ECLI:NL:TGZRZWO:2019:53 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 266/2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:53
Datum uitspraak: 18-03-2019
Datum publicatie: 18-03-2019
Zaaknummer(s): 266/2018
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie:   Klacht tegen apotheker wegens verstrekken van medicatie met E-nummers in de hulpstof. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 18 maart 2019 naar aanleiding van de op 24 september 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-                                                                                                              

C , apotheker, (destijds) werkzaam te B,

v e r w e e r s t e r

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het aanvullende klaagschrift;

-          het verweerschrift met de bijlagen;

-          een e-mail van klaagster van 26 november 2018;

-          een reactie hierop van verweerster.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in het vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het pharmaceutisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Op 3 oktober 2017 is klaagster ingeschreven als patiënt in de apotheek van verweerster. In het pharmaceutisch dossier staat het volgende genoteerd:

“intolerantie            OV BETALACTAM- ANTIBIOTICA

Intolerantie             OV NSAID’s/SALICYLATEN

(basis)stof              OV CLINDAMYCINE

Intolerantiegroep     Carbapenems

Intolerantiegroep     Cefalosporines, generatie 1 en 2

Intolerantiegroep     Cefalosporines, generatie 3, 4 en 5

Intolerantiegroep     Penicillines

Intolerantiegroep     NSAID’s/Salicyclaten”.

Op 16 maart 2018 heeft de huisarts van klaagster een recept uitgeschreven voor Lisinopril 5 mg tabletten, die verweerster aan klaagster heeft verstrekt. Vanaf half mei 2018 ontstonden pigmentvlekken op de rug, armen en benen van klaagster en ontwikkelde zij een histamine-intolerantie.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat haar bekend was dat klaagster overgevoelig is, maar dat geen controle heeft plaatsgevonden voor de Lisinopril aan klaagster werd verstrekt. Als gevolg hiervan moet klaagster nu een streng dieet volgen en maakt zij extra kosten. Volgens klaagster zijn haar klachten het gevolg van

E-nummers die in de hulpstof van Lisinopril zijn verwerkt. Dit heeft zij verweerster duidelijk gemaakt, maar hier is niets mee gedaan. Bij het klaagschrift heeft klaagster een lijst verstrekt met E-nummers, en met name de E420, E421, E950 en E967 genoemd die  tot een histamine-intolerantie en pigmentvlekken zouden hebben geleid.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat bij de uitgifte van Lisoprinil volgens de richtlijnen is gewerkt. Bij de inschrijving van klaagster zijn de gegevens van haar vorige apotheek overgenomen. Hieruit bleek niet van een intolerantie voor bepaalde

E-nummers. Bij een persoonlijk gesprek na de inschrijving, noch op het inschrijvingsformulier heeft klaagster van intolerantie voor bepaalde E-nummers melding gemaakt. Het bewakingssysteem gaf dan ook geen signaal van een mogelijke intolerantie toen het recept voor Lisinopril werd ingevoerd. Over de opgetreden klachten van klaagster heeft verweerster op 11 juni 2018 een gesprek met haar gehad. Nadien heeft verweerster overleg gevoerd met de huisarts en de dermatoloog, maar een verband tussen de medicatie en de klachten van klaagster hebben zij niet kunnen leggen.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klaagster verwijt verweerster dat zij haar Lisinopril heeft verstrekt, terwijl het verweerster bekend had moeten zijn dat klaagster intolerant was voor de in de hulpstoffen van dit medicijn verwerkte E-nummers (zoetstoffen). Verweerster heeft aannemelijk gemaakt dat zij geen reden had de voorgeschreven medicatie niet aan klaagster te verstrekken. Zij heeft toegelicht en met stukken onderbouwd dat in het systeem van de apotheek de diverse bekende intoleranties en overgevoeligheden van klaagster genoteerd staan, maar dat de door klaagster genoemde E-nummers hierin niet voorkomen. Het bewakingssysteem heeft dan ook geen signaal afgegeven waarop verweerster had moeten reageren. Het college ziet geen reden verweerster hierin niet te volgen. Klaagster heeft weliswaar gesteld dat zij aan verweerster heeft doorgegeven dat zij op bepaalde E-nummers reageert, maar dit is niet met stukken onderbouwd. Dat de bij het klaagschrift overgelegde lijst met E-nummers ook (tijdig) aan verweerster is verstrekt is niet gebleken. Deze lijst is in ieder geval niet aan verweerster geadresseerd. Dat verweerster relevante informatie ter beschikking stond waar zij ten onrechte niets mee heeft gedaan, is voor het college niet komen vast te staan. In de omstandigheden van dit geval bestond er voor verweerster dan ook geen zorgverplichting de voorgeschreven Lisinopril 5 mg niet uit te leveren. De klacht is kennelijk ongegrond.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond.

6.    DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gegeven in raadkamer door A.L. Smit, voorzitter, P.C. Daniels-Hansum en

D. Houvast, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van F. Ernens, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door: a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard; b. degene over wie is geklaagd; c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat. Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen. Indien het beroepschrift op of na 1 april 2019 wordt ontvangen, is voor de indiening daarvan een griffierecht van € 50,- verschuldigd. U ontvangt hierover bericht van het Centraal Tuchtcollege. Als degene die in beroep is gegaan geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht terugbetaald.