ECLI:NL:TGZRZWO:2019:103 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle 016/2019

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2019:103
Datum uitspraak: 12-07-2019
Datum publicatie: 12-07-2019
Zaaknummer(s): 016/2019
Onderwerp: Geen of onvoldoende zorg
Beslissingen: Ongegrond/afwijzing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een huisarts over het niet afgeven van het medisch dossier van klaagster. Klacht kennelijk ongegrond.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

Beslissing d.d. 12 juli 2019 naar aanleiding van de op 31 januari 2019 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

A , wonende te B,

bijgestaan door mr. G.J. van der Zon,

 k l a a g s t e r

-tegen-

C , huisarts, werkzaam te D,

v e r w e e r d e r  

1.    HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

-          het klaagschrift met de bijlagen;

-          het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in het vooronderzoek.

2.    DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Klaagster is tot 4 mei 2017 patiënt geweest in de praktijk van verweerder. Op 29 mei 2017 heeft klaagster per e-mail laten weten dat zij zich in verband met verhuizing wilde laten uitschrijven en heeft zij verweerder de gegevens van haar nieuwe huisarts gestuurd. Verweerder heeft vervolgens het dossier van klaagster naar de nieuwe huisarts gestuurd.

Bij e-mail van 4 december 2018 heeft klaagster verweerder laten weten dat haar huisarts bij herhaling heeft aangegeven slechts een summier gedeelte van haar medisch dossier te hebben ontvangen. In verband met een toekomstige behandeling was het voor haar nodig om over haar volledige medische dossier te beschikken. Klaagster stelde in haar

e-mail voor om een afspraak te maken om dit dossier persoonlijk te komen ophalen. In deze e-mail wordt het telefoonnummer van haar gemachtigde genoemd via wie de afspraak gemaakt kan worden. Op 5 december 2018 nam een medewerkster van de praktijk telefonisch contact op met de gemachtigde van klaagster. Over wat er in dit gesprek is gezegd verschillen partijen van mening. Op donderdag 13 december 2018 heeft klaagster haar verzoek via de e-mail herhaald. Op zaterdag 15 december 2018 heeft klaagster een klacht ingediend bij de huisartsenpraktijk. Op maandag 17 december 2018 heeft E, praktijkmanager, per e-mail aan klaagster laten weten dat zij nogmaals het medisch dossier aangetekend heeft toegestuurd naar de nieuwe huisarts van klaagster te F. Zij vermeldt in deze e-mail dat het gaat om een computeruitdraai en dat klaagster met haar nieuwe huisarts kan communiceren over het dossier.

3.    HET STANDPUNT VAN KLAAGSTER EN DE KLACHT

Klaagster verwijt verweerder -zakelijk weergegeven- dat hij ondanks herhaalde verzoeken niet is overgegaan tot verstrekking van haar medisch dossier. Hij heeft daarbij niet de zorg van een goed hulpverlener in acht genomen. Klaagster heeft door deze weigerachtige houding zowel immateriële als materiële schade opgelopen.

4.    HET STANDPUNT VAN VERWEERDER

Verweerder voert -zakelijk weergegeven- aan dat zijns inziens de klacht onterecht is. Bij de overdracht van het dossier naar de opvolgend huisarts heeft hij gehandeld volgens de richtlijn van de KNMG en met betrekking tot het recht op inzage en afschrift heeft hij verwezen naar de opvolgend huisarts die sinds 2017 dossierhouder is.

5.    DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1          

Het college wijst er allereerst op, dat het bij de tuchtrechtelijke toetsing van professioneel handelen er niet om gaat of dat handelen beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de beroepsbeoefenaar bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm of standaard was aanvaard.

5.2

Het college is van oordeel dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Klaagster was sinds mei 2017 geen patiënte meer van verweerder; deze heeft haar dossier toen, zoals gebruikelijk is, naar de nieuwe, door klaagster opgegeven, huisarts gestuurd. Klaagster heeft vervolgens per e-mail van 4 december 2018 een verzoek gedaan bij verweerder tot afgifte van het dossier. Vervolgens is er telefonisch contact geweest tussen een medewerkster van de praktijk van verweerder en de gemachtigde van klaagster. Partijen verschillen van mening over de inhoud van dit gesprek. Vaststaat in ieder geval dat klaagster op 13 december 2018 haar verzoek per e-mail heeft herhaald en op 15 december 2018 een klacht heeft ingediend bij de huisartsenpraktijk. Verweerder heeft op 17 december 2018 laten weten dat hij het medisch dossier van klaagster nogmaals aangetekend heeft verstuurd naar de opvolgend huisarts en heeft voor verdere communicatie over het dossier verwezen naar deze huisarts. Nu verweerder niet meer de huisarts was van klaagster en hij het dossier al in 2017 had overgedragen naar de opvolgend huisarts heeft hij klaagster terecht verwezen naar haar huidige huisarts. Het lag daarom niet (meer) op de weg van verweerder als voormalig huisarts van klaagster om het dossier aan haar af te geven. Derhalve is van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen geen sprake.

5.3

Gelet op het voorgaande is de klacht kennelijk ongegrond en dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven in raadkamer door E.W. de Groot, voorzitter, J.C.J. Dute, lid-jurist en M.D. Klein Leugemors, P.A.J. Buis en E.I. van Dijk, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van K.M. Dijkman, secretaris.                                                               

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                 secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.     Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.     Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.     Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.