ECLI:NL:TGZRZWO:2019:86 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 346-2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:86
Datum uitspraak: 21-06-2019
Datum publicatie: 21-06-2019
Zaaknummer(s): 346-2018
Onderwerp: Schending beroepsgeheim
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: klager is gezien door een sociaal geneeskundige die werkzaam was voor het bureau waar verweerder de directeur van is. De sociaal geneeskundige heeft een rapport opgesteld en naar de gemeente gestuurd. Klager stelt dat verweerder er verantwoordelijk voor is dat het beroepsgeheim is geschonden doordat er medische gegevens over hem aan de gemeente zijn verstrekt. Het college oordeelt dat de verantwoordelijkheid voor het opstellen en versturen van het rapport bij de sociaal geneeskundige lag en dat niet is gebleken van enig persoonlijk tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 21 juni 2019 naar aanleiding van de op 13 december 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , arts, (destijds) werkzaam te D,

v e r w e e r d e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met bijlagen;

-          het verweerschrift met bijlagen;

-          het proces-verbaal van het op 1 maart 2019 gehouden mondeling vooronderzoek;

-          een brief van verweerder van 19 maart 2019;

-          een brief van klager van 3 april 2019.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 14 mei 2019 waar klager en verweerder zijn verschenen.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Op 30 maart 2018 heeft hij zich ziekgemeld. Op verzoek van de E is onderzoek verricht naar de belastbaarheid van klager. Klager is daartoe op

6 september 2018 op het spreekuur van een sociaal geneeskundige geweest. Deze sociaal geneeskundige was in dienst van de organisatie waarvan verweerder directeur is. 

Van het spreekuurverslag, opgemaakt door de sociaal geneeskundige, heeft klager een concept ontvangen. In reactie daarop schrijft klager op 30 september 2018 per e-mail:

“Er mag geen enkele rapportage naar de E/G. Zij hebben nl geen ziektebeleid, iedereen kan bij ziektedossier, voor zover voorhanden etc etc.

Het enigste wat mag, de minimaal wettelijke gegevens waarop een werkgever recht heeft .”

Na overleg met verweerder heeft de sociaal geneeskundige in een brief van 4 oktober 2018, betreffende ‘verzoek om verduidelijking’ het volgende aan klager gevraagd:

Kunt u aangeven of er delen in de rapportage moeten worden geschrapt of dat er helemaal geen rapportage en/of FML naar de gemeente kan?

Eventueel kan de rapportage worden geblokkeerd, dit zal teruggekoppeld worden aan de opdrachtgever ”.

Klager heeft vervolgens in reactie daarop op 8 oktober 2018 het volgende bericht per

e-mail aan de sociaal geneeskundige verzonden:

“ De autoriteit persoonsgegevens heeft in 2016 beleidsregel opgesteld. De zieke werknemer en werkgever.

Hierin is precies vastgelegd op welke informatie de werkgever en daartoe reken ik ook de  E recht heeft en welke niet.

En het is aan u om de uitkomsten van het onderzoek te vertalen naar de E zonder mijn privacy aan te tasten. En als dat onmogelijk blijkt is dat ook informatie die van betekenis kan zijn voor de E.

Ongeacht de informatie die u gaat doorgeven aan de E, ik ontvang vooraf graag een concept .”

Op 30 november 2018 heeft verweerder aan klager het volgende geschreven:

“(…)

In de daaropvolgende e-mail- en briefwisseling vraagt u [naam sociaal geneeskundige, tuchtcollege] op de door u als privacygevoelig ervaren medische gegevens uit het rapport te verwijderen en het rapport te beperken tot alleen de vaststelling van de belastbaarheid en arbeidsmogelijkheden.

U merkt tevens nogmaals op dat het definitieve rapport, voordat het naar de gemeente verzonden wordt, wil inzien.

[Naam sociaal geneeskundige, tuchtcollege] heeft het rapport herschreven.

 In bijlage stuur ik het u toe. Onze (…) staf is van mening dat het zo correct geformuleerd is. Mocht u vinden dat ook dit niet uit kan gaan, dan verzoek ik u ons dat voor 7 december te laten weten. Zonder tegenbericht zal het rapport op 7 december 2018 (…) worden verzonden ”.

 Op 1 december 2018 heeft klager geantwoord:

Er mag nu en in de toekomst geen enkele medische informatie in welke vorm dan ook worden doorgegeven (…) graag ontvang ik voor 7 december een schriftelijke bevestiging”.

Het rapport dat op 30 november 2018 aan klager werd toegestuurd is met de FML vervolgens aan de opdrachtgever verstuurd. Het rapport bevat onder meer onder het kopje 'Onderzoek/Algemene gegevens verkregen uit onderzoek' de volgende passage:

“Huidige situatie zoals door cliënt weergegeven: betrokkene gaf aan klachten te hebben die samenhangen met zijn privé situatie. Hij heeft geen behandeling. Betrokkene gaf aan geen klachten te hebben die van invloed kunnen zijn op werk.”

En onder het kopje 'Beschouwing' de volgende passage:

“Voor een meer genuanceerde beoordeling van zijn psychische belastbaarheid, adviseer ik een psychodiagnostisch onderzoek.”

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder, zakelijk weergegeven en zoals tijdens het vooronderzoek en ter zitting samengevat, dat verweerder zijn beroepsgeheim heeft geschonden omdat in het aan de gemeente toegezonden rapport (indirect) medische gegevens van klager bekend zijn gemaakt en waarvoor verweerder (mede) verantwoordelijk is. Volgens klager is het eenvoudig om uit een tweetal passages in het rapport een ziektebeeld af te leiden. Klager doelt daarbij op de, zoals ook hiervoor onder de feiten weergegeven, passages:

'Betrokkene gaf aan klachten te hebben die samenhangen met zijn privé situatie. Hij heeft geen behandeling.'

en

'Voor een meer genuanceerde beoordeling van zijn psychische belastbaarheid, adviseer ik een psychodiagnostisch onderzoek.'

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat zijn organisatie een procedure kent voor klachten over een beoordeling of de formulering daarvan. Deze procedure kent hoor en wederhoor en verloopt onder supervisie van een stafmedewerker. Als directeur voelt verweerder zich eindverantwoordelijk voor de gang van zaken. In het kader van deze procedure is aan klager gevraagd welke delen in het rapport geschrapt zouden moeten worden. Klager is ook gewezen op de mogelijkheid het uitbrengen van het rapport te laten blokkeren. Hij is hierop niet ingegaan. Verweerder heeft er voorts op gewezen dat hij klager niet kent, nooit heeft ontmoet of gesproken, en over zijn gezondheidsproblemen geen enkele uitlating heeft gedaan. Verweerder is dan ook van mening dat hem geen blaam treft ten aanzien van het schenden van enig beroepsgeheim.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college is van oordeel dat van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder geen sprake is geweest. De sociaal geneeskundige heeft klager onderzocht en het rapport opgesteld, naar aanleiding van de e-mail van klager als reactie op het concept, aangepast en uiteindelijk verzonden. Verweerder heeft klager niet gezien of gesproken noch het rapport opgesteld of verzonden. De rol van verweerder is, vanuit zijn functie als directeur en leidinggevende van de organisatie waar de sociaal geneeskundige werkzaam was, beperkt geweest tot het organiseren van een interne bespreking van het rapport door de staf, waarbij aan de orde is geweest of het rapport indachtig de voorwaarden die klager had benoemd, aan de daaraan te stellen eisen voldeed. Voor zover ook verweerder aan die bespreking heeft deelgenomen maakt dat hem niet in tuchtrechtelijke zin medeverantwoordelijk voor de inhoud en de verzending van het rapport aan de Gemeente. Die verantwoordelijkheid lag en ligt bij de sociaal geneeskundige die, zoals hiervoor gezegd, klager heeft onderzocht, het rapport heeft opgesteld, aangepast en uiteindelijk na de bespreking binnen de staf heeft verzonden.

Nu niet is gebleken van enig persoonlijk handelen of nalaten van verweerder in strijd met de zorg die hij behoorde te betrachten ten opzichte van klager of anderszins in strijd met het belang van de individuele gezondheidszorg is de klacht ongegrond.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven in raadkamer door E.W. de Groot, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist en M.D. Klein Leugemors, P.A.J. Buis en E.I. van Dijk leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van K.M. Dijkman, secretaris en uitgesproken in het openbaar op

21 juni 2019 door A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van H. van der Poel-Berkovits, secretaris.                                                                                                  

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op de klachtonderdelen waarop die beslissing betrekking heeft.

b. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.