ECLI:NL:TNORSHE:2019:12 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2018/34

ECLI: ECLI:NL:TNORSHE:2019:12
Datum uitspraak: 15-04-2019
Datum publicatie: 11-07-2019
Zaaknummer(s): SHE/2018/34
Onderwerp: Personen- en Familierecht
Beslissingen: Klacht gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht van testateurs over de inhoud van hun testamenten. Zij wilden voorkomen dat hun nalatenschap bij de ex-echtgenoot van hun dochter terecht zou komen en hebben daarover een gesprek gehad met een “erfrechtplanner”. Deze heeft hun wensen doorgegeven aan de notaris, die op basis van die informatie concepttestamenten heeft opgesteld en aan klagers heeft toegezonden. Na een korte toelichting heeft de notaris deze testamenten, waarin een tweetrapsmaking was opgenomen, gepasseerd. Hij wist destijds dat klagers kleinkinderen hadden. Later hebben klagers hem gevraagd hun testamenten aan te vullen met een bewind op de mogelijke verkrijging door hun kleinkinderen. De kamer is van oordeel dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de notaris om zich er in de gegeven omstandigheden van te vergewissen dat de testamenten die hij op basis van (enkel) de informatie van de adviseur had opgesteld, ook daadwerkelijk overstemden met de wil van klagers die hij nooit eerder had gezien of gesproken. Dan had hij kunnen voorkomen dat hij testamenten passeerde die niet volledig overeenstemden met de wil van klagers. Klacht grotendeels gegrond, waarschuwing, proceskostenveroordeling.

Klachtnummer    : SHE/2018/34

Datum uitspraak : 15 april 2019  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ’s-HERTOGENBOSCH

De kamer voor het notariaat neemt de volgende beslissing naar aanleiding van de klacht van:

de heer […] en mevrouw […] (hierna gezamenlijk: klagers),  

wonende in […],

gemachtigde: mevrouw […],

tegen

notaris de heer mr. […] ( hierna: de notaris),

gevestigd in […].  

1.         De procedure

1.1.       Bij e-mail van 6 juni 2018 heeft de gemachtigde van klagers een klacht geformuleerd tegen de notaris.

1.2.       De notaris heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.       Bij brief van 20 december 2018 heeft de kamer de notaris gevraagd stukken aan de kamer toe te sturen. De kamer heeft deze stukken op 2 januari 2019 van de notaris ontvangen en een kopie daarvan aan de gemachtigde van klagers toegezonden.

1.4.       De klacht is mondeling behandeld tijdens de zitting van de kamer van 21 januari 2019. De gemachtigde van klagers is met haar echtgenoot (zoon van klagers) bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest. Ook de notaris, vergezeld van zijn kantoorgenoot notaris de heer mr. […], is daarbij aanwezig geweest en beide partijen hebben hun standpunt nader toegelicht. Daarna is de mondelinge behandeling gesloten.

1.5.       Bij brieven van 20 februari 2019 heeft de kamer klagers en de notaris meegedeeld dat de kamer in gewijzigde samenstelling op de klacht zal beslissen. Daarbij is informatie gegeven over de procesrechtelijke gevolgen daarvan met het verzoek aan partijen de kamer te berichten of prijs wordt gesteld op een nieuwe mondelinge behandeling van de klacht of dat de kamer in gewijzigde samenstelling uitspraak kan doen op de stukken van het dossier, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling. Een kopie van dat proces-verbaal is als bijlage aan partijen toegezonden.  

1.6.       In reactie op die brief hebben beide partijen telefonisch aan de kamer meegedeeld dat zij geen behoefte hebben aan een nieuwe mondelinge behandeling van de klacht. Vervolgens heeft de kamer partijen bericht dat de kamer in gewijzigde samenstelling een beslissing zal geven op basis van de stukken van het dossier.  

2.          De feiten

2.1.       Op 5 oktober 2016 hebben klagers een bespreking gehad met de heer mr. [X]. Hij is verbonden aan [naam juridisch advieskantoor] en houdt kantoor in hetzelfde pand als de notaris. Na het gesprek heeft mr. [X] klagers telefonisch meegedeeld dat de notaris op basis van hun persoonlijke situatie testamenten en notariële volmachten zou kunnen opstellen voor een bedrag van ongeveer € 2.400,00. Klagers hebben daarmee ingestemd.

2.2.       Op basis van de informatie die mr. [X] aan de notaris heeft toegestuurd, heeft de notaris voor klagers conceptakten van testamenten en algehele notariële volmachten opgesteld. Deze concepten zijn, voorzien van een toelichting, bij brief van 28 oktober 2016 aan klagers toegezonden. Bij die brief was ook een gespecificeerde conceptfactuur gevoegd in verband met de kosten van de notaris.

2.3.       Op 7 november 2016 zijn klagers voor de notaris verschenen en heeft hij de genoemde akten gepasseerd. De notaris heeft zijn werkzaamheden overeenkomstig de conceptfactuur aan klagers in rekening gebracht. Zij hebben deze rekening betaald.

2.4.       Ruim een jaar later hebben klagers de notaris gevraagd hun testamenten aan te vullen met een bewind op de eventuele verkrijging door de kinderen van hun dochter.

2.5.       Bij brief van 8 februari 2018 heeft de notaris concepten van de aanvullende testamenten aan klagers toegezonden. Hij heeft deze aanvullende testamenten op 20 februari 2018 gepasseerd. Nadat klagers bezwaar hadden gemaakt tegen de kosten die de notaris voor deze aanvulling aan hen in rekening wilde brengen, heeft de notaris zijn werkzaamheden kosteloos verricht.  

3.          De klacht

3.1.       Samengevat verwijten klagers de notaris:

1       dat hij vooraf geen conceptakten aan hen heeft toegezonden en dat hij hen onvoldoende heeft geïnformeerd over de inhoud en de rechtsgevolgen van hun testamenten;

2       dat hij hun testamenten niet voldoende zorgvuldig heeft opgesteld;

3       dat zij veel te veel hebben moeten betalen voor de testamenten en de volmachten.

3.2.       De notaris heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de klacht. Voor zover dit verweer van belang is voor de beoordeling van de klacht, zal dit hierna worden besproken.

4.          De beoordeling

4.1.       Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen zijn op grond van artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) aan het tuchtrecht onderworpen. De tuchtrechter toetst of hun handelen of nalaten in strijd is met het bepaalde in de Wna en andere toepasselijke bepalingen. Ook kan de tuchtrechter toetsen of zij voldoende zorg in acht hebben genomen ten opzichte van de (rechts-)personen voor wie zij optreden en of zij daarbij hebben gehandeld zoals een behoorlijk beroepsbeoefenaar behoort te doen. Omdat de eerste twee klachtonderdelen met elkaar samenhangen,  zal de kamer deze gecombineerd beoordelen. Het derde klachtonderdeel zal afzonderlijk worden beoordeeld.

Conceptakten/informatie

4.2.       Op grond van artikel 43 lid 1 Wna moet een notaris de partijen bij de akte tijdig tevoren in de gelegenheid stellen om van de inhoud van de akte kennis te nemen. Ook moet de notaris daarop een toelichting geven en moet hij partijen zo nodig wijzen op de gevolgen die uit de akte voortvloeien. De gemachtigde van klagers heeft tijdens de zitting verklaard dat zij van klagers had begrepen dat zij de akten pas op 7 november 2016 onder ogen hadden gekregen toen de akten door de notaris werden gepasseerd.

4.3.       Uit de stukken die de kamer van de notaris heeft ontvangen, blijkt dat een medewerker van het notariskantoor bij brief van 28 oktober 2016 - ruim een week voor het passeren - conceptakten van de testamenten en de notariële volmachten aan klagers heeft toegezonden. In die brief wordt verwezen naar de bijgevoegde toelichting op de conceptakten en wordt meegedeeld dat klagers voor vragen en/of opmerkingen telefonisch contact kunnen opnemen met deze medewerker. Zowel de toelichting op de testamenten als de toelichting op de volmachten bevat uitgebreide informatie over de juridische gevolgen van die akten, waarin mede aandacht wordt besteed aan de situatie van klagers. De kamer is dan ook van oordeel dat de notaris klagers tijdig in de gelegenheid heeft gesteld om van de inhoud van de akten kennis te nemen.  

4.4.       Vaststaat dat de notaris ervan op de hoogte was dat klagers wilden voorkomen dat de ex-echtgenoot van hun dochter aanspraak zou kunnen maken op hun nalatenschap. In verband daarmee heeft de notaris in de concepttestamenten een zogeheten tweetrapsmaking opgenomen. In de toelichting op die concepttestamenten is daarover vermeld:

“In het artikel ‘Tweetrapsmaking’ voorkomt u dat uw vermogen door doorvererving terecht kan komen bij de ex-partner van uw dochter […].”

Klagers zijn er bij de ondertekening van hun testamenten van uitgegaan dat het door die tweetrapsmaking uitgesloten was dat de ex-echtgenoot ooit nog over hun nalatenschap zou kunnen beschikken.

4.5.       Later hebben zij echter begrepen dat in hun testamenten geen bepaling was opgenomen om (ook) te voorkomen dat de ex-echtgenoot over hun nalatenschap zou kunnen beschikken indien hun dochter zou komen te overlijden terwijl de kinderen die uit het huwelijk van de dochter en de ex-echtgenoot waren geboren, nog minderjarig waren. Omdat zij het van groot belang vonden om ook die mogelijkheid uit te sluiten, heeft de gemachtigde van klagers opnieuw contact opgenomen met de notaris. Zoals gemeld, heeft de notaris de testamenten van klagers vervolgens aangevuld met een bewind op de mogelijke verkrijging door de kleinkinderen. Daardoor is weliswaar ook uitvoering gegeven aan die wens van klagers, maar zij verwijten de notaris dat hij deze aanvulling niet direct in 2016 heeft opgenomen. 

4.6.       Bij de beoordeling van de handelwijze van de notaris in 2016 stelt de kamer voorop dat de notaris de concepttestamenten heeft opgesteld op basis van de informatie die mr. [X] na het gesprek met klagers aan hem heeft verstrekt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de notaris verklaard dat hij van mr. [X] een “uitwerking heeft gekregen van wat de bedoeling van klagers was”. Volgens de notaris was daarin niet vermeld dat klagers ook wilden voorkomen dat hun nalatenschap door vererving via hun kleinkinderen bij de ex-echtgenoot van hun dochter terecht zou komen. De notaris heeft deze “uitwerking” overigens niet in het geding gebracht, zodat de kamer niet bekend is met de inhoud daarvan.

4.7.       Daargelaten of mr. [X] al dan niet in zijn uitwerking heeft vermeld dat klagers ook wilden voorkomen dat hun nalatenschap via hun kleinkinderen bij de ex-echtgenoot van hun dochter terecht zouden komen, is de kamer van oordeel dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de notaris zich er in de gegeven omstandigheden van te vergewissen dat de testamenten die hij op basis van (enkel) de informatie van mr. [X] had opgesteld, ook daadwerkelijk overstemden met de wil van klagers. Gelet op de inhoud van de concepttestamenten en de verzendbrief aan klagers staat vast dat de notaris ervan op de hoogte was dat de dochter van klagers kinderen had. De notaris heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij de akten voorafgaand aan het passeren puntsgewijs met klagers heeft besproken, dat hij over hun financiële situatie heeft gesproken en dat hij een stamboom heeft getekend. Nu de notaris ervan op de hoogte was dat de dochter van klagers kinderen had, is de kamer van oordeel dat het op de weg van de notaris had gelegen om voorafgaand aan het passeren van de testamenten te verifiëren of de formulering van de “tweetrapsmaking (fideï-commis)” die hij in de concepten had opgenomen, overeenstemde met wat klagers beoogden met hun testament. Naar aanleiding van vragen van de kamer over het gesprek dat de notaris voorafgaand aan het passeren met klagers heeft gehad, heeft de notaris ter zitting verklaard dat hij als notaris “natuurlijk niet allerlei scenario’s gaat doornemen”. De kamer is echter van oordeel dat de notaris bij klagers, die hij nooit eerder had gezien of gesproken, beter had moeten doorvragen dan hij heeft gedaan zodat hij zich een eigen beeld had kunnen vormen bij de wensen van klagers en dat hij klagers beter had moeten informeren over de rechtsgevolgen van de testamenten die hij had opgesteld. Als hij dat had gedaan, had hij kunnen voorkomen dat hij testamenten passeerde die niet volledig overeenstemden met de wil van klagers. De kamer acht dit nalaten van de notaris tuchtrechtelijk verwijtbaar en zal dit klachtonderdeel daarom gegrond verklaren.

Kosten (klachtonderdeel 3)

4.8.       Zoals hiervoor is vermeld heeft de medewerkster van de notaris bij brief van 28 oktober 2016 een conceptfactuur aan klagers toegezonden. Daarin staat vermeld dat de notaris per testament een honorarium van € 305,90 (exclusief BTW) in rekening zal brengen en per algehele notariële volmacht een honorarium van € 180,00 (exclusief BTW). Inclusief dossierkosten en de kosten van inschrijving in het Centraal Levenstestamentenregister en het Centraal Testamentenregister heeft de notaris overeenkomstig deze conceptfactuur een totaalbedrag van € 1.240,01 (inclusief BTW) aan klagers in rekening gebracht. De gemachtigde van klagers heeft ter zitting verklaard dat klagers daarnaast een bedrag van € 1.400,00 aan mr. [X] hebben betaald. Zij vinden dat zij onnodig op kosten zijn gejaagd en veel te veel hebben betaald.

4.9.       Omdat mr. [X] niet als (toegevoegd) notaris of kandidaat-notaris werkzaam is, is hij niet aan het notariële tuchtrecht onderworpen. Daarom is de kamer niet bevoegd om over zijn handelwijze te oordelen.

4.10.     Voor zover klagers de notaris verwijten dat zijn declaratie van € 1.240,01 onredelijk hoog is, overweegt de kamer als volgt. Voor declaratiegeschillen tot € 10.000,-- geldt de Geschillenregeling Notariaat. De kamer verwijst in dit verband naar artikel 55 lid 2 Wna in samenhang met artikel 5 van de Verordening Klachten- en geschillenregeling en artikel 2 van het Reglement Geschillencommissie Notariaat (onder meer gepubliceerd op de website van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie).  De kamer kan een declaratiegeschil slechts toetsen in het licht van de hiervoor weergegeven, in artikel 93 lid 1 Wna omschreven, tuchtnorm. Gelet op de tarieven die notarissen in vergelijkbare zaken hanteren, is de kamer van oordeel dat de wijze van declareren van de notaris niet onbetamelijk is. Daaruit volgt dat dit klachtonderdeel ongegrond zal worden verklaard.

Maatregel

4.11.     Zoals hiervoor is overwogen, is de kamer van oordeel dat de eerste twee klachtonderdelen gegrond zijn. De kamer acht het passend en geboden om daarvoor aan de notaris de tuchtmaatregel van een waarschuwing op te leggen.

Proceskosten

4.12.     Omdat de klacht gegrond wordt verklaard, moet de notaris op grond van het bepaalde bij artikel 99 lid 5 Wna het door klagers betaalde griffierecht van € 50,00 aan hen vergoeden.

4.13.     De kamer ziet aanleiding om de notaris, gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder a Wna en de Tijdelijke richtlijn kostenveroordelingen kamers voor het notariaat verder te veroordelen in de kosten die klagers in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs hebben moeten maken, forfaitair vastgesteld op een bedrag van € 50,00.

4.14.     De notaris moet deze kosten en het genoemde griffierecht binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan klagers vergoeden. Klagers dienen daarvoor tijdig hun rekeningnummer door te geven aan de notaris.

4.15.     Gelet op het bepaalde bij artikel 103b lid 1 onder b Wna en de genoemde Tijdelijke richtlijn ziet de kamer verder aanleiding om de notaris te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak door de kamer zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 3.500,00. De kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de kamer moeten worden betaald. De notaris zal hiervoor een nota ontvangen van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) in Utrecht.

5.          De beslissing

De kamer:

verklaart de klachtonderdelen 1 en 2  gegrond;

legt daarvoor aan de notaris de tuchtmaatregel van een waarschuwing op;

veroordeelt de notaris tot betaling aan klagers van een bedrag van :

-        € 50,00 in verband met het genoemde griffierecht

-        € 50,00 in verband met de genoemde kosten van klagers

en bepaalt dat het totaalbedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.14 is omschreven;

veroordeelt de notaris tot betaling aan de kamer van een bedrag van € 3.500,00 in verband met de genoemde kosten van behandeling van de zaak en bepaalt dat dit bedrag moet worden betaald op de wijze en binnen de termijn die hiervoor onder 4.15 is omschreven;

verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk, plaatsvervangend rechterlijk lid en mr. S.J.H. Hagemann-Rietbroek, plaatsvervangend notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2019 door mr. J.H.L.M. Snijders, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van de secretaris.

Hoger beroep tegen deze beslissing is mogelijk door indiening van een verzoekschrift - binnen dertig dagen na dagtekening van het aangetekend schrijven waarbij van deze beslissing is kennis gegeven - bij het gerechtshof te Amsterdam, postadres: postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Klachtnummer    : SHE/2018/34

Datum uitspraak : 20 mei 2019

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT 's-Hertogenbosch

Beslissing tot herstel van de beslissing van de kamer voor het notariaat, zoals uitgesproken op 15 april 2019, naar aanleiding van de klacht van:

de heer […] en mevrouw […] (hierna gezamenlijk: klagers),

wonende in […],

gemachtigde: mevrouw […],

tegen

notaris de heer mr. […] (hierna: de notaris),

gevestigd in […]. 

1.          Verzoek tot rectificatie

1.1.       Bij brief van 23 april 2019 heeft de notaris een verzoek gedaan tot rectificatie van de uitspraak van de kamer voor het notariaat (de kamer) van 15 april 2019 in klacht SHE/2018/34.

2.2.       Klagers hebben bij brief van 27 april 2019, door de kamer ontvangen op 7 mei 2019, op dit rectificatieverzoek gereageerd.

2.          Grond voor het verzoek

2.1.       De notaris heeft aangevoerd dat de uitspraak een kennelijke vergissing bevat, doordat in overweging 4.3. is geconcludeerd dat hij klagers tijdig in de gelegenheid heeft gesteld om van de inhoud van de akten kennis te nemen, terwijl de klacht dat hij dat níet had gedaan (klachtonderdeel 1)    toch gegrond verklaard is.

2.2.       Klagers hebben laten weten - kort gezegd- dat zij erbij blijven dat de akten níet tevoren zijn toegestuurd.

3.          Beoordeling

3.1.       Bij de beoordeling van het verzoek stelt de kamer voorop dat klachtonderdeel 1 luidt dat de notaris vooraf geen conceptakten aan klagers heeft toegezonden en dat hij hen onvoldoende heeft geïnformeerd over de inhoud en rechtsgevolgen van hun testamenten.

3.2.       De kamer kan niet anders dan constateren, dat de gegrondverklaring van klachtonderdeel 1 in strijd is met de conclusie van overweging 4.3. Deze innerlijke tegenstrijdigheid moet gerectificeerd worden.

3.3.       De rectificatie dient echter beperkt te zijn. Met name in overweging 4.7. heeft de kamer namelijk geoordeeld dat de notaris klagers onvoldoende heeft geïnformeerd over de inhoud en de rechtsgevolgen van hun testamenten. Voor zover de gegrondverklaring van klachtonderdeel 1 betrekking heeft op het tweede deel van dat onderdeel behoeft zij dus niet te worden gerectificeerd.

3.4.       Het bezwaar van klagers leidt niet tot een andere conclusie. Het gaat namelijk niet in op de vraag of de gegrondverklaring van klachtonderdeel 1 logisch tegenstrijdig is aan de conclusie in overweging 4.3. Het richt zich tegen de conclusie zelf, die klagers onjuist vinden. In het kader van dit rectificatieverzoek is een herbeoordeling van die conclusie echter niet mogelijk. Herbeoordelen kan alleen in hoger beroep.

3.5.       Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.          Beslissing

De kamer:

rectificeert de uitspraak van 15 april 2019 in zaak SHE/2018/34 aldus, dat in de beslissing (onder 5)  de eerste alinea als volgt moet worden gelezen:

verklaart klachtonderdeel 1 ongegrond wat betreft het tevoren toezenden van de conceptaktes en gegrond voor het overige;

verklaart klachtonderdeel 2 gegrond;

de beslissing blijft voor het overige in stand.

Deze herstelbeslissing zal aan de beslissing van 15 april 2019 worden gehecht en kan slechts in samenhang daarmee worden gezien.

Deze beslissing is gegeven door mr. P.M. Knaapen, plaatsvervangend voorzitter, mr. J.D. Streefkerk,  plaatsvervangend rechterlijk lid, en mr. S.J.H. Hagemann-Rietbroek, plaatsvervangend notarislid.

Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2019 door mr. W.F.J. Aalderink, plaatsvervangend voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van Vliet, secretaris.