ECLI:NL:TGZRZWO:2019:71 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 336-2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:71
Datum uitspraak: 19-04-2019
Datum publicatie: 19-04-2019
Zaaknummer(s): 336-2018
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klachten tegen verpleegkundige zijn deels onvoldoende toegelicht en raken deels niet het handelen van verweerster. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 19 april 2019 naar aanleiding van de op 6 december 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , verpleegkundige, (destijds) werkzaam te B,

bijgestaan door D,

v e r w e e r s t e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift;

-          het aanvullende klaagschrift met de bijlage;

-          het verweerschrift met de bijlage.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in het vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder een gedeelte van de verpleegkundige rapportage) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Ten aanzien van klager is op 10 oktober 2018 op grond van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen een rechterlijke machtiging voor maximaal drie maanden afgegeven. Ter uitvoering daarvan is hij op 11 oktober 2018 opgenomen op afdeling E van F. Verweerster was van 1 tot en met 15 december 2018 bij de verpleging van klager betrokken.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt verweerster -zakelijk weergegeven-:

1.    dat zij weigert voor hem gunstige informatie over te dragen aan de behandelend psychiater G en/of de arts-assistent H;

2.    dat de rechterlijke machtiging niet rechtsgeldig is;

3.    dat hij tegen zijn wil, zonder rechterlijke beslissing, wordt gegijzeld;

4.    dat contact met zijn vertrouwenspersoon onmogelijk wordt gemaakt; en

5.    dat zijn vrijheid van godsdienst ernstig wordt geschonden.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Op het verweer wordt, waar nodig, in onderstaande overwegingen ingegaan.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard. Bij het antwoord op de vraag of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, staat verder haar persoonlijk handelen centraal.

5.2

Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel overweegt het college dat klager in het geheel niet heeft toegelicht welke (voor hem gunstige) informatie niet aan de behandelend psychiater en/of de arts-assistent zou zijn doorgegeven. Dat verweerster zou hebben gezegd “dat er helemaal niets wordt overgedragen” is voor het college niet komen vast te staan, laat staan in welke context dit dan zou zijn gezegd, en blijkt ook niet uit de overgelegde verpleegkundige rapportage. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.3

Het tweede en derde klachtonderdeel raken niet het handelen van verweerster en zijn reeds om die reden ongegrond.

5.4

Ten aanzien van het vierde en vijfde klachtonderdeel heeft klager onvoldoende geconcretiseerd wanneer en op welke wijze verweerster het contact van klager met zijn vertrouwenspersoon zou hebben belemmerd en zijn vrijheid van godsdienst zou hebben geschonden. Ook deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

5.5

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gegeven in raadkamer door H.L. Wattel, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist,

C. Smulders, R. Broeren-Woudstra en B. Nijhuis-Prigge, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris. 

                                                                                                                 voorzitter

  secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen. Degene die beroep instelt, is € 50,- griffierecht verschuldigd aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.