ECLI:NL:TNORDHA:2019:2 Kamer voor het notariaat Den Haag 18-50

ECLI: ECLI:NL:TNORDHA:2019:2
Datum uitspraak: 09-01-2019
Datum publicatie: 28-01-2019
Zaaknummer(s): 18-50
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht gegrond met berisping
Inhoudsindicatie:   De notaris heeft voor de derde maal een tekort in het aantal opleidingspunten, ondanks de herstelmogelijkheden. Klaagster acht dit tuchtklachtwaardig.

 

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Beslissing d.d. 9 januari 2019 inzake de klacht onder nummer 18-50 van:

Bureau Financieel Toezicht (BFT) ,

hierna ook te noemen: klaagster,

tegen

[notaris] ,

notaris te [vestigingsplaats],

hierna ook te noemen: de notaris.

De procedure

De Kamer heeft kennisgenomen van:

·         de klacht, met bijlagen, ingekomen op 17 juli 2018,

·         mail van 27 augustus 2018 van de Kamer aan de notaris,

·         mail van 11 september 2018 van de Kamer aan de notaris.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 november 2018. Daarbij waren aanwezig namens klaagster mrs. A. van den Brink en R. Wisse. De notaris is, hoewel deugdelijk opgeroepen, zonder opgave van redenen niet verschenen. Van het verhandelde is proces­verbaal opgemaakt.

De feiten

Sinds 1 januari 2013 is klaagster integraal toezichthouder op het notariaat. De KNB heeft op 24 april 2018 klaagster een lijst verstrekt met namen van notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen die in het tijdvak 2016-2017 minder dan 40 opleidingspunten hebben behaald.

Aan notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen die voor het eerst een tekort in het aantal opleidingspunten hebben, is door klaagster een waarschuwing opgelegd met de verplichting om voor het einde van het lopende tijdvak het tekort aan opleidingspunten in te halen. Notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen die voor de tweede maal niet voldoen aan de PE-verplichting hebben een tweede waarschuwing met herstelmogelijkheid gekregen. De mogelijkheid het tekort in PE-punten in te halen, wordt door de KNB als inhaalverplichting verwerkt in haar administratie.

Uit de stukken van de KNB en uit de documentatie van klaagster blijkt dat de notaris in het tijdvak 2012-2013 [puntentekort 23], in het tijdvak 2014-2015 [puntentekort 11] en in het tijdvak 2016-2017 niet heeft voldaan aan de PE-verplichting.

In 2015 en 2016 heeft de notaris van klaagster een waarschuwingsbrief met herstelmogelijkheid ontvangen. In de tweede waarschuwingsbrief is aangegeven dat klaagster een tuchtklacht overweegt wanneer voor een derde maal onvoldoende opleidingspunten worden behaald.

Uit de gegevens verstrekt door de KNB blijkt dat de notaris in het tijdvak 2016-2017 43 opleidingspunten van de inmiddels in totaal verplichte 51 opleidingspunten heeft behaald.

Klaagster heeft in de gemelde drie tijdvakken geen aanleiding gezien om telefonisch contact op te nemen met de notaris om het tekort aan PE-punten te bespreken, derhalve over een periode van 6 jaren.

De klacht en het verweer van de notaris

De notaris heeft voor de derde maal een tekort in het aantal opleidingspunten, ondanks de herstelmogelijkheden. Klaagster acht dit tuchtklachtwaardig.

De notaris heeft geen verweer gevoerd. Gebleken is dat op 25 juli 2018 de klacht aan de notaris is verzonden met het verzoek zijn verweer in te dienen. Op 23 augustus 2018 heeft de Kamer de notaris gerappelleerd, omdat het verweer niet was ontvangen. Bij e-mail van 11 september 2018 is nogmaals gerappelleerd. De notaris heeft niet gereageerd en is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen ter zitting om verweer te voeren.

De beoordeling van de klacht

Ter beoordeling van de Kamer staat of de notaris heeft gehandeld in strijd met de tuchtnorm als geformuleerd in artikel 93 Wna. Een notaris is aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve hij optreedt, alsmede ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt. 

De notaris is gehouden, gelet op artikel 1 en artikel 2 lid 1 Verordening bevordering vakbekwaamheid en artikel 5 lid 1 Reglement bevordering vakbekwaamheid, om voldoende opleidingspunten te behalen. Per twee kalenderjaren dient een notaris 40 opleidingspunten te behalen.

Aan de verplichting tot het behalen van voldoende opleidingspunten heeft de notaris, naar onweersproken is gesteld, over gemelde drie tijdvakken, namelijk 2012-2013, 2014-2015, 2016-2017, niet voldaan, hetgeen naar het oordeel van de Kamer met zich brengt dat de notaris de tuchtnorm van artikel 98 lid 1 Wna heeft overtreden. De Kamer acht aldus de handelwijze van de notaris laakbaar.

Maatregel

De Kamer constateert dat de handelwijze van de notaris al gedurende langere tijd voortduurt, dat hij  door klaagster is gewezen op de verplichting en dat hij op geen enkele wijze heeft getoond overtuigd te zijn van de ernst van de zaak. Ook op verzoeken van de Kamer tot het voeren van verweer alsmede het verzoek om ter zitting te verschijnen wordt door de notaris geen gehoor gegeven. De Kamer is van oordeel dat voor het tuchtrechtelijk laakbare handelen van de notaris de maatregel van berisping passend en geboden is.

Kostenveroordeling

Omdat de Kamer de klacht gegrond verklaart ziet de Kamer aanleiding om de notaris, gelet op artikel 103b lid 1 sub b Wna en de tijdelijke richtlijn kostenveroordeling kamers voor het notariaat, te veroordelen in de kosten die in verband met de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Deze kosten worden vastgesteld op € 3.500,-. De Kamer bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Kamer. De notaris ontvangt hiervoor een nota van het LDCR te Utrecht.

De beslissing

De Kamer voornoemd:

verklaart de klacht gegrond;

legt de notaris de maatregel van berisping op;

besluit tot openbaarheid van de maatregel;

bepaalt dat de opgelegde maatregel, nadat tegen onderhavige beslissing geen rechtsmiddel meer openstaat, ten uitvoer zal worden gelegd op een nader te bepalen vergadering van de Kamer, waartoe de notaris per aangetekende brief zal worden opgeroepen door de secretaris;

veroordeelt de notaris tot betaling van de kosten in verband met de behandeling van de zaak, vastgesteld op € 3.500,- , op de wijze en binnen de termijn als hiervóór onder ‘kostenveroordeling’ bepaald.

Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. van Ham, voorzitter, L.G. Vollebregt en P.H.B. Gorsira, en in tegenwoordigheid van de secretaris, mr. F.S. Pietersma-Smit, in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2019.

Kopie van deze beslissing wordt bij aangetekende brief aan partijen gezonden. Tegen deze beslissing staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen dertig dagen na de dagtekening van genoemde brief door het Hof te zijn ontvangen, waarbij de datum van ontvangst door het Hof bepalend is.