ECLI:NL:TNORDHA:2019:28 Kamer voor het notariaat Den Haag 19-28, 19-29, 19-31, 19-32

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2019:28
Datum uitspraak: 22-10-2019
Datum publicatie: 20-12-2019
Zaaknummer(s): 19-28, 19-29, 19-31, 19-32
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Op 11 oktober 2016 hebben partijen (klagers) de notarissen gevraagd om een offerte voor het doen vastleggen en verlijden van een authentieke akte inzake een vaststellingsovereenkomst/tevens inhoudende schuldbekentenis tussen partijen.

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 22 oktober 2019 inzake de klacht onder nummer 19-28, 19-29, 19-31 en

19-32 van:

[naam klager],

[naam klager BV]

hierna ook te noemen: klagers,

tegen

mr. [X] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: notaris [X],

en

mr. [Y] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna te noemen: notaris [Y],

hierna tezamen te noemen: de notarissen.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, ingekomen op 25 oktober 2016 bij de Kamer in het ressort ’s-Hertogenbosch, met bijlagen,

·         het antwoord van de notarissen, ingekomen op 14 november 2016, met bijlagen,

·         de klacht, ingekomen op 6 januari 2017 bij de Kamer in het ressort ’s-Hertogenbosch, met bijlagen,

·         het antwoord van de notarissen, ingekomen op 20 maart 2017.

De plaatsvervangend voorzitter van de Kamer voor het notariaat in het ressort ’s-Hertogenbosch heeft op 7 december 2018 de president van het gerechtshof te Amsterdam verzocht een andere Kamer voor het notariaat aan te wijzen voor de behandeling van de onderhavige klacht, nu:

- er acht tuchtzaken en vijfentwintig verzetzaken door een kamer van vijf leden, waaronder twee notarisleden, worden behandeld omdat klagers deze tuchtzaken en verzetzaken hebben ingediend voor 1 januari 2018;

- de kamer vijf notarisleden heeft te weten mrs. [A], [B], [C], [D] en [E];

- op 19 november 2018 een mondelinge behandeling voor voormelde 8 tuchtzaken en 25 verzetzaken gepland stond;

- in de oproepbrieven vermeld stond dat voor deze mondelinge behandeling mrs. [C] en [B] aanwezig zouden zijn;

- klagers voorafgaand aan de mondelinge behandeling tuchtklachten hebben ingediend tegen mrs. [C] en [B] en het daardoor onwenselijk is dat zij aan de mondelinge behandeling van de zaken deelnemen;

- klagers reeds eerder een klacht hebben ingediend tegen mr. [A] waardoor het onwenselijk is dat hij aan de mondelinge behandeling van de zaken deelneemt;

- mr. [D] door de kamer (tijdelijk) niet als notarislid wordt ingezet in afwachting van de uitkomst van een lopend onderzoek van het Bureau Financieel Toezicht op zijn kantoor;

- mr. [E] als enig notarislid overblijft om alle zaken te behandelen.

Bij beslissing van 18 april 2019 heeft de president van het gerechtshof te Amsterdam op de voet van artikel 99 lid 8 van de Wet op het notarisambt (Wna) de Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag aangewezen teneinde zich met de behandeling van voormelde klachten en verzetzaken te belasten.

Klagers zijn op 5 september 2019 opgeroepen te verschijnen ter zitting van deze Kamer op 2 oktober 2019. Daarbij zijn de namen en hoedanigheden van de zittende leden van de Kamer medegedeeld. Aan de notarissen is hiervan ook mededeling gedaan.

Het wrakingsverzoek

Klagers hebben eerst bij e-mailbericht van 1 oktober 2019 de gehele samenstelling van de Kamer gewraakt, in het bijzonder de twee notarisleden. Klagers stellen dat zij geen vertrouwen hebben in de onpartijdigheid van de Kamer. Volgens klagers heeft de Kamer in een volledig vergelijkbare klachtzaak in 2017 reeds blijk gegeven van een niet-onpartijdige en onjuiste beoordeling van die klachten. Klagers verzoeken om een voortzetting van de behandeling van de zaken door een Kamer anders dan de Kamers in het ressort Den Haag of ‘s-Hertogenbosch in een samenstelling zonder notarissen.

De Kamer stelt vast dat de kern van het verzoek het feit is dat twee notarisleden in de Kamer zitting hebben. Het verzoek van klagers betreft immers niet de personen die met de behandeling van de zaken zijn belast maar de hoedanigheid waarin zij optreden. Klagers miskennen hier dat het de wetgever is die de samenstelling van de Kamer heeft bepaald. Ook in een eventuele wrakingskamer zal een notaris in de combinatie zitten. Het verzoek van klagers berust derhalve op feiten die voor elke Kamer gelden. Het wrakingsverzoek van klagers kan dan ook niet tot de door klagers gewenste gevolgen leiden. Om die reden wordt de zaak door deze Kamer afgedaan en wordt verder geen acht geslagen op het verzoek van klagers.   

De Kamer stelt bovendien vast dat klagers het verzoek niet hebben ingediend zodra de daaraan ten grondslag liggende feiten bekend zijn geworden. Op 5 september 2019 zijn die feiten bekend gemaakt. Het wrakingsverzoek is eind van de middag van 1 oktober 2019 gedaan. Van de indiener van een wrakingsverzoek mag worden verwacht dat hij het verzoek doet zodra de daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Door op het allerlaatste moment het wrakingsverzoek in te dienen komt de gedachte op dat hier een poging wordt gedaan om het procesrecht te misbruiken. 

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 oktober 2019. Daarbij was, hoewel deugdelijk opgeroepen, niemand aanwezig. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

[naam klager] is directeur en enig aandeelhouder van [naam klager B.V.].

Op 11 oktober 2016 hebben partijen (klagers) de notarissen gevraagd om een offerte voor het doen vastleggen en verlijden van een authentieke akte inzake een vaststellingsovereenkomst/tevens inhoudende schuldbekentenis tussen partijen.

Het notariskantoor heeft op 12 oktober 2016 de gevraagde werkzaamheden aangeboden tegen een vast tarief van € 500,- exclusief BTW plus nog de kosten voor de controles die op grond van de wettelijke eisen moeten worden uitgevoerd, € 35,- inclusief BTW per persoon/BV.

Daarna is er over een weer nog gecorrespondeerd.

Bij e-mailbericht van 16 december 2016 hebben partijen aan de notarissen de opdracht gegeven voor het opstellen van de authentieke akte met de vaststellingsovereenkomst, tevens houdende schuldbekentenis alsmede het verstrekken van de grosse daarvan.

Partijen hebben daarbij verzocht om de opdracht binnen twee werkdagen te bevestigen, danwel te weigeren onder opgave van redenen.

De klacht en het verweer van de notarissen

Klagers verwijten de notarissen het volgende:

  1. Opvallend is dat de notarissen alle correspondentie met klagers via een notarisklerk hebben laten lopen.
  2. De aangeboden kosten waren bovenmatig hoog en de termijn was bovenmatig lang. Hierdoor is er sprake van een verkapte dienstweigering in de zin van artikel 21 lid 1 Wna jo artikel 10 lid 3 Verordening beroeps-en gedragsregels;
  3. Partijen hadden de notarissen de opdracht gegeven voor het opstellen en passeren van de akte. Daarbij was uitdrukkelijk verzocht om de opdracht van 16 december 2016 binnen twee werkdagen te bevestigen of te weigeren onder opgave van gronden. De notarissen hebben niet binnen twee werkdagen bevestigd, niet binnen twee werkdagen geweigerd en niet binnen drie weken uitgevoerd. De notarissen hebben ook op geen enkele andere wijze gereageerd op de opdracht van 16 december 2016. Daarmee staat vast dat de notarissen dienst hebben geweigerd;
  4. Verder hebben klagers op 4 november 2016 een offerte opgevraagd bij [naam notariskantoor] te [naam vestigingsplaats]. Toen klagers dit notariskantoor de opdracht wilden verlenen reageerden zij nergens meer op. Achteraf blijkt dat [naam notariskantoor] een franchiseorganisatie is dat opgezet is door het notariskantoor van de notarissen.

De notarissen hebben het volgende aangevoerd. Klagers hadden een offerte opgevraagd. Dat is tegenwoordig aan de orde van de dag. De notarissen kunnen dit soort verzoeken onmogelijk allemaal zelf beantwoorden. Zij worden daar wel in gekend en zijn op de hoogte wat er aan wie verzonden wordt.

Dat de notarissen niet voldoen aan het verwachtingspatroon van klagers berust eerder op een misverstand dan op onwil. Klagers mogen verwachten van de notarissen dat zij zijn concepttekst kritisch meelezen en beoordelen. Daarvoor zijn zij notaris geworden en geen stempelaar.

Uit de aanvraag hebben de notarissen niet kunnen opmaken dat de zaak een mogelijk spoedeisend karakter had. Van dienstweigering is geen sprake. Dit blijkt ook uit een mailwisseling met klagers: “Zoals al eerder aangegeven zij wij wel degelijk bereid de werkzaamheden voor u te verrichten, maar voor het aan u gemelde tarief en met inachtneming van de eerder gemelde termijn”.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notarissen hebben gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Notarissen zijn aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij als notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat behoorlijke notarissen niet betaamt. 

Verder dient de Kamer te beoordelen of er sprake is van dienstweigering zoals geformuleerd in artikel 21 Wna.

De Kamer overweegt als volgt.

Vast is komen te staan dat klagers vastlegging van de tussen hen gesloten overeenkomst in een notariële akte wensten. De notaris hoeft zijn ministerie niet te verlenen indien een cliënt weigert een gezien de omstandigheden redelijke vergoeding voor de gevraagde dienst te betalen.

Aan de andere kant mag de notaris niet, door het vragen van een onredelijke vergoeding, ervoor zorgen dat de cliënt van het geven van een opdracht afziet, zodat zijn kantoor - om welke reden dan ook - dergelijke werkzaamheden niet behoeft te verrichten. Het door de notaris gehanteerde tarief komt de kamer niet onredelijk voor. Gelet op het voorgaande is geen sprake van (verkapte) dienstweigering door de notarissen. De door de notarissen gestelde termijn komt de Kamer evenmin onredelijk voor. Uit de stukken bleek niet van de spoedeisendheid en een notaris dient zelf de gevolgen van de door hem opgestelde akte te overzien. Een notaris is niet gehouden zonder gedegen onderzoek naar de inhoud van een aangeboden document en de gevolgen die uit de daarin neergelegde rechtshandelingen voor partijen en derden voortvloeien, een door klagers aangeboden document (woordelijk) in de notariële vorm vast te leggen. De kamer zal de klacht dan ook ongegrond verklaren.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht tegen de notarissen op alle onderdelen ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, O. van der Burg, R.J. Groenhof, J.T.A. van der Stok en S.M.L.E. Schoonhoven-Stoot, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2019.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH  Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.