ECLI:NL:TGZRZWO:2019:98 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 020/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:98
Datum uitspraak: 12-07-2019
Datum publicatie: 12-07-2019
Zaaknummer(s): 020/2019
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, berisping
Inhoudsindicatie: Klacht tegen bedrijfsarts over weigering kopie medisch dossier en niet volgen van handreiking KNMG over het opnemen van gesprekken tijdens een spreekuur gegrond: maatregel berisping.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 12 juli 2019 naar aanleiding van de op 5 februari 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A, wonende te B,

bijgestaan door zijn vader tevens curator C te D,

k l a g e r

-tegen-

E , bedrijfsarts,

werkzaam te D,

bijgestaan door mr. P. Willems,

v e r w e e r s t e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het verweerschrift met de bijlagen;

-          de aanvullende stukken ontvangen op 14 mei 2019, aangemerkt als schriftelijke pleitnotities voor de zitting, met bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 7 juni 2019 alwaar de vader van klager vergezeld door zijn dochter zijn verschenen, alsmede verweerster en haar raadsman.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het bedrijfsgeneeskundig dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager is op grond van een lichamelijke/geestelijke stoornis begin 2012 onder curatele gesteld waarbij zijn vader en zus zijn benoemd tot curator. Klager is verstandelijk gehandicapt.

Klager is sinds november 2000 werkzaam als productiemedewerker bij F voor 32 uur per week. Klager is op 18 september 2017 uitgevallen. In verband met de aanvraag van een WIA-uitkering/ondergrensbepaling is hij door verweerster, als bedrijfsarts gezien.

Op 15 oktober 2018 heeft de vader van klager verweerster verzocht om een kopie van zijn medisch dossier.

Op 26 november 2018 heeft een spreekuurcontact met klager plaatsgevonden. De vader wilde van het gesprek met verweerster een geluidsopname maken. Verweerster heeft dat geweigerd.

Klager is opgeroepen voor het spreekuur van verweerster van 28 januari 2019. De vader van klager wilde het gesprek met verweerster opnemen, wat verweerster niet heeft toegestaan. Verweerster heeft een vertrouwensbreuk uitgesproken en heeft klager en zijn vader het medisch dossier van klager overhandigd. Verweerster heeft klager aan een andere bedrijfsarts overgedragen.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven en voor zover tuchtrechtelijk relevant-:

1)   Dat zij de beroepscode voor arbeids- en bedrijfsgeneeskunde heeft genegeerd en heeft overtreden. Vanaf 15 oktober 2018 heeft de vader van klager tot vier keer toe tevergeefs verzocht om een kopie van het medisch dossier van klager. Pas na het indienen van een klacht werd een incompleet dossier ontvangen;

2)   Dat zij de handreiking KNMG over het opnemen van gesprekken tijdens een spreekuur niet heeft gevolgd en opname heeft geweigerd;

3)   Dat zij tijdens het laatste spreekuur op 28 januari 2019 een vertrouwensbreuk heeft uitgesproken en weigerde informatie van klager tot zich te nemen. Klager is tevergeefs voor het spreekuur van B naar D gereisd;

4)   Dat zij onterecht heeft aangedrongen op onderzoek van klager door het G waarvan klager de kosten moest dragen in plaats van de werkgever.

4.     HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan:

Door drukte is het niet gelukt het medisch dossier tijdig aan klager te overhandigen. Verweerster meende dat de vader van klager daartoe ook ruimte bood. Het gehele medisch dossier is aan (de vader van) klager, nadat hij daarover geklaagd had, overhandigd. Verweerster heeft geen informatie achtergehouden. Zij betreurt het achteraf bezien dat het dossier niet eerder aan klager is afgegeven.

Na uitval van klager is er overleg geweest met de vader, de leidinggevende, een medewerker van de afdeling HR en een arbeidsdeskundige over de inzetbaarheid voor werk van klager. Er bestond een gerede kans dat klager door de ondergrens van de arbeidsgeschiktheid zou zakken voor passende werkzaamheden bij F. Om het inkomen van klager veilig te stellen zou een WIA-uitkering worden aangevraagd, wat een gedegen onderbouwing vergt, waaronder recente rapportage van het G. Er was alleen een zeven jaar oud rapport beschikbaar van het G. De huisarts verwijst naar het G. Verweerster en de arbeidsdeskundige hebben de vader van klager op dit traject gewezen. De vader van klager weigerde dit advies op te volgen. De WIA-aanvraag wordt ingevuld door de arbeidsdeskundige. Klager meent dat de arbeidsdeskundige toezeggingen om een verwijzing bij het G te regelen niet is nagekomen. Die toezegging is niet gedaan. Verweerster wordt ten onrechte verweten dat zij bij de aanvraag niet heeft gehandeld zoals klager had verwacht. Tijdens het laatste spreekuur op 28 januari 2019 heeft verweerster aangegeven dat vanwege de verwijten van klager sprake was van een vertrouwensbreuk en dat voor haar de situatie niet goed werkbaar was. Klager heeft ook uitgesproken dat hij geen vertrouwen had in de verzuimbegeleiding. Omdat de verzuimbegeleiding in D plaatsvond diende klager daarnaartoe te reizen. In overleg met haar leidinggevende heeft verweerster verzocht om een andere bedrijfsarts in te zetten. Daardoor heeft geen inhoudelijk spreekuurcontact over klager plaatsgehad. Omdat verweerster de zaak zou overdragen heeft zij geen informatie over klager tot zich willen nemen.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college is van oordeel dat verweerster in gebreke is gebleven met de tijdige verstrekking van het medisch dossier. In de KNMG-richtlijn ‘Omgaan met medische gegevens’ staat het volgende:

“Een patiënt heeft recht op inzage in en afschrift van zijn medisch dossier. Dit recht van de patiënt op kennisneming van gegevens die over hem worden opgeslagen, heeft een fundamenteel karakter. Dit betekent onder andere dat het – uitzonderingen daargelaten – de patiënt niet onthouden mag worden zijn medisch dossier in te zien en/of daarvan een kopie op te vragen. De arts mag de patiënt begeleiden bij de inzage. De arts moet volgens de wet ‘onverwijld’ inzage in en afschrift van het dossier geven. Dat wil zeggen:

in ieder geval binnen een maand na het ontvangen van het verzoek.”

De vader van klager heeft verweerster op 15 oktober 2018 om het dossier verzocht en heeft het pas op 28 januari 2019 ontvangen. Het college is van oordeel dat verweerster daarmee haar plicht tot het hanteren van een redelijke termijn voor het verstrekken van het medisch dossier heeft geschonden, wat verweerster ook wel erkent. Dat klager verweerster “de nodige ruimte heeft geboden” zoals zij aanvoert, wordt door klager betwist. Klachtonderdeel 1. is daarmee in zoverre gegrond. Dat verweerster klager niet het complete dossier heeft verstrekt, kan het college niet vaststellen. De door de vader ter zitting genoemde ontbrekende stukken zijn afkomstig van andere zorgverleners/instanties waarmee aannemelijk is dat die stukken niet tot het dossier van verweerster hebben behoord.

5.3

Met klachtonderdeel 2. voert klager aan dat verweerster ten onrechte heeft geweigerd om spreekuurgesprekken op te mogen nemen. In de KNMG-Handreiking ‘Opnemen van gesprekken door patiënten’ staan de nodige handvatten om een gespreksopname, die een goede zorgverlening en grip op het zorgtraject kan ondersteunen, in goede banen te leiden. Opmerkelijk is dat verweerster zich kennelijk niet heeft vergewist van de inhoud daarvan. Zij heeft het verzoek daartoe opgevat als een blijk van wantrouwen jegens haar, terwijl breed gedragen wordt dat gesprekken (al dan niet deels) worden opgenomen. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

5.4

Klachtonderdeel 3. ziet op het laatste spreekuur waarvoor klager een uitnodiging heeft ontvangen. Het college stelt vast dat verweerster op 28 januari 2019 direct de vertrouwenskwestie ter sprake heeft gebracht. Uit het relaas van verweerster dat zij dit met haar leidinggevende had afgestemd, leidt het college af dat zij voor het spreekuur al de bedoeling had om klager over te dragen aan een andere bedrijfsarts. Hoewel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, was het wel beter geweest als verweerster dit eerder ook had afgestemd met klager en zijn vader, zodat klager had kunnen beslissen of hij de reis van  B naar D nog had willen maken.

5.5

Het vierde klachtonderdeel ziet op het onderzoek door het G. Dat het onderzoek niet nodig was, is gemotiveerd door verweerster betwist. Er was volgens haar alleen een zeven jaar oud onderzoek beschikbaar dat niet voldeed. In het kader van een WIA-aanvraag is het aan de aanvrager (klager) daarvoor de onderbouwing te leveren, zodat het verwijt van klager aan het adres van verweerster wat die kosten betreft ongegrond is.

5.6

De conclusie is dat verweerster onzorgvuldig jegens klager heeft gehandeld bij het verstrekken van het medisch dossier en het weigeren van geluidsopnames aan diens vader, waarmee de klachten onder 1. en 2. gegrond zijn. Verweerster lijkt zich geen rekenschap te hebben gegeven van de richtlijn/handreiking die daarover bestaat en dat acht het college laakbaar en verwijtbaar. Bij het niet naleven van dergelijke instructies kan in beginsel niet worden volstaan met het opleggen van de maatregel van een waarschuwing. Bijzondere omstandigheden die het handelen van verweerster minder ernstig maken zijn het college niet gebleken. Het college zal verweerster daarom de maatregel van een berisping opleggen.

6.    DE BESLISSING

Het college:

-      verklaart de klachtonderdelen onder 1. en 2. gegrond;

-      legt verweerster de maatregel van een berisping op;

-      verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond.

Aldus gegeven door A.A.A.M. Schreuder, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist,

C.W.M. Hosmus, C.A.W.M. Hertog en H.A.M. Veneman, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2019 door J. Recourt, plv. voorzitter, in tegenwoordigheid van H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.