ECLI:NL:TGZRZWO:2019:25 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 070/2018

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:25
Datum uitspraak: 25-01-2019
Datum publicatie: 25-01-2019
Zaaknummer(s): 070/2018
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen sociaal psychiatrisch verpleegkundige. Klacht ongegrond. Het college is van oordeel dat het te billijken valt dat verweerster de spv- zorgverlening tijdelijk heeft opgeschort zolang er geen overeenstemming was over de randvoorwaarden van zorg. Dat klaagster hierover niet met de instelling in gesprek wilde, kan verweerster niet worden aangerekend.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 25 januari 2019 naar aanleiding van de op 13 februari 2018 bij het Regionaal Tuchtcollege te Eindhoven ingekomen en naar het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle doorgestuurde klacht van

A , wonende te B,

k l a a g s t e r

-tegen-

C , verpleegkundige, werkzaam te B,

bijgestaan door mr. L.A.P. Arends, advocaat te Nijmegen,

v e r w e e r s t e r

1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen;

- het e-mailbericht van klaagster d.d. 24 maart 2018 met bijlage;

- brieven van de secretaris aan klaagster en verweerster d.d. 11 april en 17 april 2018;

- de repliek met de bijlagen;

- de dupliek met bijlage van klaagster d.d. 10 december 2018 met verzoek om aanhouding;

- het e-mailbericht aan klaagster d.d. 13 december 2018 dat het verzoek om aanhouding wordt afgewezen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 21 december 2018, alwaar is verschenen verweerster, bijgestaan door haar gemachtigde. Klaagster is met kennisgeving niet verschenen. Ter zitting is eveneens behandeld de klacht tegen een collega van verweerster. Die klacht is bekend onder nummer 165/2018. In die zaak zal afzonderlijk uitspraak worden gedaan.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken (waaronder het medisch dossier) en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Verweerster is werkzaam als Sociaal Psychiatrisch Verpleegkundige (SPV) bij Pro Persona GGz en meer in het bijzonder bij het Flexible Assertive Community Treatment (FACT-team 1). Pro Persona is een erkende instelling die zich bezighoudt met de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg. Klaagster is eerder bij Pro Persona onder behandeling geweest, dit traject is in 2012 afgesloten. In maart 2017 kwam klaagster opnieuw in behandeling bij Pro Persona. Haar regiebehandelaar werd de eveneens aangeklaagde collega van D, GZ-psycholoog. Daarnaast waren vanuit FACT-1 een psychiater en een maatschappelijk werkster betrokken. Verder ontving klaagster ambulante woonbegeleiding van de Regionale Instelling voor Beschermde Woonvormen (RIBW). Vanaf de start van de behandeling was er discussie tussen klaagster en Pro Persona over de invulling van de zorgverlening in uiteenlopende opzichten. De inzet van de crisisdienst was een terugkerende discussie.

In mei/juni 2017 werd na herhaaldelijk verzoek van klaagster een SPV, te weten verweerster, bij het behandelteam betrokken. Verweerster zag klaagster voor het eerst tijdens een kennismakingsgesprek op 22 juni 2017. In de periode juli tot september 2017 waren de contacten tussen klaagster en verweerster conform het behandelplan. Eind september 2017 na een crisis, gaf klaagster per e-mail aan dat er in geval van escalatie iemand van de crisisdienst langs moest komen. Verweerster gaf aan navraag te doen bij de Regionale Crisisdienst (RCD). Er werd vervolgens een crisiskaartconsulent ingezet om samen met klaagster een crisiskaart op te stellen. Op 11 oktober 2017 besprak verweerster de crisiskaart met klaagster. Uit de notities van verweerster blijkt dat klaagster constructief bezig was. Klaagster bleef het oneens over de inzet van de crisisdienst. Op 30 november 2017 vond er een gesprek plaats tussen klaagster, verweerster en de crisiskaartconsulent. In dit gesprek werd door verweerster toegelicht dat het uitgangspunt is dat de RCD niet langskomt bij ruzies en er werden alternatieven besproken. Het signaleringsplan werd aangepast. Klaagster kwam per e-mail van 1 en 4 december 2017 terug op de gemaakte afspraken. Zij en haar partner wilden de toezegging dat de crisisdienst in geval van crisis een huisbezoek zou afleggen. Tevens bevatte de e-mail een verzoek om een gesprek met de psychiater over haar medicatie. In het gesprek met verweerster op 11 december 2017 ging het wederom over de inzet van de crisisdienst. Op 20 december 2017 was er een gezamenlijk overleg/evaluatie met een medewerker van het RIBW. Klaagster gaf aan dat het vertrouwen in Pro Persona wisselend was. Zij had klachten ingediend bij Pro Persona die in behandeling waren. Vanwege een uitvaart werd door verweerster de afspraak van 15 januari 2018 met klaagster verzet. Verweerster heeft klaagster een telefonische afspraak voor later die middag aangeboden. Klaagster wilde echter vervangende zorg geleverd krijgen door Pro Persona. Verweerster heeft klaagster hierop per e-mail bericht dat bij onverwachte gebeurtenissen het niet lukt om vervanging te krijgen en dat ze daarom heeft aangeboden om met klaagster te bellen. De wekelijkse afspraak bij de GZ-psycholoog was er en klaagster kon zo nodig een beroep doen op de zogeheten bureaudienst, het vangnet voor overdag. Klaagster liet in een e-mail van 12 januari 2018 weten dat zij bij haar standpunt bleef dat zij recht had op zorgverlening en dat zij vervangende zorg wenste. Op 22 januari 2018 liet klaagster per e-mail weten dat zij het op prijs zou stellen als er geen informatie voor en over haar zonder haar medeweten werd gewisseld tussen Pro Persona en het RIBW. Verweerster heeft diezelfde dag mede namens de behandelend GZ-psycholoog een e-mail aan klaagster gestuurd met een kopie aan de behandelend GZ-psycholoog, de zorgmanager en de begeleidster van het RIBW. De inhoud van deze e-mail luidt als volgt:

“We zien dat je de afgelopen week vragen hebt gesteld over facturen, algemene voorwaarden, uitwisseling van gegevens met de RIBW, vervanging bij onvoorziene omstandigheden, het (wijzigen) van je behandelplan en mogelijke uitbreiding van taken (administratieve ed) door Pro Persona. Ondertussen lopen er twee klachten waarvan er eentje op jouw verzoek is opgeschort.

In zijn algemeenheid is te zeggen dat wij geen algemene voorwaarden hebben zoals bij een product wat je koopt en waar je garantie op kunt krijgen. Wij hebben een inspanningsverplichting en geen resultaatverplichting. Ons dagelijkse werk is gebaseerd op de Wet Geneeskundige Behandelovereenkomst (WGBO). Die regelt in grote lijnen de rechten en plichten van hulpverleners en cliënten. Je kunt het zien als een raamwerk. De verdere invulling van de behandeling wordt vastgelegd in het behandelplan. Hier moet wederzijdse toestemming over bestaan. In de WGBO is bijvoorbeeld vastgelegd dat er gegevens uitgewisseld mogen worden met externen als die relevant zijn voor de behandeling. Naar onze mening is daar sprake van en vinden we het voor de hand liggen dat wij samenwerken met de RIBW.

Een andere wettelijke regeling waar wij mee te maken hebben is de Wet BIG. Die gaat over bevoegdheden en bekwaamheden van de professionele hulpverlener. Daarin is bijvoorbeeld het tuchtrecht geregeld.

Het voert te ver om daar inhoudelijk verder op in te gaan. Het zijn regelingen die op de achtergrond van belang zijn. In onze regulier contacten gaat het om de hulp aan jou, Daar moeten we ons op toeleggen wat ons betreft.

Ik stuur cc’s zodat de betrokkenen hierover geïnformeerd zijn.”

Klaagster reageerde vervolgens als volgt:

“Beste C,

Ik ben er niet van gediend dat u zich zo opstelt tegen over mij en ineens namens anderen mijn een email gaat sturen zonder dat mijn vragen beantwoord worden.

Ik sta erop dat u zaken weer terugkoppelt naar waar ze thuis horen en dat ik alsnog antwoorden krijg. U heeft nu zonder mijn weten en toestemming informatie over mij per email aan derden toegestuurd die derden niets aangaat.

Naast de WGBO hebben we ook nog een privacy wetgeving.

Ik zou het fijn vinden als u aan degene aan wie u de email gestuurd heeft als niet verzonden dient te beschouwen.”

Verweerster heeft overleg gehad met haar leidinggevende en zij berichtte klaagster per e-mail van 25 januari 2018 als volgt:

“We hadden een huisbezoek afgesproken voor 29 januari. Op jouw verzoek is dat omgezet naar een gesprek bij mij op kantoor.

Gezien de mailwisseling van de afgelopen week heeft het mijn voorkeur dat je eerst een gesprek met mijn leidinggevende gaat hebben. Dan kunnen alle vragen over de organisatie van de zorg en randvoorwaarden besproken worden. Als dat opgehelderd is, spreek ik graag weer met je af.”

Klaagster was het hier niet mee eens en was van mening dat verweerster haar zorg weigerde. Verweerster heeft nogmaals verwezen naar de zorgmanager.

Op 29 januari 2018 heeft klaagster verweerster per e-mail het volgende bericht.

“U weigert dus wel zorg te leveren

Als een zorgmanager vragen aan mij heeft dan hoor ik dat van deze zelf wel schriftelijk en daar hoeft u niet tussen te zitten en zeker hoeft u geen zaken proberen af te dwingen.

Klachten een ggz behandeling moet wel los van elkaar door kunnen gaan.

Ik heb u een klacht gestuurd over uw handelwijze m.b.t mijn privcy, daar gaat u niet op in maar een dag later wijgert u mijn zorg te leveren zoals afgesproken.

U dreigt mij met stoppen zorglevering zonder geldige reden.

Ik wil u vragen mij maandag alsnog bij mij thuis SPV zorg te leveren en niet over te gaan tot weigeren zorglevering aan mij.

Als u niet reageerd op mijn klacht aan u of als u weigert mij zorg te leveren zal ik mijn klacht plus eventuele aanvulling vanwege niet nakomen zorgplicht bij de directie en of medisch tuchtcollege indienen ende zorgverzekeraar op de hoogte brengen.

U weigert nu zorg te leveren en respecteert mijn privacy niet en dat zie ik graag anders.”

Op 31 januari 2018 ontving Pro Persona twee klachten van klaagster over verweerster betreffende het schenden van privacy en het staken van de SPV-zorglevering. Klaagster werd door het secretariaat uitgenodigd voor een gesprek met de zorgmanager. Per

e-mail van 3 februari 2018 liet klaagster weten niet met de zorgmanager in gesprek te willen. Een bemiddelingspoging van de patiëntenvertrouwenpersoon en de klachtenfunctionaris slaagde niet.

3. HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerster -zakelijk weergegeven- dat zij onterecht en zonder geldige reden haar zorg, zoals in behandelovereenkomst overeengekomen, heeft gestaakt en hierdoor de WGBO niet naleeft. Er is nagelaten vervangende zorg te leveren en zij is ook niet gewaarschuwd alvorens zorg te staken. Door het staken van de zorg is klaagster ook haar casemanager kwijtgeraakt omdat verweerster die taak ook vervulde.

4. HET STANDPUNT VAN VERWEERSTER

Verweerster voert -zakelijk weergegeven- aan dat haar geen tuchtrechtelijk verwijt valt te maken. Zij heeft op zorgvuldige wijze en op grond van gewichtige reden de zorgverlening aan klaagster opgeschort. De voortdurende discussie over de voorwaarden voor de zorgverlening stonden de zorgverlening zelf in de weg. Om de impasse te doorbreken heeft het FACT-1 een scheiding aangebracht tussen communicatie met klaagster over de randvoorwaarden voor de zorg enerzijds en haar daadwerkelijke behandeling anderzijds. De opschorting van de zorg door verweerster gold slechts in afwachting van een oplossing. De noodzakelijke zorgverlening aan klaagster was geborgd in de vorm van wekelijkse therapiesessies met haar GZ-psycholoog en met de psychiater op afroep waardoor de beslissing om de SPV-zorgverlening te staken verantwoord is genomen. De insteek hierbij was dat dit een situatie van korte duur zou betreffen nu de oplossingsgerichte afspraak met de leidinggevende van verweerster op korte termijn zou plaatsvinden. Het bleek echter niet mogelijk om met klaagster in gesprek te komen. Pro Persona heeft steeds geprobeerd, tot op de dag van vandaag, met klaagster te overleggen over de ontstane situatie maar klaagster weigert op welke manier dan ook in gesprek te gaan. Aan klaagster is ruimschoots gelegenheid geboden om medewerking te verlenen aan het doorbreken van de ontstane impasse. FACT-1 en verweerster hebben zich ervan vergewist dat klaagsters reguliere behandeling werd gecontinueerd door de GZ-psycholoog en psychiater.

Pro Persona heeft steeds duidelijk gemaakt aan klaagster dat hervatting van de SPV-zorgverlening niet mogelijk was zonder onderling overleg daarover. Het onbereikbaar zijn en blijven van klaagster voor overleg heeft erin geresulteerd dat het niet tot een daadwerkelijk voorstel tot hervatten van de SPV–zorgverlening heeft kunnen komen. Na 25 januari 2018 was de continuïteit van de zorgverlening aan klaagster geborgd door gesprekken met de GZ-psycholoog en de psychiater. Vanwege de opstelling van klaagster konden de SPV-taken niet worden overgenomen door een collega. Het FACT- team voorzag dat het patroon van discussie zich bij een overname van de behandeling zou herhalen. Dat patroon moest worden doorbroken voordat de zorgverlening daadwerkelijk kon plaatsvinden.

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Klaagster verwijt verweerster in strijd met de WGBO gehandeld te hebben door zonder geldige reden de zorg aan klaagster te hebben gestaakt als behandelend SPV en als casemanager.

Uit de stukken en uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat klaagster op meerdere punten niet tevreden was over Pro Persona. Zo was er vanaf het begin af aan in meer of mindere mate discussie over de randvoorwaarden waaronder Pro Persona zorg aan klaagster kon leveren. Verweerster heeft gesteld dat deze voortdurende discussie inhoudelijke zorgverlening in de weg stond en dat daarom in overleg met het hele FACT-team besloten is om een scheiding aan te brengen tussen de communicatie over de rand- voorwaarden enerzijds en de inhoudelijke behandeling anderzijds. Zij heeft de zorg aan klaagster niet gestaakt maar, zoals ook blijkt uit haar e-mail aan klaagster, tijdelijk opgeschort in afwachting van de uitkomst van een gesprek tussen klaagster en de leidinggevende van verweerster. Het college acht deze handelwijze te billijken. Anders dan klaagster stelt werd de zorg niet gestaakt maar opgeschort, waarbij de verwachting was dat dit van korte duur zou zijn omdat klaagster op korte termijn een gesprek met de zorgmanager werd aangeboden. Bovendien was klaagster niet verstoken van zorg omdat de contacten met haar behandelend GZ-psycholoog doorliepen en er ook op afroep contact met de psychiater mogelijk was. Ter zitting heeft verweerster toegelicht dat het een gezamenlijke beslissing van het FACT-team was om geen andere SPV aan klaagster te koppelen. Het FACT-team voorzag dat dit geen oplossing zou zijn omdat dezelfde problemen zich bij deze SPV ook zouden voordoen. Hoewel het college van oordeel is dat in deze ook een andere afweging gemaakt had kunnen worden, kan niet geoordeeld worden dat de keuze om geen vervangende SPV in te zetten tuchtrechtelijk verwijtbaar was. Dat klaagster er zelf voor heeft gekozen niet in gesprek te willen gaan met de zorgmanager om uit de ontstane impasse te komen waardoor zij langere tijd geen SPV- zorg heeft gehad, kan verweerster niet worden aangerekend.

Voor zover klaagster zich er blijkens haar e-mail van 10 december 2017 ook over beklaagt dat gegevens met betrekking tot het RIBW onterecht bij het tuchtcollege zijn terechtgekomen is deze klacht ongegrond. Hiertoe wordt als volgt overwogen. Klaagster heeft bij Pro Persona een klacht ingediend over het schenden van haar privacy door verweerster omdat zonder klaagsters toestemming gegevens zijn gewisseld met het RIBW. Deze klacht is gegrond verklaard en Pro Persona heeft aangegeven dat het RIBW verzocht zal worden de onterecht verstrekte e-mails te vernietigen. Dit staat echter los van het gegeven dat in klaagsters dossier bij Pro Persona e-mailwisseling aanwezig is tussen Pro Persona en het RIBW. Deze stukken maken deel uit van het medisch dossier van klaagster bij Pro Persona en verweerster mag in het kader van haar verweer in een tuchtzaak als de onderhavige relevante stukken uit het medisch dossier overleggen.

Gelet op het voorgaande worden de klachten ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het college wijst de klacht af.

Aldus gegeven door P.E.M. Messer-Dinnissen, voorzitter, A.H. de Vries en

R. Broeren-Woudstra, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van K.M. Dijkman, secretaris, en uitgesproken in het openbaar op 25 januari 2019 door A.L. Smit, voorzitter, in tegenwoordigheid van H. van der Poel-Berkovits, secretaris.

voorzitter

secretaris

Tegen deze beslissing kan binnen zes weken na de dag van verzending van het afschrift ervan schriftelijk hoger beroep worden ingesteld bij het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg door:

a. de klager en/of klaagster, voor zover de klacht is afgewezen, of voor zover hij/zij niet-ontvankelijk is verklaard;

b. degene over wie is geklaagd;

c. de hoofdinspecteur of de regionale inspecteur van de volksgezondheid, wie de aangelegenheid uit hoofde van de hun toevertrouwde belangen aangaat.

Het tot het Centrale Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.