ECLI:NL:TGZRZWO:2019:36 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 218/2018
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2019:36 |
---|---|
Datum uitspraak: | 25-02-2019 |
Datum publicatie: | 25-02-2018 |
Zaaknummer(s): | 218/2018 |
Onderwerp: | Geen of onvoldoende zorg |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen UWV-arts in verband met beoordeling na één jaar Ziektewet. Raadkamerbeslissing. Klacht over leugenachtig rapporteren en onvoldoende informatie vragen kennelijk ongegrond. |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 25 februari 2019 naar aanleiding van de op 6 augustus 2019 bij het
Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a g e r
-tegen-
C , arts, (destijds) werkzaam te B,
bijgestaan door mr. drs. A.M. Schippers-Juergens, verbonden aan het UWV,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 13 december 2018 gehouden mondeling vooronderzoek.
2. FEITEN
Op grond van de stukken -waaronder het medisch dossier- dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht en kort samengevat, van het volgende te worden uitgegaan.
Klager is op 2 februari 2017 uitgevallen voor zijn werk als timmerman. Verweerder was in de hier ter zake doende periode werkzaam als (tweedejaars) AIOS bij het UWV.
Verweerder heeft klager (nadat hij hem in mei en oktober 2017 ook al zag) op 26 januari 2018 in het kader van de beoordeling na één jaar Ziektewet gezien.
Verweerder heeft klager ongeschikt bevonden voor zijn eigen werk als timmerman, waarna een belastbaarheidsprofiel (Functie Mogelijkheden Lijst oftewel FML) is opgesteld.
Na arbeidsdeskundig onderzoek konden passende functies worden geduid, hetgeen resulteerde in een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 35% en een beëindiging van de Ziektewet-uitkering.
In zijn rapportage van 26 januari 2018 heeft verweerder opgenomen welke behandelingen klager heeft ondergaan en wat daarin de stand van zaken was, wie zijn behandelaars zijn en wat hun diagnose en visie op klagers toestand was. Verweerder heeft deze informatie grotendeels van klager zelf verkregen.
In de rapportage heeft verweerder daarnaast – voor zover hier van belang - genoteerd:
2.2.4 Onderzoeksbevindingen
(…)
Lichamelijk onderzoek
De bevindingen bij het huidige onderzoek zijn conform aan vorige beoordeling:
Looppatroon: normaal en niet afwijkend.
Nek: bij inspectie zijn er inderdaad enkele huidafwijkingen aan de laterale kant van zijn nek links. Bij de vorige beoordeling waren dit enkele bulleuze huidafwijkingen, maar vandaag lijken de huidafwijkingen meer op eczemateuze afwijkingen die zijn weer door de dermatoloog afgenomen voor biopsie. Bij palpatie is er geen opwekbare drukpijn pijn. Geen palpabele lymfklieren.
Rug: bij inspectie zijn er geen zichtbare afwijkingen, geen scoliose, geen hyperlordose of kyfose. Er zijn wel opwekbare pijnklachten mediaal op de C3 en mediaal op de Li-L2. Er zijn geen uitstralingen opwekbaar. Cliënt kan wel naar voren buigen en bukken, maar opkomen is wel moeizamer. Hij kan op onderzoekbank gaan plat op zijn rug gaan liggen, het optillen van gestrekte benen links en rechts zijn niet beperkt. De proef van Laseque is beiderzijds negatief. De KPR en APR zijn beiderzijds normaal aanwezig. Er is geen krachtverlies in onderste extremiteiten.
Linker knie: bij inspectie is er wel een circulaire huidafwijking, zeer waarschijnlijk van zijn bekende psoriasis, aan de voorkant van de linker knie met een diameter van 2-3 cm. Verder is de knie niet gezwollen. Er is nog steeds drukpijn mediaal band van de linker knie, en de test van Steinmann lijkt positief met mediaal gelokaliseerd puntvormige drukpijn in de gewrichtsspleet. Schuiflade test bij 90 graden is negatief (geen verschuiving). Verder zijn de valgisatie- en varisatie- test allemaal negatief.
De kuiten zijn nu soepel, geen aanwijzing voor compartiment syndroom of spierscheur.
Psychisch onderzoek
Cliënt toont bij oriënterend psychisch onderzoek een normaal goed modulerende stemming. Zijn aandacht is wel goed vast te houden. Zijn concentratie is nu optimaal. Zijn geheugen is niet lacunair. Er zijn geen cognitieve functiestoornissen. Hij is nu niet somber of depressief. Hij heeft geen interesseverlies en geen initiatiefverlies. Zijn zelfbeeld is niet verminderd. Hij is niet makkelijk geïrriteerd, prikkelbaar en is niet snel boos. Hij ziet niet moe of uitgeput eruit. Hij is niet suïcidaal en heeft geen suïcidale gedachten. Hij is verder niet psychotisch en heeft geen visuele of auditieve hallucinaties. Bij dit onderzoek zijn er geen psychische anomalieën gevonden. Op zijn eigen kosten heeft cliënt al verschillende gesprekken gehad met een psycholoog, maar volgens cliënt zijn er nu geen specifieke afwijkingen naar voren gekomen.
2.2.5 Informatie van derden
Er werd geen informatie bij de behandelende sector opgevraagd, aangezien op grond van de beschikbare medische gegevens voldoende informatie aanwezig is om tot een besluit te komen. Het opvragen van aanvullende informatie bij de behandelende arts heeft derhalve geen toegevoegde waarde. ”
3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT
Klager verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- het volgende.
a. Verweerder heeft valsheid in geschrifte gepleegd door in de rapportage van
28 januari 2018 op te tekenen dat lichamelijk en psychologisch onderzoek heeft plaatsgevonden terwijl dat niet zo is;
b. Verweerder heeft ten onrechte nagelaten informatie op te vragen bij de behandelend sector, de aangeleverde informatie genegeerd en de daaruit blijkende problemen gebagatelliseerd.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder stelt zich op het standpunt dat het onderzoek en de beoordeling zorgvuldig zijn geweest. Verweerder betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan valsheid in geschrifte en onethisch handelen. Voor zover nodig voor de beoordeling zal in het navolgende worden ingegaan op het verweer.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Ten aanzien van klachtonderdeel a. overweegt het college als volgt.
De stelling dat verweerder op 26 januari 2018 geen lichamelijk en psychologisch onderzoek zou hebben verricht wordt gelogenstraft door het van dat contact door verweerder opgemaakte verslag. In verweerders rapport is, zoals uit het hiervoor onder 2.3 weergegeven citaat blijkt, nauwgezet beschreven op welke manier klagers bewegingsapparaat is onderzocht en welke mogelijke psychische belemmeringen verweerder is nagelopen. Dat verweerder zowel de lichamelijke als de psychische gesteldheid van klager serieus onder de loep heeft genomen, komt ook op andere plaatsen in de rapportage naar voren. Het college acht het niet aannemelijk dat verweerder daarover (en dan ook nog zo gedetailleerd) onwaarheden heeft gerapporteerd. Waarom verweerder daarover zou liegen ontgaat het college ten ene male. Daar komt in dit geval nog bij dat het bewuste consult in aanwezigheid van een medisch secretaresse plaatsvond en dat deze schriftelijk heeft bevestigd dat het in het rapport weergegeven lichamelijk onderzoek daadwerkelijk heeft plaatsgehad.
Het college ziet kortom geen aanleiding om aan de weergave van verweerder te twijfelen. Het klachtonderdeel faalt.
5.3
Ook klachtonderdeel b. kan naar het oordeel van het college niet slagen.
Verweerder heeft in zijn verslag, en daarnaast nog wat uitgebreider in zijn verweerschrift, uitgelegd waarom er in dit geval geen aanleiding bestond om nadere medische informatie op te vragen. Verweerder had klager twee keer eerder gezien in het voorafgaande jaar en er was ten opzichte van die eerdere contacten geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden. Ook het gegeven dat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van fybromyalgie of CVS leverde niet meer dan een bevestiging van eerdere inzichten op.
Voorts was er ook op psychologisch vlak geen aanwijzing voor een veranderde (of veranderende) situatie.
Klager was bovendien klaarblijkelijk goed in staat om aan te geven welke behandelingen hij onderging en wat de bevindingen van zijn behandelaars waren. Verweerder heeft klagers weergave daarvan niet in twijfel getrokken maar is daar juist vanuit gegaan.
Gelet op het voorgaande kan verweerder niet worden verweten dat hij het inwinnen van nadere informatie achterwege liet, informatie uit de behandelend sector heeft genegeerd of klager onvoldoende serieus heeft genomen.
Het feit dat er nog steeds geen harde verklaring voor klagers klachten was gevonden doet daar, anders dan klager kennelijk meent, niet aan af. Voor zover klager daarmee bedoelt dat verweerder ten onrechte het verdere beloop van zijn toestand niet heeft afgewacht stuit dat af op het gegeven dat verweerder hier nu juist de opdracht had om klagers status na één jaar Ziektewet te beoordelen.
5.4
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gedaan in raadkamer door A.M. Koene, voorzitter, H.L. Wattel, lid-jurist, C.A.W.M. Hertog, C.W.M. Hosmus en M.H. Braakman, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.