ECLI:NL:TNORARL:2019:27 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/345491 KL RK 18-170

ECLI: ECLI:NL:TNORARL:2019:27
Datum uitspraak: 24-04-2019
Datum publicatie: 28-05-2019
Zaaknummer(s): C/05/345491 KL RK 18-170
Onderwerp: Overig
Beslissingen: Klacht ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de notaris het volgende: 1. de notaris heeft aan klager een verkeerde voorstelling van zaken gegeven omtrent haar werkzaamheden, 2. een onder de verantwoordelijkheid van de notaris werkzame medewerker heeft een fout gemaakt, 3. de notaris heeft de verkeerde (vormvrije) versie van de aangifte schenkbelasting naar de Belastingdienst gezonden, 4. de notaris heeft onvoldoende inzicht gegeven in de aard dan wel de opbouw van bepaalde kosten, 5. de notaris heeft ten onrechte geen toepassing gegeven aan de klachtenregeling van haar kantoor, 6. de notaris mocht de opdracht van de stiefmoeder van klager niet aannemen gezien haar vriendschappelijke band met de stiefmoeder en 7. de notaris heeft een stilzwijgende afspraak met klager geschonden. Klachtonderdeel 6 is niet-ontvankelijk, de overige klachtonderdelen zijn ongegrond.  

KAMER VOOR HET NOTARIAAT IN HET RESSORT ARNHEM-LEEUWARDEN

Kenmerk:        C/05/345491 / KL RK 18-170

beslissing van de kamer voor het notariaat

op de klacht van

[A]

wonende te [woonplaats]

klager,

tegen

[X],

notaris te [vestigingsplaats],

gemachtigde: mr. E.M. Mulder.

Partijen worden hierna respectievelijk klager en de notaris genoemd.

1.         Het verloop van de procedure

1.1       Het verloop van de procedure blijkt uit:

-          de klacht, met bijlagen van 12 november 2018;

-          het verweer van de notaris van 1 februari 2019.

1.2       De klachtzaak is ter zitting van 27 maart 2019 behandeld, waarbij zijn verschenen klager enerzijds en de notaris bijgestaan door haar gemachtigde anderzijds. Klager heeft ter zitting spreekaantekeningen overgelegd.

2.         De feiten

2.1       De vader van klager is in 2010 overleden. Die nalatenschap is op grond van het testament conform de wettelijke verdeling afgewikkeld met de stiefmoeder van klager, [naam stiefmoeder] (hierna: de stiefmoeder), als langstlevende. Klager had ter zake van zijn erfdeel een renteloze vordering op haar van € 56.629,64, opeisbaar bij haar overlijden.

2.2.      Bij brief van 13 juni 2017 heeft de notaris op verzoek van de stiefmoeder klager geïnformeerd over de wens van de stiefmoeder om de vordering ter zake van klagers erfdeel te voldoen. De notaris heeft klager toen tevens de berekening van het uit te keren bedrag, de te verrekenen kosten en de concept aangifte voor de schenkbelasting doen toekomen.

2.3.      Op 27 juni 2017 is klager akkoord gegaan met het voorstel zoals gedaan in de brief van 13 juni 2017 en heeft deze brief ondertekend voor akkoord. Een medewerker die werkzaam was onder verantwoordelijkheid van de notaris heeft toen de verkeerde (oude) versie van de berekening met de concept aangifte schenkbelasting aan klager ter ondertekening voorgelegd.

2.4.      Nadat aan klager de juiste versie van de berekening en de aangifte schenkbelasting is toegezonden, heeft hij een specificatie gevraagd van de op zijn uitkering in mindering gebrachte kosten van € 1.250,00 Naar aanleiding van de bezwaren van klager heeft de notaris het op de uitkering in mindering te brengen bedrag vervolgens beperkt tot € 800,00.

2.5.      Op 20 juli 2017 heeft klager de brief met de definitieve (juiste) afrekening en aangifte schenkbelasting voor akkoord ondertekend.

2.6.      De notaris heeft op 20 juli 2017 de aangifte schenkbelasting ingediend bij de Belastingdienst. Omdat de (voorlopige) aanslag van de Belastingdienst lang op zich liet wachten heeft de notaris op verzoek van de stiefmoeder op 24 januari 2018 aan klager zijn erfdeel conform de geaccordeerde afrekening uitgekeerd.

2.7.      Na de ontvangst van de voorlopige aanslag schenkbelasting van de Belastingdienst op 2 oktober 2018 heeft de notaris verder zorggedragen voor de voldoening van de schenkbelasting.

3.         De klacht en het verweer

3.1.      Klager verwijt de notaris dat haar handelwijze in het kader van de afhandeling van de erfenis van zijn vader onjuist, onzorgvuldig en niet transparant is geweest. Dit vanwege:

1.         de onduidelijkheid over het karakter van haar werkzaamheden;

2.         het laten tekenen door klager van de verkeerde aangifte schenkbelasting;

3.         het zenden van de verkeerde (vormvrije) versie aangifte schenkbelasting naar de

            Belastingdienst;

4.         het niet inzichtelijk maken van de door haar gemaakte kosten;

5.         het nalaten om toepassing te geven aan de Klachtenregeling van haar kantoor;

6.         het aannemen van de opdracht van de stiefmoeder van klager en

7.         het ten onrechte in rekening brengen van kosten aan de stiefmoeder.

3.2       De notaris heeft de klachten ter zitting gemotiveerd betwist en verzoekt de kamer klager niet-ontvankelijk te verklaren in zijn klachten, althans deze klachten ongegrond te verklaren.

Op het verweer van de notaris zal de kamer hierna, voor zover het verweer van belang is voor de beoordeling klacht, nader ingaan.

4.         De beoordeling

4.1       Ingevolge artikel 93 lid 1 van de Wet op het notarisambt (hierna: Wna) zijn notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen aan het tuchtrecht onderworpen ter zake van handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling, hetzij met de zorg die zij behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris niet betaamt. De kamer dient derhalve te onderzoeken of de handelwijze van de notaris een verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

Klachtonderdeel 1

4.2.      Volgens klager heeft de notaris bij hem de suggestie gewekt dat haar werkzaamheden betrekking hadden op de afhandeling van de erfenis van zijn vader. De feitelijke werkzaamheden van de notaris hadden echter betrekking op het doen van een belastingaangifte over een gift van de stiefmoeder aan klager. Pas later is het voor klager duidelijk geworden dat niet hij formeel de opdrachtgever was, maar zijn stiefmoeder.

4.2.1.   De kamer overweegt als volgt. Op 13 juni 2017 heeft de notaris klager per brief geïnformeerd over de wens van zijn stiefmoeder om de vordering die klager heeft op de nalatenschap van zijn vader te voldoen. Dat het voor klager in eerste instantie niet duidelijk was dat niet hij maar zijn stiefmoeder de opdrachtgever was kan de kamer niet volgen. Uit deze brief blijkt immers dat de stiefmoeder – en niet klager zelf - de notaris heeft gevraagd om contact met klager op te nemen over de afwikkeling van de nalatenschap van zijn vader. De stiefmoeder is daarom de opdrachtgever.

Zoals de notaris terecht stelt, houdt de uitkering aan klager verband met de afwikkeling van de nalatenschap van de vader van klager. De vordering die klager krachtens erfrecht heeft in de nalatenschap van zijn vader, is aan hem uitgekeerd. Omdat de stiefmoeder over deze vordering geen rente hoefde te voldoen, had zij het fiscaal vruchtgebruik over deze vordering en was de uitkering aan klager fiscaal gezien tevens een schenking over de waarde van dit vruchtgebruik. Hieruit vloeit voort dat er belastingaangifte gedaan dient te worden in verband met de verschuldigde schenkbelasting.

Omdat de notaris naar het oordeel van de kamer aan klager geen verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven, is dit klachtonderdeel ongegrond.  

Klachtonderdeel 2

4.3.      Klager stelt dat hij door toedoen van een medewerker die onder verantwoordelijk-heid van de notaris werkzaam was, oorspronkelijk de verkeerde versie van de aangifte schenkbelasting heeft getekend.

4.3.1.   Het laten tekenen door klager van de verkeerde versie van de aangifte schenkbelasting is – hoewel slordig en hinderlijk voor klager – naar het oordeel van de kamer niet van dien aard dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. In dit kader acht de kamer het van belang dat op de dag van de ondertekening de gemaakte fout door de notaris zelf is ontdekt en rechtgezet. Klager is diezelfde dag over de gemaakte fout telefonisch door de notaris geïnformeerd en hij is in staat gesteld de juiste versie aangifte schenkbelasting te komen ondertekenen. Ook heeft de notaris klager excuses gemaakt voor de door haar medewerker gemaakte fout. Overigens is niet gesteld noch gebleken dat klager door een en ander is benadeeld. Dit betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Klachtonderdeel 3

4.4.      Volgens klager heeft de notaris de verkeerde (vormvrije) versie van de aangifte schenkbelasting naar de Belastingdienst gezonden.

4.4.1.   De kamer deelt niet de conclusie van klager dat de notaris de verkeerde versie van de aangifte schenkbelasting naar de Belastingdienst heeft gezonden. In de brief van de Belastingdienst van 24 oktober 2018 wordt vermeld dat “er een voorlopige aanslag schenkbelasting 2017 is opgelegd conform de vormvrije aangifte die is ingediend op 27 juli 2017 door [naam kantoor]. De Belastingdienst heeft geen andere aangifte schenkbelasting 2017 meer ontvangen.” De inhoud van deze brief komt overeen met het verweer van de notaris dat het doen van een vormvrije aangifte schenkbelasting in 2017 mogelijk was. Dit betekent dat dit klachtonderdeel ongegrond is.

Klachtonderdeel 4

4.5.      Klager stelt dat hij geen behoorlijke specificatie van de door de notaris gemaakte kosten heeft ontvangen.

4.5.1.   De kamer wenst allereerst als volgt op te merken. Volgens het eerste voorstel dat de notaris namens de stiefmoeder heeft gedaan op 13 juni 2017, zou op de uitkering aan klager € 1.250,00 in mindering worden gebracht. Volgens de concept schenkingsaangifte van 13 juni 2017 heeft dit bedrag betrekking op “een deel afwikkeling kosten en eerdere uitkering incl. BTW” . De begeleidende brief van de notaris van 13 juni 2017 spreekt over “ kosten voor de afwikkeling”. Naar het oordeel van de kamer is niet dan wel onvoldoende duidelijk waar dit bedrag betrekking op heeft. Het had op de weg van de notaris gelegen om meer inzicht te geven in de aard dan wel de opbouw van deze kosten. Echter, deze onduidelijkheid is niet van dien aard dat dit naar het oordeel van de kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Uiteindelijk is – naar aanleiding van de bezwaren van klager - het op klagers uitkering in mindering te brengen bedrag beperkt tot € 800,00. Dit was volgens klager een redelijk bedrag.

Uit het verweer van de notaris begrijpt de kamer dat dit bedrag een tegemoetkoming is voor de kosten die de stiefmoeder moest maken, omdat zij onverplicht vervroegd tot uitkering van de vordering van klager is overgegaan. Deze kosten houden geen direct verband met de uren die de notaris werkzaam is geweest voor de stiefmoeder. Daarom kan naar het oordeel van de kamer ook niet inzichtelijk worden gemaakt waar dit bedrag precies betrekking op heeft. Het betreft immers slechts een tegemoetkoming in de kosten. Overigens heeft de notaris klager op zijn verzoek een urenverantwoording gezonden van de door haar bestede uren in de periode 01-01-2017 t/m 07-07-2017. De notaris heeft daarmee voldoende inzichtelijk gemaakt wat de werkelijke kosten zijn die met de afhandeling van de opdracht gemoeid zijn geweest. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klachtonderdeel 5

4.6.      De notaris heeft volgens klager – na diverse protesten en klachten - nagelaten om toepassing te geven aan de klachtenregeling van haar kantoor.

4.6.1.   Naar het oordeel van de kamer heeft de notaris in deze niet klachtwaardig gehandeld. Volgens de klachtenregeling die de notaris en haar kantoor hanteert, kan slechts een cliënt of diens vertegenwoordiger een klacht uiten. Omdat klager ten tijde van de indiening van de klacht geen cliënt van de notaris was dan wel diens vertegenwoordiger, heeft de notaris naar het oordeel van de kamer terecht geen toepassing gegeven aan de betreffende klachtenregeling. Overigens heeft zij wel in lijn met de klachtenregeling bij brief van 11 oktober 2018 uitgebreid schriftelijk gereageerd op de klachten van klager. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.

Klachtonderdeel 6

4.7.      Gezien haar vriendschappelijke band met de stiefmoeder had de notaris niet zelf de opdracht van de stiefmoeder mogen aannemen en uitvoeren, zo stelt klager. Dit is in strijd met artikel 17 van de Wna. Het in rekening brengen van kosten aan een vriendin kan volgens klager niet het predicaat ‘grootst mogelijke zorgvuldigheid’ dragen.

4.7.1.   Naar het oordeel van de kamer heeft klager geen redelijk belang bij dit klachtonderdeel. De notaris en de stiefmoeder zijn immers vrij om binnen de relatie tussen notaris en cliënte afspraken te maken over de te verrichten werkzaamheden en de hoogte van de te declareren kosten. Klager is hierbij geen partij en kan ook niet worden aangemerkt als een persoon die daaraan een recht kan ontlenen. Dit klachtonderdeel wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard.

Klachtonderdeel 7

4.8.      De notaris is met klager overeengekomen dat de aan hem te berekenen kosten worden gereduceerd tot € 800,00. Klager heeft daarbij – zo stelt hij – duidelijk aangegeven dat het niet de bedoeling was (een deel van) de kosten bij zijn stiefmoeder in rekening te brengen. Dit voorstel is volgens klager stilzwijgend door de notaris aangenomen.

4.8.1.   De kamer overweegt hierover als volgt. In de e-mail van klager van 18 juli 2017 stelt hij de notaris voor dat op zijn uitkering € 800,00 (inclusief BTW) in plaats van € 1.250,00 in mindering wordt gebracht. Verder vermeldt klager dat hij zijn stiefmoeder niet onnodig op kosten wil jagen en dat hij ervan uit gaat dat de notaris niets aan de stiefmoeder gaat berekenen. Deze e-mail heeft klager ook in afschrift naar de stiefmoeder gezonden. Dit betekent dat de stiefmoeder op de hoogte was van de wensen van klager in deze. De notaris heeft aangegeven dat de stiefmoeder akkoord was met de verlaging zoals door klager voorgesteld en daarnaast het restant van de kosten zelf aan de notaris wilde voldoen. Op grond hiervan kan naar het oordeel van de kamer derhalve niet gezegd worden dat de notaris een (stilzwijgende) afspraak met klager heeft geschonden. Het staat de stiefmoeder immers vrij, om zelf te bepalen welke kosten zij de notaris wil vergoeden. Dat de stiefmoeder – zoals klager stelt – niet meer in staat was haar wil te bepalen, heeft hij verder onvoldoende nader onderbouwd. Dit klachtonderdeel zal daarom ongegrond worden verklaard.

5.         De beslissing

De kamer voor het notariaat in het ressort Arnhem-Leeuwarden

-verklaart de klacht in klachtonderdeel 1 tot en met 5 en klachtonderdeel 7 ongegrond;

-verklaart de klacht in klachtonderdeel 6 niet ontvankelijk.

Deze beslissing is gegeven door mr. M.C.J. Heessels, als voorzitter, A. Roesink-Kragt en mr. J.T.J. Heijstek, leden, en in tegenwoordigheid van mr. B.H. Holshof, secretaris, door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 24 april 2019

De secretaris

De voorzitter

Tegen deze beslissing van de kamer voor het notariaat kunnen partijen binnen dertig dagen na de datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.