reactie op die e-mail heeft de notaris klaagster bij e-mail van 24 oktober 2016 meegedeeld dat zij in deze zaak uitsluitend een verklaring van executele heeft afgegeven en geen verklaring van erfrecht. De notaris heeft klaagster daarbij bericht dat zij bereid is alsnog een verklaring van erfrecht op te stellen en zij heeft haar eerdere e-mail met bijlagen (waaronder het testament van moeder) bijgevoegd die zij op 18 februari 2011 aan klaagster had toegezonden.

2.8.       Klaagster heeft de notaris bij e-mail van 22 januari 2017 gevraagd om samen met een zus het dossier bij de notaris te mogen inzien. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de notaris telefonisch contact opgenomen met klaagster, waarbij zij klaagster heeft meegedeeld dat het dossier niet kan worden ingezien zonder toestemming van [A]. Vervolgens heeft de notaris [A] om toestemming gevraagd. Zij heeft klaagster bij e-mail van 10 februari 2017 bericht dat [A] tot eind februari 2017 op vakantie zal zijn, waarna klaagster de notaris bij e-mail van 19 februari 2017 heeft gevraagd een verklaring van erfrecht te mailen waaruit blijkt dat [A] geen executeur meer is en wie de erfgenamen zijn. Ook heeft zij de notaris daarbij gevraagd:

“In afwachting van zijn reactie verzoek ik u mij alvast de mailberichten (uw mailberichten van 15-6-2012 en zijn reactie hierop van 1-7-2012), waarover wij spraken in het telefoongesprek van 25-1-2017, door te zenden.”

2.9.       Bij e-mail van 19 maart 2017 heeft de notaris klaagster bericht dat [A] in zijn hoedanigheid van voormalig executeur van de nalatenschap geen toestemming geeft voor inzage in het dossier omdat hij van mening is dat hij alle informatie met klaagster heeft gedeeld.

2.10.     Nadat klaagster de notaris per e-mail nog enkele malen om een reactie heeft gevraagd op haar e-mail van 19 februari 2017, heeft de notaris haar bij e-mail van 17 mei 2017 een “kleine update tussendoor” gegeven, waarbij zij heeft meegedeeld dat zij nog wacht op de aanvaarding door [B] en zijn curandus.

2.11.     Op 19 augustus 2017 heeft klaagster de verklaring van erfrecht van de notaris ontvangen.

2.12.     Klaagster heeft de notaris bij e-mail van 10 september 2017 nogmaals gevraagd om inzage in het dossier en toezending van de genoemde e-mailberichten van 15 juni 2012 en 1 juli 2012.

2.13.     Op 21 maart 2018 heeft klaagster de notaris en haar kantoor per e-mail onder meer als volgt gesommeerd:

“In mijn hoedanigheid van erfgenaam van wijlen [namen vader en moeder] verzoek ik u aan mij binnen 1 week na heden van de behandeling van de nalatenschappen van erflaters een eensluidende fotokopie van uw daarvan aangelegde dossiers, inclusief als uw notities, werkaantekeningen en verrichtingenstaten af te geven.

Mijn verzoek is niet vrijblijvend, er wordt de kracht van sommatie aan verbonden.”

2.14.     Naar aanleiding van deze sommatie heeft de notaris overleg gevoerd met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Vervolgens heeft zij bij brief van 3 april 2018 een kopie van een aantal stukken uit het dossier met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap van moeder aan klaagster toegezonden en daarbij meegedeeld:

“Aan uw verzoek om inzage van het gehele dossier kan ik evenwel niet voldoen in verband met mijn geheimhoudingsplicht. Uw broer was immers in zijn functie van executeur opdrachtgever. De overige erfgenamen waren geen opdrachtgever en hebben derhalve ook niet zonder meer recht op inzage van het gehele dossier.

Ik hecht er nog aan op te merken dat we geen “boedelnotaris” doch “betrokken notaris” zijn.”

2.15.     Bij e-mail van 7 mei 2018 heeft klaagster haar verzoek om afgifte van het volledige dossier herhaald en heeft zij het kantoor opnieuw gesommeerd om binnen een week aan haar verzoek te voldoen. In reactie op dat verzoek heeft de notaris klaagster bij brief van 16 mei 2018 nogmaals bericht dat zij in verband met haar geheimhoudingsplicht niet aan het verzoek kan voldoen.

2.16.     Bij e-mail van 26 juli 2018 heeft klaagster de notaris bericht dat zij het niet met haar eens is, waarna zij zoals gemeld op 8 augustus 2018 deze klacht tegen de notaris heeft ingediend.

2.17.     Tussen (onder meer) klaagster en haar broer(s) is een civiele procedure aanhangig in verband met de verdeling van de nalatenschap van moeder.

3.          De klacht

3.1.       Klaagster verwijt de notaris dat zij ten onrechte weigert inzage te verlenen in en/of een eensluidende fotokopie te verstrekken van haar dossiers met betrekking tot de behandeling van de nalatenschappen van de vader en moeder van klaagster, inclusief alle notities, werkaantekeningen en verrichtingenstaten (hierna: het dossier). Klaagster is van mening dat zij daar als erfgenaam in de nalatenschap van haar moeder recht op heeft. Daarbij heeft klaagster mede naar voren gebracht dat mogelijk sprake is van belangenverstrengeling omdat niet voldoende duidelijk is of de notaris [A] zowel in privé als - in zijn hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder - namens de boedel/erfgenamen heeft bijgestaan.

3.2.       De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht, waarbij zij (samengevat) een beroep heeft gedaan op haar geheimhoudingsplicht. Dit verweer zal hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Notarissen zijn op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts-)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen.

4.2.       Bij de beoordeling van deze klacht stelt de kamer voorop dat de notaris heeft erkend dat klaagster recht heeft op afgifte van bepaalde stukken uit het dossier, maar volgens de notaris heeft zij de stukken waar klaagster recht op heeft al aan haar gegeven. Klaagster is echter van mening dat zij recht heeft op alle stukken uit het dossier, inclusief alle notities, werkaantekeningen en verrichtingenstaten. Vaststaat dat het dossier onder meer twee e-mailberichten (van 15 juni 2012 en 1 juli 2012) bevat tussen de notaris en [A]. Ook staat vast dat de notaris telefonisch met klaagster heeft gesproken over de inhoud van die e-mailberichten. Volgens klaagster heeft de notaris die berichten toen helemaal aan haar voorgelezen, maar de notaris heeft gesteld dat zij toen enkel met klaagster heeft gesproken over de passages uit die berichten voor zover deze niet onder haar geheimhoudings-plicht vallen. De notaris is van mening dat zij geen afschrift van deze e-mailberichten en overigens ook niet van het volledige dossier aan klaagster kan geven zonder haar geheimhoudingsplicht te schenden.

4.3.       Naar aanleiding van dit beroep op de notariële geheimhoudingsplicht overweegt de kamer als volgt. Op grond van artikel 22 lid 1 Wna is een notaris in beginsel verplicht tot geheimhouding van alle informatie waarvan hij/zij uit hoofde van zijn/haar werkzaamheden als zodanig kennis neemt.  Deze geheimhoudingsplicht staat in dienst van de vertrouwensrelatie tussen de notaris en zijn/haar cliënt en hangt samen met de bijzondere positie van de notaris in het rechtsbestel; bij verschillende (privaatrechtelijke) rechtshandelingen is de formele tussenkomst van de notaris voorgeschreven. Om een vrije toegang tot de rechtsbedeling te waarborgen, is het noodzakelijk dat iedereen zich vrijelijk tot een notaris kan wenden voor juridische bijstand of advies en daarbij verzekerd is van het vertrouwelijk karakter van de informatie die aan de notaris wordt toevertrouwd. Dit uitgangspunt vormt de grondslag voor de geheimhoudingsplicht en deze plicht is door de Hoge Raad erkend als algemeen rechtsbeginsel. Het grote belang van de geheimhoudingsplicht komt onder meer tot uiting in de strafbaarstelling van de schending van het ambts- of beroepsgeheim in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. De geheimhoudingsplicht kan alleen in uitzonderlijke omstandigheden door de geheimhouder of door de rechter worden doorbroken.

4.4.       Op basis van de informatie die de notaris aan de kamer heeft verstrekt, gaat de kamer ervan uit dat [A] de notaris in zijn hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder opdracht heeft gegeven om hem bij te staan bij de afwikkeling van de nalatenschap van moeder. De kamer beschouwt [A] dan ook als opdrachtgever van de notaris.

4.5.       Tijdens de mondelinge behandeling heeft klaagster naar voren gebracht dat [A] recent, in februari 2019, tijdens een zitting bij de civiele rechter heeft verklaard dat hij en [B] altijd bereid zijn geweest hun medewerking te verlenen aan inzage in het dossier van de notaris. Voor zover klaagster daarmee heeft willen betogen dat het de notaris dus vrij staat om het dossier alsnog aan haar te overhandigen, verwerpt de kamer deze stelling. Een notaris kan zich namelijk niet van zijn/haar geheimhoudingsplicht laten ontslaan door de opdrachtgever of door anderen die bij de bewuste rechtshandeling betrokken zijn (artikel 4 lid 1 van de Verordening beroeps- en gedragsregels 2011). Daaruit volgt dat de notaris de informatie die [A] als zodanig aan haar heeft toevertrouwd, niet aan derden kenbaar mag maken, ook niet als [A] de notaris daarvoor toestemming zou geven. Ook het feit dat de kantonrechter [A] inmiddels heeft ontslagen als executeur-afwikkelingsbewindvoerder leidt er naar het oordeel van de kamer niet toe dat de notaris zich na dat ontslag tegenover klaagster niet langer op haar geheimhoudingsplicht kan beroepen met betrekking tot de werkzaamheden die zij in opdracht van [A] heeft verricht.

4.6.       De vraag hoe ver de geheimhoudingsplicht van een notaris zich uitstrekt, wordt in beginsel door de betrokken notaris zelf beantwoord. Omdat dit bij klaagster en de kamer vragen zou kunnen oproepen, heeft de notaris zich bereid verklaard haar medewerking te verlenen aan een onderzoek door een deskundige met een eigen geheimhoudingsplicht. De kamer heeft echter niet voldoende aanleiding om te veronderstellen dat de notaris zich in de gegeven omstandigheden mogelijk ten onrechte op haar geheimhoudingsplicht beroept. Daarom acht de kamer zo’n onderzoek niet noodzakelijk. Daarbij neemt de kamer mede in aanmerking dat klaagster de mogelijkheid heeft om de stukken (al dan niet via de rechter) van [A] te verkrijgen.

4.7.       Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zich op haar geheimhoudingsplicht te beroepen, terwijl ook niet is gebleken dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling. Daarom zal de kamer de klacht ongegrond verklaren. Onder verwijzing naar 4.6 zal de kamer het (subsidiaire) verzoek om onderzoek te gelasten, afwijzen.

4.8.       Klaagster heeft de kamer ook (primair) gevraagd te bepalen dat zij en haar zussen recht hebben op inzage in het dossier van de notaris. Dit verzoek zal niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de Wna niet de mogelijkheid biedt om zo’n gebod op te leggen.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart de klacht ongegrond;

verklaart het (primaire) verzoek om te bepalen dat klaagster en haar zussen recht hebben op inzage het dossier niet-ontvankelijk;

wijst het (subsidiaire) verzoek om onderzoek te gelasten af.

Deze beslissing is gegeven door mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. S. Lettinga, plaatsvervangend notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2019 door mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.