ECLI:NL:TGZRZWO:2019:128 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 145/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:128
Datum uitspraak: 25-10-2019
Datum publicatie: 25-10-2019
Zaaknummer(s): 145/2019
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Gegrond, waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen tandarts gedeeltelijk gegrond. Niet aannemelijk is gemaakt dat elementen met composiet zijn behandeld. Die behandeling staat niet vermeld op de bij uitstek voor het vastleggen van handelingen bedoelde patiëntenkaart. Vermelding op een begroting van een behandelplan is onvoldoende. Verder is patiënt in afwijking van het standpunt van de KNMT over het beëindigen van de behandelingsovereenkomst zonder mondelinge en schriftelijke waarschuwing uitgeschreven uit de praktijk. Volgt waarschuwing.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 25 oktober 2019 naar aanleiding van de op 5 juli 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

gemachtigde: mr. E. Dusunceli, advocaat te Arnhem,

k l a g e r

-tegen-

C , tandarts, werkzaam te D,

gemachtigde: mr. J.S.M. Brouwer, DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

b e k l a a g d e

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

- het klaagschrift met de bijlagen;

- het verweerschrift met de bijlagen waaronder de tandheelkundige gegevens;

- nader opgevraagde gegevens van beklaagde.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid om te worden gehoord in het kader van het vooronderzoek.

De zaak is behandeld ter openbare zitting van 11 oktober 2019. Klager heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Beklaagde is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Blijkens de patiëntenkaart van klager was hij vanaf juli 2017 ingeschreven bij beklaagde. Op 12 juli 2017 werd op verzoek van klager door beklaagde een behandelplan met kostenoverzicht opgesteld. Op 6 september 2017 werd dit behandelplan op verzoek van klager uitgebreid met vier kronen. De begroting werd aangepast en in drie delen opgesteld onder vermelding van de datum 12 juli 2017. Wat betreft de bovenkaak werden reiniging en extracties en een tijdelijke gebitsprothese voorgesteld voor een bedrag van € 1372,05. Voor de onderkaak werd een bedrag van € 4200,04 begroot voor het verwijderen van tandsteen, behandelen van cariës met composiet, opbouwen van elementen met composiet en zes kronen die deel uitmaken van een constructie met extensies. Tenslotte werd voor een frame voor de onderkaak een bedrag van € 801,20 begroot.

Blijkens de patiëntenkaart werd op 12 juli 2017 aangevangen met de behandeling, het trekken van de kiezen 44 en 34.

Op 6 september 2017 noteerde beklaagde: “33/43 kr prep gedaan, wil onderfrond ook gekroond hebben. besloten om 2x 3delige brug te maken 41-43 en 31-33 met distale extentie, zonder frame ankers ok tst verw. en bk met airflow gedaan. vk bk nalopen en prep. 42-32 nog doen dan 43-33 afdrukken voor de kronen ex frame 4200eur, in 2 delen de rest decl. in jan 2018 frame ok en event nieuw vp bk”.

Op 27 september 2017 werd na diverse extracties op de bovenkaak een noodkunstgebit geplaatst. Op deze datum noteerde beklaagde omtrent betaling: “op 25 okt neemt 4200 euro mee”.

Op 16 oktober 2017 noteerde beklaagde: “prep 43-33 gedaan, deff. afgedrukt en tijdelijke voorziening”.

Op 25 oktober 2017 werden blijkens de patiëntenkaart zes kronen geplaatst op de elementen 43-33. Bij die datum is voorts vermeld: “1400 meegenomen in paar dagen neemt hij 2800”.

Op 27 oktober 2017 belde klager over pijn ten gevolge van de behandeling. Hij wilde ook graag de “kosten op papier hebben” en zou dat de volgende maandag ophalen. Beklaagde heeft op 30 oktober 2017 een overzicht opgesteld van de kosten van de behandeling tot een bedrag van € 4331,24. Klager verscheen echter niet.

Op 13 november 2017 stuurde beklaagde een e-mail waarin hij klager om contact vroeg in verband met een openstaande factuur. Op 16 november 2017 stuurde klager een e-mail waarin hij aangaf dat hij wel een nota ontvangen had maar “dat is van de totale behandeling terwijl een deel nog niet uitgevoerd is.”. Beklaagde stuurde daarop nog dezelfde dag een factuur voor een openstaand bedrag van € 2800,04 voor de volgens hem uitgevoerde behandeling. Klager vroeg op 17 november 2017 per e-mail: “Is 4200,04 euro alleen voor plaatsen 6 kronen van mijn onderste tanden ??”. Op 20 november 2017 antwoordde beklaagde per e-mail dat klager volgens hem de betaling wilde vertragen. Hij stelde meerdere malen persoonlijk te hebben uitgelegd waarvoor het bedrag was en dat het bedrag inderdaad de zes kronen betrof. Hij merkte op dat er in 2018 nog een frame gemaakt zou worden voor een bedrag tussen de 800 en 900 euro. Klager diende te betalen binnen de termijn en anders zou beklaagde een incassobureau inschakelen.

Op 1 december 2017 e-mailde klager dat hij niet wilde vertragen maar niet verwachtte nog dat jaar alles te moeten betalen. Afgesproken was volgens hem “dat ik in 2 termijnen betalen en de laatste termijn volgend jaar als ik helemaal klaar ben en bij de laatste afspraak. Ik heb een deel van de eerste termijn al betaald en voor de rest heb ik een lening aangevraagd. Als het goed is ontvang ik de lening volgende week. Ik zal je dit jaar nog 700 euro btalen en volgend jaar betaal ik 2100 euro volgens de afspraak met u”. Beklaagde reageerde op 4 december 2017 per e-mail: ”Ik zou u tegenmoet komen om in twee delen te betalen mits u beide behandelingen dit jaar zou uit laten voeren, maar koos ervoor om een gedeelte van de behandeling in 2018 te laten uitvoeren. Ook dan is u duidelijk verteld en opgeschreven hoeveel en wanneer u de kosten zou moeten betalen. Er is hierover meerdere malen met u gecommuniceerd. Aangezien u zich niet aan de afspraken hebt gehouden en niet binnen de gestelde termijn uw achterstand hebt voldaan, schrijf ik u bijdeze uit in onze praktijk. Zo kan ik niet de zorg en de verantwoordelijkheid dragen”.

Op 19 februari 2018 e-mailde klager dat hij niet tevreden was.  “kleur van de tanden zijn niet hetzelfde, boven is A2 en onder A1 en jij hebt mij uitgeschreven en je geeft mij ook geen garantie. Ik kan nu alles betalen maar ik wil liever Jou betalen wanneer je alles hebt gedaan misschien kunnen wij een gesprek aan gaan om samen tot een oplossing te komen”.

Op 20 februari 2018 e-mailde beklaagde in reactie dat hij klager niet nogmaals gaat inschrijven als patiënt, omdat klager ondanks alle e-mails niet betaald had en zelfs niet gereageerd had op de waarschuwingsbrief van uitschrijving. Omdat E de brug voor klager vervaardigd had, verwees beklaagde klager daar naartoe voor het geval hij het plan verder af wilde maken. 

Bij brief van 9 mei 2018 werd beklaagde door een gemachtigde van klager aansprakelijk gesteld voor de door klager geleden schade. De vordering van beklaagde werd betwist, de opzegging onrechtmatig genoemd en beklaagde werd gesommeerd om met een voorstel tot voltooiing van de behandeling van klager te komen.

Beklaagde deelde zijn standpunt mee per brief van 14 mei 2018 en stelde nadrukkelijk dat de afgesproken behandeling voltooid was en dat klager door betaling de extra incassokosten en uitschrijving had kunnen voorkomen.

Klager heeft hierop nog een klacht ingediend bij de KNMT. De klachtenfunctionaris heeft klager onder meer op 5 maart 2019 laten weten dat zij geen mogelijkheid zag voor een bemiddeling waarbij zij adviseerde om de rekening aan beklaagde te voldoen en het gebit bij E te laten afmaken na het betalen van het daarvoor afgesproken bedrag.    

Klager heeft zich vervolgens tot tandarts F gewend die werkzaamheden voor ruim € 3600,- bij klager heeft verricht. Bij brief van 12 april 2019 heeft deze tandarts geschreven: “De bevindingen zijn: Een brug gemaakt van VMK materiaal. Van de 33 tot 43 . De brug is niet goed passend op de elementen waardoor er bij alle elementen cervicale cariës te vinden is. Daarom heb ik de brug verwijderd en ben ik het volgende tegengekomen: onder de brug er was geen opbouw gemaakt van composiet waar te nemen. Voor nu is de heer bij ons in behandeling voor het vervaardigen van een nieuwe brug. Ook is er een wortelkanaalbehandeling nodig in verband met de cariës die is ontstaan wegens geen goede randaansluiting. Ook krijgt de heer een passende frame prothese voor de onderkaak.”

3.    HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde – zakelijk weergegeven – een onzorgvuldige en onvolledige behandeling. Klager heeft pijn geleden, er is gebleken dat er geen goed aansluitende brug was en dat er geen behandeling met composiet heeft plaatsgevonden. Klager heeft kosten moeten maken om de problemen aan zijn gebit te verhelpen. Voorts heeft beklaagde klager niet met een geldige reden uitgeschreven uit zijn praktijk.  

4.    HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde heeft de klachten en daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Dat klager pijn heeft geleden is inherent aan de behandeling van gebitsproblemen. Dat klager als gevolg van de behandeling door beklaagde zodanig extreme pijn heeft ondervonden dat dit beklaagde tuchtrechtelijk te verwijten is, is niet onderbouwd.

5.3

Dat klager anderhalf jaar na afloop van de behandeling door beklaagde kosten heeft moeten maken voor het verhelpen van gebitsproblemen door een opvolgende tandarts, is voorstelbaar. Dat dit enkel en alleen aan beklaagde te verwijten is, kan na verloop van zoveel tijd niet worden vastgesteld. Of klager in de tussentijd tandheelkundige behandelingen heeft ondergaan, is bijvoorbeeld niet vermeld.

5.4

Dat er geen goed aansluitende brug was, kan verschillende oorzaken hebben. Klager heeft niet met behulp van beeldmateriaal aannemelijk gemaakt dat dit het gevolg is van de behandeling door beklaagde. De klacht is met de enkele vermelding in de brief van de opvolgende tandarts dat de brug niet goed passend is op de elementen onvoldoende onderbouwd om beklaagde een tuchtrechtelijk verwijt te maken.

5.5

Beklaagde is ter zitting uitgebreid bevraagd over het verband tussen de begroting van de voorgestelde behandeling van de onderkaak van klager en de patiëntenkaart van de feitelijk uitgevoerde behandeling. Beklaagde heeft met de beantwoording van die vragen niet aannemelijk gemaakt dat de elementen 33-43 met composiet zijn behandeld. Die behandeling staat niet vermeld op de bij uitstek voor het vastleggen van handelingen bedoelde patiëntenkaart. Vermelding op een begroting van een behandelplan is onvoldoende. De verklaring ter zitting van beklaagde weegt daarbij niet op tegen de vermelding in de brief van de opvolgende tandarts dat er onder de brug geen opbouw gemaakt van composiet was waar te nemen.

In zoverre is de klacht gegrond.

5.6

Een herhaalde weigering van de patiënt om te betalen kan reden zijn voor de tandarts om de behandelingsovereenkomst te beëindigen. De tandarts waarschuwt de patiënt eerst mondeling en als dat geen effect heeft daarna schriftelijk dat de behandeling wordt opgeschort en daarna beëindigd. De tandarts zal acute tandheelkundige hulp voortzetten of zorgt in overleg met patiënt voor hulp door een andere tandarts en wel totdat de patiënt een nieuwe tandarts heeft gevonden. Aldus het standpunt van de KNMT (2012), te vinden op haar website, en overeenkomend met de jurisprudentie.

Beklaagde had bij herhaalde weigering van klager om te betalen mogelijk een gewichtige reden om de overeenkomst met klager op te zeggen. In dit geval had beklaagde klager niet mondeling en niet schriftelijk gewaarschuwd, zodat er geen sprake was van een voortdurende weigering om de rekening te betalen, zoals bedoeld in de notitie “Het beëindigen of niet-aangaan van een behandelingsovereenkomst” van het NMT. En was er echter geen geldige reden om klager uit te schrijven uit de praktijk, omdat beklaagde klager niet mondeling en niet schriftelijk heeft gewaarschuwd. De e-mail van 4 december 2017 is onmiskenbaar geen waarschuwing maar een definitieve beëindiging. Dat klager nog automatisch werd uitgenodigd voor periodieke controles, kan niet worden opgevat als voortzetting van acute hulp. Verder gebeurde de verwijzing naar E zonder overleg met klager.

Ook in zoverre slaagt de klacht.

5.7

Omdat de klacht gedeeltelijk gegrond is, zal het college een maatregel opleggen. Volstaan wordt met het opleggen van een waarschuwing. Het college heeft er rekening mee gehouden dat beklaagde niet eerder in aanraking is geweest met de tuchtrechter.

6.    DE BESLISSING

Het college:

·         verklaart de klacht gegrond als vermeld onder 5.5 en 5.6;

·         verklaart de klacht voor het overige ongegrond;

·         legt beklaagde de maatregel op van waarschuwing.

Aldus gegeven door W.J.B. Cornelissen, voorzitter, S.B. Boorsma, lid-jurist,

R.T. Thomson, Th.J.M. Hoppenreijs en M.E. Geertman, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van B.E.H. Zijlstra-Bauer, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.     Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.     Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.     Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.