ECLI:NL:TGZRZWO:2019:76 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 054/2018A

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:76
Datum uitspraak: 13-05-2019
Datum publicatie: 13-05-2019
Zaaknummer(s): 054/2018A
Onderwerp: Onjuiste verklaring of rapport
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen psychiater kennelijk ongegrond na terugverwijzing door Centraal Tuchtcollege. Wat betreft de rapportage van verweerder is het college van oordeel dat verweerder op inzichtelijke wijze tot zijn conclusie heeft kunnen komen. De rapportage voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 13 mei 2019 naar aanleiding van de op 20 februari 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r 

-tegen-

J , psychiater, werkzaam te K,

v e r w e e r d e r 

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het aanvullende klaagschrift binnengekomen op 15 maart 2018;

-          een schrijven van klager, binnengekomen op 22 maart 2018;

-          de beslissing van dit college gedateerd 13 april 2018;

-          het schrijven van klager van 17 april 2018;

-          de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege van 13 september 2018;

-          de brief van klager binnengekomen op 5 oktober 2018;

-          het verweerschrift met de bijlagen;

-          het proces-verbaal van het op 11 januari 2019 gehouden mondeling vooronderzoek (abusievelijk gedateerd op 11 januari 2018) met aangehechte aantekening van klager.

Klager heeft tevens klachten ingediend tegen een psychiater (zaaknummer 047/2018A) en een psycholoog (zaaknummer 053/2018A). In deze zaken is bij afzonderlijke beslissing van dezelfde datum beslist.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klager, geboren in 1980, is in februari tot en met april 2012 door verweerder, als psychiater rapporteur, op verzoek van de officier van justitie, onderzocht namens het L.

Verweerder heeft in zijn rapportage, voor zover thans van belang, het volgende opgenomen:

Op 18 februari en 24 februari werd betrokkene bezocht in de gesloten opname afdeling van … F in B. Er is met toestemming van betrokkene gesproken met zijn ouders in hun woning op 7 maart.

Betrokkene werkte bijna volledig mee aan het onderzoek. Hij gaf de onderzoeker toestemming om zijn ouders te spreken met daaraan gekoppeld het verzoek of de onderzoeker kon nagaan of zijn ouders ‘narcistische sociopaten’ waren, iets waarvan hij zelf overtuigd was.

(…) De ‘wantoestanden’ behelzen naar zijn idee de volgende zaken:

- het ging om emotionele verwaarlozing van hem, het ergst door zijn vader,

- het ging ook om een poging tot seksueel misbruik door zijn moeder;

- en het ging m het vermeend seksuele misbruik van zijn neefje(…)

Heteroanamnese ouders

Vader en moeder die een zeer reële en betrokken indruk maakten.

(…)

Uiteindelijk werd pijnlijk duidelijk dat betrokkene de laatste twee jaar in rap tempo ontspoorde, zich meer en meer afzonderde en zich in zijn eigen wereld opsloot. Daarbij gaven de ouders aan dat hij dit altijd al wel kon, bijvoorbeeld in zichzelf praten en glimlachen om binnenpretjes. Angst voor hem, zijn dreiging en zijn daden, leefde niet zo bij zijn ouders, meer waren zij bezorgd om zijn eigen welzijn en de angst dat hij zichzelf iets aan zou doen.

SPECIELE PSYCHIATRISCHE ANAMNESE

(…)

Later op de afdeling vernam onderzoeker dat betrokkene af en toe wel de indruk zou maken te hallucineren doordat hij in zichzelf praatte en kon glimlachen zonder kennelijke aanleiding.

PSYCHIATRISCH ONDERZOEK

(…)

Tijdens het gesprek viel op hoe betrokkene de onderzoeker nauwlettend in de gaten hield, dienst hand- en armbewegingen volgde. Het leek zelfs wat spanning op te roepen als de onderzoeker wat veel bewoog, zijn pen anders vastpakte of bijv zijn zakdoek tevoorschijn haalde. Dat betrokkene hier gespannen op lette maakte een achterdochtige indruk.

De oriëntatie in tijd, plaats en persoon (in M) was in orde.

Zijn denken inhoudelijk was ingewikkeld en hier werd zeker de nodige pathologie aangetroffen.

Zijn vaststaande opvattingen over verwaarlozing door vader, over een poging tot seksueel misbruik door zijn moeder waren erg opvallend.

Een absoluut bewijs van de onwaarheid van zijn aantijgingen is natuurlijk niet te geven.

Zo ontkenden zijn ouders alle aantijgingen maar dat veranderde er voor betrokkene niets aan. Hun ontkenning in combinatie met de heftigheid van gevoelen, de bizarre inkleuring van hele vage vroege herinneringen (bij moeder in bad) door betrokkene maakten dat de onderzoeker waanvorming constateerde. Hij was gefrustreerd dat hij in zijn zorgen en opvattingen alleen stond. Het intensief bespreken van deze gedachteninhoud, zijn binnenwereld, leidde tot verhoogde spanning, zichtbaar en horend aan het kuchen, schrapen van zijn keel en het bewegen.

DIFFERENTIAAL DIAGNOSTISCHE OVERWEGINGEN

Diagnostisch is er duidelijk sprake van een psychotisch proces gezien de geconstateerde waanvorming. De gedachten gaan het eerst uit naar een schizofrene ontwikkeling naar de paranoïde vorm in het bijzonder. Het werd niet geheel duidelijk of hallucinaties meespeelden. Dat zou de diagnose ‘harder’ maken maar ook zonder de hallucinaties was zijn waanwereld zo bizar dat van schizofrenie gesproken kan worden.

Wel kan nog gedacht worden aan een schizoaffektief beeld. Er is weliswaar van enige depressie sprake geweest anamnestisch rond de kerst maar het is slecht te achterhalen hoe ernstig dat was en tijdens het onderzoek wordt toch niet een permanent downe stemming gevonden. Van manische ontsporing is geen sprake.

Ook kan er nog gedacht worden aan een ‘waanstoornis’ delusional disorder. Ook dit komt naar mening van onderzoeker niet overeen met het beeld dat betrokkene presenteert. Namelijk het disfunctioneren en het sociale verval is bij betrokkene sterk en bij een dergelijke aandoening niet zo opvallend.

Van de persoonlijkheid kan weinig gezegd worden in pathologische zin. Bij een dergelijke diagnose op as 1 is een diagnose op as 2 niet mogelijk.

(…)

Klager is psychologisch eveneens onderzocht. De psycholoog kwam tot dezelfde conclusie over de diagnose, de behandeling, over de mate van toerekeningsvatbaarheid en het juridisch kader.

In de rapportage is eveneens vermeld dat de ouders van de door klager genoemde verwaarlozing en poging tot seksueel misbruik zijn geschrokken en dit ontkenden.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- ongefundeerd handelen en diagnosticeren. Verweerder heeft waargebeurde gebeurtenissen omschreven als bizar zonder deze te verifiëren. Verweerder heeft geen terugkoppeling aan klager gegeven en is wisselend in zijn communicatie.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat hem geen gegrond tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Voor zover nodig zal hieronder nader op het verweer worden ingegaan.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Verweerder heeft klager uitgebreid onderzocht en een heteroanamnese afgenomen bij klagers ouders. Daarbij heeft verweerder helder uiteengezet hoe hij tot zijn diagnose is gekomen en welke diagnoses hij beargumenteerd heeft verworpen. Verweerder geeft in zijn rapportage aan dat gelet op de uitlatingen van klagers ouders omtrent de vermeende verwaarlozing en het vermeende misbruik en de wijze van vertellen daarover door klager tot de conclusie van waanideeën is gekomen. Verweerder heeft tevens opgenomen dat een absoluut bewijs van de onwaarheid van klagers aantijgingen niet te geven is.

Bij de beoordeling van de vraag of een rapportage van een arts voldoet aan de daaraan te stellen eisen de volgende criteria in aanmerking te worden genomen:

1.    Het rapport vermeldt de feiten, omstandigheden en bevindingen waarop het berust;

2.    Het rapport geeft blijk van een geschikte methode van onderzoek om de voorgelegde vraagstelling te beantwoorden;

3.    In het rapport wordt op inzichtelijke en consistente wijze uiteengezet op welke gronden de conclusies van het rapport steunen;

4.    Het rapport vermeldt de bronnen waarop het berust, daaronder begrepen de gebruikte literatuur en de geconsulteerde personen;

5.    De rapporteur blijft binnen de grenzen van zijn deskundigheid.

Het college toetst ten volle of het onderzoek door de arts uit het oogpunt van

vakkundigheid en zorgvuldigheid de tuchtrechtelijke toets der kritiek kan doorstaan. Ten aanzien van de conclusie van de rapportage wordt beoordeeld of de deskundige in redelijkheid tot zijn conclusie heeft kunnen komen.

Het college is van oordeel dat verweerders rapportage aan de hierboven genoemde criteria voldoet waarbij verweerder in redelijkheid tot zijn conclusie en diagnose heeft kunnen komen.

Voor zover in de rapportage feitelijke onjuistheden stonden vermeld had klager de mogelijkheid om correctie te verzoeken, hetgeen niet is gedaan. Klagers stelling dat hij niets meer heeft vernomen staat haaks op de stelling van verweerder daaromtrent. Nu het college daar niet bij is geweest en niet meer waarde aan het woord van de een wordt gehecht kan het college niet vaststellen hoe het voorleggen van de rapportage exact heeft plaatsgevonden. Daarom kan het college, nu de feiten niet voldoende vaststaan, daar geen oordeel over geven.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gegeven in raadkamer door A.L. Smit, voorzitter, A.A.G. van den Ende en

M.H. Braakman, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van J.W. Sijnstra-Meijer, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen. Degene die beroep instelt, is € 50,- griffierecht verschuldigd aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.