ECLI:NL:TGZRZWO:2019:31 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 204/2018
ECLI: | ECLI:NL:TGZRZWO:2019:31 |
---|---|
Datum uitspraak: | 08-02-2019 |
Datum publicatie: | 08-02-2019 |
Zaaknummer(s): | 204/2018 |
Onderwerp: | Onjuiste verklaring of rapport |
Beslissingen: | Ongegrond/afwijzing |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen huisarts. Kennelijk ongegrond wegens onvoldoende feitelijke grondslag |
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE
Beslissing d.d. 8 februari 2019 naar aanleiding van de op 17 juli 2018 bij het Regionaal
Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van
A , wonende te B,
k l a a g s t e r
-tegen-
C , huisarts, (destijds) werkzaam te B,
bijgestaan door mr. D.M. Pot, stichting VvAA rechtsbijstand te Utrecht,
v e r w e e r d e r
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- het klaagschrift met de bijlagen;
- het aanvullende klaagschrift;
- het verweerschrift met de bijlagen.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.
2. DE FEITEN
Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.
Klaagster was in de periode 2012 tot en met november 2017 patiënte in de huisartsenpraktijk van verweerder. Zij is op 15 augustus 2012 en op 12 september 2012 op het spreekuur van verweerder geweest. In januari 2014 heeft verweerder een verwijzing naar de plastisch chirurg uitgeschreven. De overige consulten hebben plaatsgevonden bij de collega van verweerder.
In het medisch dossier heeft verweerder het volgende genoteerd:
“15-08-2012:
S Wil graag vd pijn af aan het buiklitteken.
O Bovenste deel van litteken buik is verdikt en drukpijnlijk. Niet rood of warm
E Andere symptomen/klachten huid/subcutis
P Injectie met 10 mg Kenacort of xylocaine. Over 4 wk herhalen.
P KENACORT A 40 INJECTIESUSPENSIE 40MG?ML AMPUL 1 ML 1D1ML. ”
En:
“12-09-2012
S injectie wel geholpen voor de zwelling, niet voor de pijn
P Injectie 10 mg kenacort litteken buik, proximaal” .
3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT
Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven-:
1. Leugens te hebben genoteerd in het dossier;
2. Verkeerde medicatie te hebben voorgeschreven;
3. Mishandeling van klaagster door haar als grofvuil te behandelen;
4. Niet te luisteren;
5. Klaagster onder druk te hebben gezet.
4. HET STANDPUNT VAN VERWEERDER
Verweerder voert aan dat hem geen tuchtrechtelijk verwijt treft. Voor zover nodig zal hieronder op het verweer worden ingegaan.
5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE
5.1
Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.
5.2
Het eerste klachtonderdeel ziet op de dossiervoering. Volgens klaagster heeft verweerder in het medisch dossier diverse leugens genoteerd. Klaagster heeft toegelicht welke onwaarheden verweerder geschreven zou hebben, maar geen stukken overgelegd waaruit dit daadwerkelijk blijkt. Dat in verweerders verslagen van de consulten van
15 augustus 2012 en 12 september 2012 onjuistheden staan is het college niet gebleken en door klaagster ook niet concreet gesteld. Voor zover klaagster bedoelt dat de in het medisch dossier aanwezige specialistenbrieven niet juist zijn kan dit verweerder niet worden aangerekend. Voor het college kan niet komen vast te staan dat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk iets valt te verwijten.
5.3
De overige klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klaagster verwijt verweerder haar als grofvuil te hebben behandeld, niet te hebben geluisterd, haar onder druk te hebben gezet en verkeerde medicatie te hebben voorgeschreven. Klaagster heeft haar stellingen niet of nauwelijks onderbouwd. Verweerder heeft verklaard zich hierin niet te herkennen en zich altijd voor klaagsters gezondheid en welzijn te hebben ingezet. Het college kan de verwijten aan verweerder niet gegrond bevinden. Dit berust op het uitgangspunt dat op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of bepaald nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat. Dat is niet het geval. Uit de aanwezige verslagen van de consulten die klaagster bij verweerder heeft gehad noch de overige medische stukken kan worden afgeleid dat verweerder zo gehandeld heeft als door klaagster is betoogd. Ook deze klachtonderdelen kunnen bij gebrek aan een feitelijke grondslag niet slagen.
5.4
Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.
6. DE BESLISSING
Het college wijst de klacht af.
Aldus gegeven in raadkamer door A.L. Smit, voorzitter, R.O. Rischen en
M.D. Klein Leugemors, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van F. Ernens, secretaris.
voorzitter
secretaris
Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:
a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;
b. degene over wie is geklaagd;
c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.
Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.