ECLI:NL:TGZRZWO:2019:140 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 160/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:140
Datum uitspraak: 18-11-2019
Datum publicatie: 18-11-2019
Zaaknummer(s): 160/2019
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater, destijds in opleiding. (Reikwijdte) onderzoek in kader van second opinion. Kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 18 november 2019 naar aanleiding van de op 29 juli 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, werkzaam te D,

bijgestaan door E, F.

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in het vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Ten tijde van het handelen waarover wordt geklaagd was beklaagde onder supervisie werkzaam als psychiater in opleiding bij het F. Op 12 december 2018 is klager door beklaagde en de supervisor van beklaagde, tegen wie eveneens een klacht is ingediend door klager met nummer 161/2019 en waarin gelijktijdig uitspraak wordt gedaan, gezien in het kader van een second opinion. Deze second opinion werd op verzoek van klager uitgevoerd ten aanzien van de eerder gestelde diagnose schizofrenie. Beklaagde en zijn supervisor hebben klager op 12 december 2018 circa anderhalf tot twee uur gesproken. Tijdens het gesprek liet klager een map zien met daarin zijn volledige medische dossier. Beklaagde en klager hebben samen door het dossier gebladerd. Gezien de grote omvang van het dossier zijn uit dit dossier gericht samenvattende documenten en brieven geselecteerd en gescand voor opname in het medisch dossier van klager bij het F. Beklaagde en zijn supervisor hebben in het kader van de second opinion een rapport opgemaakt waarin zij onder meer concluderen dat zij geen redenen hebben om te twijfelen aan de eerder gestelde diagnose schizofrenie.

Klager heeft nadien een klacht ingediend bij de oordeelcommissie van het F. Deze klacht is ongegrond verklaard.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager stelt dat er geen volledige second opinion is uitgevoerd door beklaagde, maar enkel een kennismakingsgesprek heeft plaatsgevonden. Hij verwijt beklaagde verder dat deze heeft geweigerd een dossiercontrole uit te voeren en de eerder gestelde diagnose heeft bevestigd mede op basis van het feit dat klager beklaagde en zijn supervisor beschuldigt en hen een gebrek aan empathie verwijt.

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert -zakelijk weergegeven- aan dat er niet enkel een kennismakingsgesprek heeft plaatsgevonden. Er is uitvoerig gesproken met klager. Daarnaast is uitgebreide dossierinformatie betrokken in het onderzoek, evenals de inhoud van de van klager ontvangen e-mails en het telefonisch overleg met de huisarts.

Wat betreft de dossiercontrole voert beklaagde aan dat het niet het doel van een second opinion is om een volledige dossiercontrole uit te voeren. Verder is het onjuist dat beklaagde en zijn supervisor de diagnose hebben bevestigd; op basis van de verkregen informatie zagen zij geen aanleiding de eerder gestelde diagnose te verwerpen.

Beklaagde stelt dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en vraagt om verwerping van de klacht.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college stelt voorop dat, blijkens de uitspraak van de oordeelcommissie naar aanleiding van de klachtenprocedure en het rapport van beklaagde en zijn supervisor, de second opinion gericht was op de vraag of beklaagde en zijn supervisor konden onderschrijven dat de diagnose schizofrenie onjuist was. Klager had geen volledig hernieuwd psychiatrisch onderzoek op het oog; de daarvoor benodigde hetero-anamnese wees hij af. Klager wilde af van de diagnose schizofrenie. Gelet op de vraagstelling acht het college het door beklaagde en de supervisor uitgevoerde onderzoek, inhoudende een uitvoerig gesprek en het betrekken van uitgebreide documentatie uit het medisch dossier van klager en telefonisch overleg met zijn huisarts, afdoende. Uit het rapport van beklaagde en de supervisor van beklaagde blijkt dat zij geen aanwijzingen vonden om de gestelde diagnose te verwerpen en daarmee hebben zij de aan hen voorgelegde vraag onderbouwd beantwoord.

Het college is daarnaast van oordeel dat er, gelet op de reikwijdte van de second opinion, geen aanleiding was om een volledige dossiercontrole uit te voeren. Het volstond om gericht relevante documentatie te betrekken uit het door klager meegenomen dossier. Gelet hierop is het college van oordeel dat de klachten als kennelijk ongegrond moeten worden afgewezen.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven door A.M. Koene, voorzitter, H.L. Wattel, lid-jurist, M.D. Klein Leugemors, R.J. Wolters en M.H. Braakman, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van

E.C.M. Thoonen, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.